VAKnieuws

Schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad vervangende toestemming tot verhuizing en voorlopige voorziening

Nr: 24064 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:4678 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht
Gezag en omgang
350 lid 2 Rv; 223 lid 1 Rv

Rechtsvraag

Moet de vader in afwachting van de procedure in hoger beroep terugverhuizen met de kinderen?

Overweging

De rechtbank heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad gemotiveerd. Het hof kan de uitvoerbaarheid bij voorraad daarom alleen schorsen  als de verzoeker feiten en omstandigheden heeft genoemd die na de uitspraak van de rechtbank zijn gebeurd of aan het licht zijn gekomen, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken, of  als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust.

De vader heeft in eerste aanleg beloofd dat hij de kinderen in de oude woonplaats naar school zal laten blijven gaan, maar heeft zich niet aan die belofte gehouden. De kinderen gaan al langere tijd niet naar school en de vader is op zoek naar een school in zijn nieuwe woonplaats. Het hof komt daarom toe aan een hernieuwde belangenafweging en beslissen ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking. 

Het hof schorst de uitvoerbaarheid bij voorraad niet. Het hof toetst lichtelijk aan de verhuiscriteria. Hoewel het hof vindt dat de vader heel kwalijk heeft gehandeld door de moeder, de kinderen en het hof voor een voldongen feit te stellen, acht het hof het niet in het belang van de kinderen om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen en (zoals door de moeder verzocht) de vader te gelasten met de kinderen terug te verhuizen. De kinderen lijken na een turbulente tijd net wat rust te vinden, zijn onder toezicht gesteld en er wordt hulpverlening voor hen ingezet. Het is op dit moment niet te overzien wat een (mogelijk tijdelijke) terugkeer naar de oude woonplaats met de kinderen zal doen.

Lees verder
 

Geen situatie voor toetsing aan de verhuiscriteria

Nr: 24052 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:4417 Jurisprudentie Rechtseenheid Gezag en omgang 1:253a BW

Rechtsvraag

Bij welke ouder moeten de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben: de moeder in Spanje of de vader in Nederland?

Overweging

Het hof bepaalt de hoofdverblijfplaats van de kinderen (in afwijking van het advies van de raad voor de kinderbescherming) bij de moeder in Spanje. Het hof toetst niet aan de in de jurisprudentie van de Hoge Raad ontwikkelde verhuiscriteria, maar beoordeelt welke beslissing het meest in het belang van de kinderen is. De reden daarvoor is dat de ouders gezamenlijk met de kinderen naar Spanje zijn verhuisd, waarna de vader vrij snel en voordat partijen zich hadden uitgeschreven uit Nederland, de relatie verbrak. De vader is toen teruggekeerd naar Nederland. Het hof is daarom van oordeel dat deze casus niet moet worden behandeld als een zogenoemde 'verhuiszaak'. 

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Perspectief

Nr: 24048 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-06-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:4094 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 1:255 BW; 1:265b BW

Rechtsvraag

Zijn de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing terecht verlengd? En ligt het perspectief van de minderjarige vast?

Overweging

Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, luidende dat de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing worden verlengd. Anders dan de rechtbank, overweegt het hof dat het perspectief van de minderjarige nog niet vast ligt. Er zijn veel nieuwe omstandigheden waardoor nog onduidelijk is waar de minderjarige kan opgroeien. Zij is in de afgelopen tijd twee maal van pleeggezin gewisseld en verblijft nu in een perspectiefbiedend pleeggezin. Maar zij is daar nog niet gehecht. Daarnaast ligt er een duidelijk advies van het NIFP voor behandeling van de minderjarige en de moeder, en staat de moeder er achter dat de minderjarige nu nog niet naar huis kan omdat de minderjarige en de moeder beiden eerst behandeling nodig hebben. Deze nieuwe feiten maken dat het perspectief nog niet vast staat en opnieuw beoordeeld moet worden.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad

Nr: 24047 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-06-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:4100 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 360 lid 2 Rv

Rechtsvraag

Kan de uitvoerbaarheid bij voorraad in casu geschorst worden?

