VAKnieuws
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht
21109
Grens aan vrijheid te verhuizen bij eenhoofdig gezagHoge Raad der Nederlanden, 15-10-2021 ECLI:NL:HR:2021:1513 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingGezag en omgang 1:247 BW, 1:253a BW, 8 EVRM Rechtsvraag Kan een bevel tot terugverhuizing worden gegeven aan een ouder met eenhoofdig gezag die met onbekende bestemming is verhuisd? OverwegingHoewel de moeder ten tijde van haar verhuizing alleen met het gezag was belast en dus in beginsel vrij was in de keuze van de woonplaats van haar en de dochter, was de vader ten tijde van de beslissing van het hof inmiddels gezamenlijk met de moeder met het gezag belast. Het hof heeft miskend dat art. 1:253a BW ten tijde van zijn beslissing dus een grondslag bood om de moeder te gelasten terug te verhuizen. Het onderdeel slaagt dan ook. Opmerking verdient dat ook bij eenhoofdig gezag een grondslag bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken indien deze ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen (art. 1:247 lid 3 BW). Op grond van art. 8 EVRM is de rechter in zodanig geval gehouden alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. Een verbod aan de met het gezag belaste ouder om te verhuizen, dan wel een bevel aan deze om terug te verhuizen, kan een passende maatregel zijn. Daarbij valt in aanmerking te nemen dat zodanige maatregel minder ingrijpend is dan de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de andere ouder, waarin de wet uitdrukkelijk voorziet (art. 1:251a lid 1 BW en art. 1:253c leden 1 en 3 BW).
Binnenkort:
Een draak van een (omgangs)zaak |
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht