VAKnieuws
VerhuiskwestieRechtsvraagMoet de moeder terugverhuizen? OverwegingDe moeder is zonder instemming van de gezaghebbende vader naar een andere woonplaats verhuisd. In eerste aanleg heeft de rechtbank bepaald dat de moeder moet terugverhuizen naar de woonplaats waar de ouders voorheen woonden. De moeder heeft hier geen gehoor aan gegeven en is in hoger beroep gegaan. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, en bepaalt daarnaast dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zal worden bepaald bij de vader indien de moeder op 1 januari 2026 nog niet is terugverhuisd. De raad voor de kinderbescherming heeft dit laatste afgeraden, omdat er op dit moment enkel begeleide omgang is tussen de vader en het kind. Het hof overweegt dat de betrokken GI er voor moet zorgen dat het contact tussen het moment van de beslissing en 1 januari 2026 zodanig wordt opgebouwd dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats mogelijk is. Cursussen binnenkort: |
|
Kinderopvangkosten behoefteverhogendRechtsvraagMoet de behoefte worden verhoogd met de netto kinderopvangkosten? OverwegingHet hof oordeelt dat de behoefte moet worden verhoogd met de netto kosten voor de kinderopvang. De behoefte bedroeg € 242,- per maand in 2023 en de netto kinderopvangkosten € 140,- per maand. Volgens het hof zijn de netto kinderopvangkosten dusdanig hoog in verhouding tot de hoogte van de behoefte dat deze kosten niet kunnen worden gecompenseerd door lagere uitgaven op andere posten. Dat de man het er niet mee eens is dat er überhaupt kosten worden gemaakt voor kinderopvang, omdat zijn moeder ook op de kinderen kan passen, acht het hof niet van belang. De vrouw mag zelf bepalen hoe zij de kinderopvang regelt op de dagen dat de kinderen bij haar verblijven. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
WagonstelselRechtsvraagWelk recht beheerst het huwelijksvermogensregime van partijen? OverwegingHet hof oordeelt dat op het moment van de huwelijkssluiting het Marokkaans recht van toepassing was, maar dat ergens tussen 1995 en 1997 van rechtswege het Nederlands recht van toepassing is geworden. Het hof legt uit dat artikel 7 lid 1 van het Haags Huwelijksvermogensrechtverdrag aangeeft dat het toepasselijke recht in beginsel niet verandert, ook niet als de nationaliteit of huwelijksdomicilie wijzigt. Artikel 7 lid 2 van het Verdrag geeft op deze regel een aantal uitzonderingen. In een aantal gevallen treedt automatische verandering van het huwelijksvermogensregime op, bijvoorbeeld in de situatie waarin de echtgenoten de nationaliteit verwerven van het land waar zij hun gewone verblijfplaats hebben. Doordat de man ergens tussen 1995 en 1997 de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen en partijen op dat moment hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, geldt op grond van artikel 7 lid 2 onder 1 van het Verdrag dat het Nederlandse recht vanaf dat moment van toepassing is. De stelling van de man die erop neerkomt dat de sterke verbondenheid met Marokko altijd is blijven bestaan, maakt dit niet anders. Door een samenval van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats en de gemeenschappelijke nationaliteit is op grond van de wet automatisch het Nederlands recht van toepassing. Daarbij is het niet relevant of bij de verkrijging van de gemeenschappelijke nieuwe nationaliteit daarnaast de oude nationaliteit behouden blijft. Cursussen binnenkort: |
|
Geen DNA test want 16-jarige verzet zich tegen erkenning en omgangRechtsvraagIs er aanleiding voor een veroordeling tot medewerking aan een DNA-onderzoek? OverwegingDe man wil dat de minderjarige wordt veroordeeld tot medewerking aan een DNA-onderzoek. Als uit DNA-onderzoek blijkt dat de minderjarige zijn biologisch kind is wil hij vervangende toestemming krijgen om de minderjarige te erkennen en wil hij dat er een omgangsregeling wordt vastgelegd. De man vindt dat het hof eerst moet beoordelen of de minderjarige kan worden veroordeeld tot medewerking aan een DNA-onderzoek omdat zijn verzoeken over de erkenning en omgangsregeling voorwaardelijke verzoeken zijn. Het hof oordeelt eerst of er grond is om aan de man vervangende toestemming tot erkenning te verlenen en of er een grond is om de verzochte omgangsregeling toe te wijzen. Het hof oordeelt in beide gevallen van niet. De minderjarige verzet zich fel tegen de erkenning en tegen elke vorm van contact met de man. Nu het hof die verzoeken op voorhand al niet zal toewijzen als uit DNA-onderzoek zou blijken dat de man de biologische vader is, heeft de man geen belang bij de verzochte medewerking aan een DNA-onderzoek. Cursussen binnenkort: |
