VAKnieuws
Vermogen speelt een rol bij draagkrachtRechtsvraagMag van de gepensioneerde onderhoudsplichtige verwacht worden dat hij inteert op zijn vermogen of dat hij zijn vermogen rendabel maakt? OverwegingHet hof overweegt als volgt. Voor de bepaling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige, in dit geval de man, is niet alleen zijn inkomen van belang, maar ook de omvang van zijn vermogen. Daarbij gaat het niet alleen om de middelen waarover de onderhoudsplichtige beschikt, maar ook over die waarover hij kan of had kunnen beschikken. Of van een alimentatieplichtige kan worden gevergd dat hij inteert op zijn vermogen of dat rendabel maakt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Cursussen binnenkort: |
|
De GI moet een neutrale derde zijnRechtsvraagIs de GI in casu nog wel in staat om als neutrale derde op te treden in het belang van het kind? OverwegingDe kinderrechter vraagt de Raad voor de Kinderbescherming om te onderzoeken of de GI in casu nog wel in staat is om als neutrale derde op te treden en of de ondertoezichtstelling met de huidige jeugdbeschermers nog wel effectief kan zijn. De kinderrechter kan zich namelijk niet aan de indruk onttrekken dat de jeugdbeschermers onderdeel zijn geworden van de strijd tussen de ouders en hun objectiviteit in de situatie zijn verloren. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Nieuwe ondertoezichtstelling uitgesproken in hoger beroepRechtsvraagKan het hof een nieuwe ondertoezichtstelling uitspreken in een appel tegen een afwijzing van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling? OverwegingHet hof oordeelt dat het een nieuwe ondertoezichtstelling kan uitspreken. Het hof is van oordeel dat het niet zo kan zijn dat van een uitgesproken verlenging wel beroep open staat hetwelk tot een andere beslissing kan leiden en van een afwijzing niet. Ook een afwijzing moet door een hogere rechter kunnen worden getoetst en tot een andere beslissing kunnen leiden. Het hof is van oordeel dat het systeem van de wet meebrengt dat in geval het hof van oordeel is dat de rechtbank het verlengingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen, het hof (opnieuw) een ondertoezichtstelling kan uitspreken, welke in tijd overigens wel beperkt is tot de einddatum van het oorspronkelijke door de GI gedane verleningsverzoek. Cursussen binnenkort: |
|
Voorlopige voorziening partneralimentatie mogelijk zolang de afwijzende beslissing in de bodem nog niet onherroepelijk isRechtsvraagKan de vrouw nog om een voorlopige voorziening partneralimentatie verzoeken nadat de rechtbank haar verzoek in de bodemprocedure heeft afgewezen? OverwegingDe rechtbank overweegt dat een voorlopige voorziening op grond van artikel 821 Rv kan worden verzocht tot het moment waarop zo'n voorziening haar kracht verliest. De man heeft hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van de rechtbank in de bodemprocedure, maar niet tegen de afwijzing van de door de vrouw verzochte partneralimentatie. De vrouw kan nog incidenteel hoger beroep aantekenen tegen de afwijzing van haar verzoek om partneralimentatie en stelt dat zij ook van plan is dit te doen. De afwijzende beslissing ten aanzien van de partneralimentatie is dus nog niet onherroepelijk en daarom kan de vrouw een voorlopige voorziening partneralimentatie verzoeken. Cursussen binnenkort: |
|
Geen concrete ontwikkelingsbedreiging, geen ondertoezichtstellingRechtsvraagKan de ondertoezichtstelling verlengd worden om te monitoren of het goed blijft gaan? OverwegingHet hof oordeelt in deze zaak dat de rechtbank de ondertoezichtstelling ten onrechte heeft verlengd. Vast staat dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen waren, en om die reden is de minderjarige ook uit huis geplaatst geweest. De minderjarige woont nu weer bij de moeder. De gecertificeerde instelling heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht om te monitoren of het goed blijft gaan. Het hof oordeelt dat de gecertificeerde instelling niet heeft gesteld en onderbouwd dat er nog sprake is van een concrete ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof benadrukt in dit kader nadrukkelijk dat een ondertoezichtstelling is bedoeld om concrete ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, niet om de ontwikkeling van een minderjarige te volgen of om een vinger aan de pols te houden. Cursussen binnenkort: |