Overweging

Het hof neemt als uitgangspunt dat de rechtbank de uitvoerbaarheid bij voorraad niet heeft gemotiveerd. Het hof kan de werking van de bestreden beschikking in hoger beroep alsnog schorsen als het belang van degene die schorsing verzoekt bij het in stand houden van de huidige situatie totdat in hoger beroep is beslist zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de bestreden beschikking alvast ten uitvoer te kunnen leggen. Een andere reden voor schorsing kan zijn dat blijkt dat de rechtbank een duidelijke fout of vergissing heeft gemaakt. Het hof toetst niet of het hoger beroep kans van slagen heeft. 

In deze casus wijst het hof het verzoek om de uitvoerbaarheid te schorsen af, omdat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn belang zwaarder weegt dan dat van de vrouw. En er is niet gebleken van een duidelijke fout of vergissing van de rechtbank.

Lees verder
 

Rechtsmacht, afwijzing vervangende toestemming internationale verhuizing en afwijzing lijfsdwang

Nr: 24053 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-06-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1160 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang
IPR
1:253a BW

Rechtsvraag

Is de Nederlandse rechter bevoegd te beslissen op het verzoek tot vervangende toestemming om met de minderjarige naar Engeland te verhuizen? Moet aan de moeder vervangende toestemming voor de internationale verhuizing worden verleend? Moet aan de moeder lijfsdwang worden opgelegd?

Overweging

Deze zaak heeft meerdere aspecten. 

De moeder heeft in eerste aanleg met een zelfstandig tegenverzoek om vervangende toestemming verzocht om met de minderjarige naar Engeland te verhuizen. In hoger beroep grieft zij dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is hierover te beslissen omdat de minderjarige altijd zijn gewone verblijfplaats in Engeland zou hebben gehad. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is te beslissen op het verzoek van de moeder, omdat de minderjarige op het moment waarop de procedure in eerste aanleg door het verzoekschrift van de vader werd ingeleid, zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. 

Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, waarmee het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing naar Engeland is afgewezen. Daarbij laat het hof zwaar meewegen dat het hof onvoldoende basis ziet om er van uit te gaan dat de minderjarige de mogelijkheid zal krijgen om een band met de vader op te bouwen en regelmatig contact met hem te hebben, en dat de moeder de vader de ruimte zal geven om invulling te geven aan zijn vaderrol, als de minderjarige met de moeder in Londen gaat wonen. 

Het hof bekrachtigt ook de beslissingen van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder onder de voorwaarde dat de moeder zich blijvend in Nederland in de regio Den Haag vestigt. Daarnaast wijst het hof het verzoek van de vader om aan de nakoming van de zorgregeling lijfsdwang te verbinden af. In een kort geding tussen partijen heeft de voorzieningenrechter wel lijfsdwang opgelegd, en daarna is de moeder de zorgregeling gaan nakomen. Het hof oordeelt dat het toepassen van lijfsdwang een te zwaar middel is om in dit geval nakoming van de zorgregeling af te dwingen. Daarbij laat het hof meewegen dat de moeder heeft verklaard dat zij de zorgregeling nu nakomt omdat zij nu ziet dat het contact in het belang van de minderjarige is, en niet vanwege de door de voorzieningenrechter opgelegde lijfsdwang.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Verzoek tot wijziging alimentatie onvoldoende onderbouwd. Ontbreken berekening.

Nr: 24041 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-06-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:3830 Jurisprudentie Rechtseenheid Alimentatie 1:401 BW

Rechtsvraag

Op welke wijze moet een verzoeker een verzoek tot wijziging van de alimentatie onderbouwen?

Overweging

Het hof overweegt dat uit het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven, in het bijzonder de regels betreffende alimentatie, volgt dat bij betwisting van de draagkracht van een van de ouders of bij een verzoek tot wijziging van de alimentatie, financiële informatie dient te worden overgelegd ter onderbouwing van die standpunten. Dat houdt in ieder geval in: een draagkrachtberekening en een berekening van de behoefte, met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, zoals recente inkomensgegevens en bewijsstukken.