|
Vader is geen belanghebbendeRechtsvraagIs de vader belanghebbende bij de beslissingen over de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing? OverwegingDe vader heeft geen gezag over de minderjarige. De minderjarige is in het verleden een tijdje uit huis geplaatst geweest bij de vader. Daarnaast heeft de minderjarige een tijdje, toen hij was weggelopen uit de accomodatie waar hij geplaatst was, bij de vader verbleven. De GI heeft dit toen tijdelijk gedoogd. Het hof oordeelt dat de vader bij de voorliggende verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing geen belanghebbende is omdat hij geen ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, en zijn recht op familieleven niet door deze beslissingen wordt geraakt. De ondertoezichtstelling gaat niet over het contact tussen de vader en de minderjarige. En de minderjarige heeft ook nooit zijn hoofdverblijfplaats bij de vader gehad. Cursussen binnenkort: |
|
Hoger beroep te laat ingediendRechtsvraagIs de man een 'niet verschenen belanghebbende' in de zin van artikel 358 lid 2 Rv? OverwegingDe man heeft drie jaar na datum beschikking hoger beroep ingesteld. In eerste aanleg is hij wel met een advocaat in de procedure verschenen en een verweerschrift ingediend. Die advocaat heeft zich vervolgens onttrokken. De man is niet ter mondelinge behandeling verschenen. Hij stelt dat hij niet wist dat er een mondelinge behandeling is geweest en dat er al een beschikking was gewezen, doordat hij geen advocaat meer had. Hij vindt dat hij moet worden gezien als een niet verschenen belanghebbende in de zin van artikel 358 lid 2 Rv, en dat hij daarom tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Het hof oordeelt dat de man te laat hoger beroep heeft ingesteld. Hij is een verschenen belanghebbende omdat hij in eerste aanleg met advocaat is verschenen in de procedure en een verweerschrift heeft ingediend. Cursussen binnenkort: |
|
Nieuwe ondertoezichtstelling uitgesproken in hoger beroepRechtsvraagKan het hof een nieuwe ondertoezichtstelling uitspreken in een appel tegen een afwijzing van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling? OverwegingHet hof oordeelt dat het een nieuwe ondertoezichtstelling kan uitspreken. Het hof is van oordeel dat het niet zo kan zijn dat van een uitgesproken verlenging wel beroep open staat hetwelk tot een andere beslissing kan leiden en van een afwijzing niet. Ook een afwijzing moet door een hogere rechter kunnen worden getoetst en tot een andere beslissing kunnen leiden. Het hof is van oordeel dat het systeem van de wet meebrengt dat in geval het hof van oordeel is dat de rechtbank het verlengingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen, het hof (opnieuw) een ondertoezichtstelling kan uitspreken, welke in tijd overigens wel beperkt is tot de einddatum van het oorspronkelijke door de GI gedane verleningsverzoek. Cursussen binnenkort: |
|
Ouder mag kosten kind niet betalen van het vermogen van het kindRechtsvraagHeeft de vader op onjuiste wijze uitvoering gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter, door haar vermogen aan te wenden voor de kosten van haar levensonderhoud? OverwegingHet hof oordeelt dat de vader niet op een goede wijze uitvoering heeft gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter. De met het gezag belaste ouders zijn ook gezamenlijk bewindvoerders over het vermogen van hun minderjarige kind. Zij moeten als een goed bewindvoerder handelen. De vader heeft de spaarrekening op naam van de minderjarige gesloten, en het geld overgemaakt naar zijn eigen rekening. Hij vindt dat hij dit bedrag niet aan de minderjarige hoeft terug te betalen omdat hij het geld heeft besteed aan haar levensonderhoud. Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:392 BW de ouders verplicht zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen. Dat moet vanuit hun eigen inkomsten of vermogen worden gedaan en niet vanuit het vermogen van het kind. Cursussen binnenkort: |