|
Ouder mag kosten kind niet betalen van het vermogen van het kindRechtsvraagHeeft de vader op onjuiste wijze uitvoering gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter, door haar vermogen aan te wenden voor de kosten van haar levensonderhoud? OverwegingHet hof oordeelt dat de vader niet op een goede wijze uitvoering heeft gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter. De met het gezag belaste ouders zijn ook gezamenlijk bewindvoerders over het vermogen van hun minderjarige kind. Zij moeten als een goed bewindvoerder handelen. De vader heeft de spaarrekening op naam van de minderjarige gesloten, en het geld overgemaakt naar zijn eigen rekening. Hij vindt dat hij dit bedrag niet aan de minderjarige hoeft terug te betalen omdat hij het geld heeft besteed aan haar levensonderhoud. Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:392 BW de ouders verplicht zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen. Dat moet vanuit hun eigen inkomsten of vermogen worden gedaan en niet vanuit het vermogen van het kind. Cursussen binnenkort: |
|
TeruggeleidingsverzoekRechtsvraagIs het kind ongeoorloofd overgebracht naar Nederland? Waar had het kind zijn gewone verblijfplaats voor de reis naar Nederland? Is er sprake van een weigeringsgrond ex artikel 13 van het Verdrag? OverwegingDe moeder is Amerikaans en de vader is Nederlands. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de minderjarige. In 2024 zijn de ouders samen naar Amerika verhuisd. Zij hebben hun verhuizing gedurende twee jaar goed voorbereid. Zij spreken elkaar tegen over de intenties die zij hadden ten aanzien van de verhuizing. Het hof oordeelt dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige door de verhuizing naar Amerika is overgegaan. De vader heeft de minderjarige ongeoorloofd overgebracht naar Nederland waardoor het kind in beginsel moet worden teruggebracht naar Amerika. De vader doet een beroep op de weigeringsgrond ex artikel 13 van het Verdrag. Hij stelt dat de moeder vanwege haar psychische gesteldheid niet in staat is voor het kind te zorgen. De bewijslast voor het beroep op de weigeringsgrond ligt bij de vader. Hij heeft zijn stelling onvoldoende bewezen. Het hof beslist daarom dat het kind moet worden teruggebracht naar Amerika, en wel naar de staat waar de moeder woont. De vader hoeft het kind niet terug te brengen naar het adres van de moeder. De bevoegde rechter ter plaatse moet beslissen over de vraag bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats zal hebben nu de ouders uit elkaar zijn. |
|
Vrijstelling verplichte procesvertegenwoordiging gecertificeerde instellingRechtsvraagIs de gecertificeerde instelling op grond van artikel 1:283 BW ook vrijgesteld van procesvertegenwoordiging bij het indienen van een verweerschrift en in een procedure in hoger beroep? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat gelet op de wetsgeschiedenis, artikel 1:283 BW zo moet worden gelezen dat de vrijstelling van verplichte procesvertegenwoordiging voor de gecertificeerde instelling ook geldt bij het indienen van een verweerschrift, en ook in hoger beroep. Cursussen binnenkort: |
|
Klachtprocedure artikel 8:7 Wvggz alleen voor klachten over verplichte zorgRechtsvraagKan de betrokkene die op vrijwillige basis in een accomodatie verblijft, via de klachtprocedure van artikel 8:7 Wvggz een klacht indienen? OverwegingDe betrokkene verblijft op vrijwillige basis in een woonvoorziening. Daarnaast is voor de betrokkene een zorgmachtiging afgegeven, waarin onder meer de maatregel van 'opnemen in een accommodatie' is opgenomen. De betrokkene heeft te horen gekregen dat hij vanwege zijn gedrag moet vertrekken uit de woonvoorziening, en heeft daarover een klacht ingediend bij de klachtcommissie ex 8:7 Wvggz. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 8:7 Wvggz enkel geldt voor klachten over de uitvoering van verplichte zorg. Nu vast staat dat betrokkene op vrijwillige basis in de woonvoorziening verbleef, is de klachtenprocedure van de Wvggz niet van toepassing. Klachten over (de beëindiging van) de verlening van vrijwillige zorg kunnen in de klachtenprocedure van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) aan de orde worden gesteld. Dat voor betrokkene ook een zorgmachtiging was afgegeven voor onder meer het 'opnemen in een accommodatie' maakt het voorgaande niet anders omdat de klachtmogelijkheid uit artikel 8:7 Wvggz niet bedoeld is voor het effectueren van een aanspraak op een in de zorgmachtiging genoemde vorm van verplichte zorg. Uit art. 8:9 Wvggz volgt dat het aan de zorgverantwoordelijke is om te beslissen of wordt overgegaan tot toepassing van enige in de zorgmachtiging genoemde vorm van verplichte zorg. |
|
Turks huwelijksvermogensrechtRechtsvraagZijn de gouden sierraden die de vrouw tijdens het huwelijksfeest heeft gekregen, onderdeel van het te verrekenen vermogen? OverwegingIn het Turks recht geldt als wettelijks ysteem een regime van verwervingsdeelneming. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen verwervingen en persoonlijk vermogen. De verwervingen dienen bij ontbinding van het huwelijk te worden verrekend. Verwervingen zijn vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot gedurende het regime van verwervingsdeelneming onder bezwarende titel heeft verkregen. T ot het persoonlijk vermogen behoort op grond van de wet onder meer het vermogen dat ieder van partijen voor het huwelijk al had en het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een van de echtgenoten bestemd is (artikel 220 lid 1 en 2 TBW). Het hof oordeelt dat de gouden sieraden tot het persoonlijk vermogen van de vrouw behoren, en dus niet hoeven te worden meegenomen in de verrekening. De sieraden zijn tijdens het huwelijksfeest aan de vrouw gegeven en het huwelijksfeest vond plaats voor de juridische huwelijksvoltrekking. Cursussen binnenkort: |
|
Reiskosten zorg-/omgangsregelingRechtsvraagKan de rechter in het kader van een beslissing over de zorg-/omgangsregeling ook bepalen wie de reiskosten moet dragen, en zo ja, wat geldt dan als uitgangspunt? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat de rechter in het kader van een beslissing over de zorg-/omgangsregeling tevens een beslissing kan nemen over de reiskosten die gemaakt moeten worden om de regeling uit te voeren. De rechter kan bij het treffen van een regeling over de verdeling van de reiskosten acht slaan op alle omstandigheden van het geval. De omstandigheid dat het mogelijk maken van omgang tussen een kind en zijn ouders een gedeelde ouderlijke verantwoordelijkheid is, brengt niet mee dat in de regel of als uitgangspunt de reiskosten bij helfte tussen de ouders verdeeld dienen te worden. Indien de reiskosten substantieel zijn, ligt het voor de hand dat de rechter een verschil in draagkracht tussen de ouders in aanmerking neemt bij het vaststellen van een regeling over de verdeling daarvan. Cursussen binnenkort: |
|
Wvggz: behoorlijke oproeping betrokkeneRechtsvraagKon rechtbank op basis van het niet ter zitting verschijnen vaststellen dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen in de zin van artikel 6:1 lid 1 Wvggz? OverwegingArt. 6:1 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. In casu heeft de rechtbank twee zittingen belegd, en op beide zittingen is betrokkene niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat daaruit blijkt dat betrokkene niet bereid was zich te laten horen, en heeft een zorgmachtiging verleend zonder betrokkene te horen. De Hoge Raad overweegt dat de rechtbank moet motiveren waar dit op is gebaseerd, en dat in eerste instantie moet worden vastgesteld of betrokkene wel op de hoogte was van de zitting: " Uit de bestreden beschikking en de overige stukken van het geding blijkt niet dat de rechtbank heeft onderzocht of betrokkene behoorlijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Evenmin heeft de rechtbank vastgesteld dat betrokkene langs andere weg bekend was met de plaats en het tijdstip van de mondelinge behandeling. Bij die stand van zaken kon de rechtbank niet vaststellen dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen." |