|
Geen concrete ontwikkelingsbedreiging, geen ondertoezichtstellingRechtsvraagKan de ondertoezichtstelling verlengd worden om te monitoren of het goed blijft gaan? OverwegingHet hof oordeelt in deze zaak dat de rechtbank de ondertoezichtstelling ten onrechte heeft verlengd. Vast staat dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen waren, en om die reden is de minderjarige ook uit huis geplaatst geweest. De minderjarige woont nu weer bij de moeder. De gecertificeerde instelling heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht om te monitoren of het goed blijft gaan. Het hof oordeelt dat de gecertificeerde instelling niet heeft gesteld en onderbouwd dat er nog sprake is van een concrete ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof benadrukt in dit kader nadrukkelijk dat een ondertoezichtstelling is bedoeld om concrete ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, niet om de ontwikkeling van een minderjarige te volgen of om een vinger aan de pols te houden. Cursussen binnenkort: |
|
Turks huwelijksvermogensrechtRechtsvraagZijn de gouden sierraden die de vrouw tijdens het huwelijksfeest heeft gekregen, onderdeel van het te verrekenen vermogen? OverwegingIn het Turks recht geldt als wettelijks ysteem een regime van verwervingsdeelneming. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen verwervingen en persoonlijk vermogen. De verwervingen dienen bij ontbinding van het huwelijk te worden verrekend. Verwervingen zijn vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot gedurende het regime van verwervingsdeelneming onder bezwarende titel heeft verkregen. T ot het persoonlijk vermogen behoort op grond van de wet onder meer het vermogen dat ieder van partijen voor het huwelijk al had en het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een van de echtgenoten bestemd is (artikel 220 lid 1 en 2 TBW). Het hof oordeelt dat de gouden sieraden tot het persoonlijk vermogen van de vrouw behoren, en dus niet hoeven te worden meegenomen in de verrekening. De sieraden zijn tijdens het huwelijksfeest aan de vrouw gegeven en het huwelijksfeest vond plaats voor de juridische huwelijksvoltrekking. Cursussen binnenkort: |
|
Te vroeg een perspectiefbesluit genomenRechtsvraagIs de machtiging tot uithuisplaatsing terecht verlengd? OverwegingIn deze zaak ligt de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing voor aan het hof. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Ambtshalve overweegt het hof dat de GI een perspectiefbesluit heeft genomen en dat het hof dit aan de vroege kant vindt. Het hof overweegt dat de uithuisplaatsing en de bijbehorende rust op dit moment in het belang zijn van de (ontwikkeling van de) kinderen maar dat het, gelet op de nog korte duur van de uithuisplaatsing, op dit moment nog niet valt uit te sluiten dat de moeder, nu zij tot rust komt en de overbelasting is weggenomen, in de komende periode alsnog kan profiteren van de hulpverlening. Het hof geeft de GI mee dat het goed is om voor alle kinderen samen en apart van elkaar te onderzoeken of de moeder in de toekomst weer zelf voor hen kan zorgen. Cursussen binnenkort: |
|
Gedragswetenschapper moet de jeugdige onderzoekenRechtsvraagKan de gedragswetenschapper een instemmingsverklaring geven voor een machtiging gesloten jeugdhulp zonder de minderjarige te hebben onderzocht? OverwegingHet hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp alsnog af. De gedragswetenschapper die de vereiste instemmingsverklaring heeft afgegeven, heeft de jeugdige niet onderzocht alvorens de instemmingsverklaring af te geven. Een machtiging tot gesloten jeugdhulp vormt een inbreuk op de rechten van de minderjarige. Een verklaring van de gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog op het verzoek tot een gesloten plaatsing kort tevoren heeft onderzocht, vormt in dat kader een waarborg. Uit vaste rechtspraak volgt dat, vanwege de ingrijpendheid van de maatregel en omdat aan de verklaring van de gedragswetenschapper groot gewicht toekomst, strenge eisen aan de verklaring van de gedragswetenschapper moeten worden gesteld. Cursussen binnenkort: |