De man heeft in eerste aanleg recente inkomensgegevens verstrekt waarmee de vrouw in hoger beroep (alsnog) een berekening had kunnen maken. Dat heeft zij niet gegaan. De toegezonden summiere correspondentie met de accountant en de blote stelling ter zitting dat de man een geschat inkomen zou hebben van € 92.000,- tegenover een inkomen van € 16.000,- aan de zijde van de vrouw waardoor hij aldus in de behoefte moet kunnen voorzien, is onvoldoende. Het verzoek wordt afgewezen omdat de vrouw onvoldoende heeft gesteld en wat zij heeft gesteld onvoldoende heeft onderbouwd.

Lees verder
 

Ondertoezichtstelling niet bedoeld om de moeder te dwingen om DNA-onderzoek te laten doen.

Nr: 24034 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-05-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:3436 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Jeugdrecht 1:255 BW

Rechtsvraag

Is voortzetting van de ondertoezichtstelling met als doel de moeder mee te laten werken aan een DNA-test proportioneel en doelmatig?

Overweging

In een andere procedure heeft de man vervangende toestemming gekregen om het kind te erkennen. De moeder is veroordeeld om mee te werken aan DNA-onderzoek, maar dat weigert zij. De man heeft het kind nog niet erkend omdat hij het DNA-onderzoek wil afwachten. 

In deze procedure is het kind in eerste aanleg onder toezicht gesteld. De moeder is hier tegen in hoger beroep gekomen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd.  De enige zorg die tijdens het hoger beroep nog aan de ondertoezichtstelling ten grondslag wordt gelegd, is dat het kind in haar identiteitsontwikkeling wordt bedreigd doordat de moeder niet wil meewerken aan een DNA-test en statusvoorlichting. Het hof oordeelt dat voortzetting van de ondertoezichtstelling op deze grond niet proportioneel en doelmatig is.

Het hof overweegt dat een ondertoezichtstelling gericht moet zijn op het wegnemen van een ontwikkelingsbedreiging door middel van het inzetten van hulpverlening. Een ondertoezichtstelling is daarom niet geschikt om de moeder te dwingen om DNA-onderzoek te laten doen. De Raad en de GI hebben ook niet onderbouwd wat voor andere hulpverlening er ingezet kan worden om de bedreiging van de identiteitsontwikkeling af te wenden. Daarnaast overweegt het hof dat het hof in de andere procedure nog niet heeft beslist over het gezag en de omgang, en dat de man de minderjarige nog niet heeft erkend. Een gedwongen kader vanwege het opstarten van de omgang tussen het kind en de man is daarom voorbarig.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

De status van de jong-meerderjarige tijdens het hoger beroep tegen een beslissing over kinderalimentatie.

Nr: 24035 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:3194 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie
Procesrecht
1:404 BW; 1:395a BW; 798 Rv.

Rechtsvraag

Is het kind dat tijdens de procedure in eerste aanleg tussen de ouders over het  met terugwerkende kracht  wijzigen van de kinderalimentatie al jongmeerderjarig was, belanghebbende?

Overweging

De man heeft in eerste aanleg met terugwerkende kracht nihilstelling van de kinderalimentatie verzocht. Het kind was op dat moment al jongmeerderjarig. In eerste aanleg, waarin de jongmeerderjarige ook als belanghebbende betrokken is, is de procedure enkel gegaan over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. In hoger beroep gaat de man ook in op de bijdrage aan de jongmeerderjarige zelf. Het hof bepaalt dat h et in hoger beroep niet ook kan gaan over de bijdrage in de kosten van studie- en levensonderhoud die de man vanaf de achttiende verjaardag aan de jongmeerderjarige moet betalen. De man heeft in eerste aanleg namelijk niet expliciet vermeld dat de procedure ook daarover ging. D e jongmeerderjarige is wel belanghebbende in het hoger beroep voor zover het gaat over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen over de periode tot aan de achttiende verjaardag van de jongmeerderjarige.  De jongmeerderjarige heeft namelijk wel belang om zelf in rechte op te treden en een standpunt in te kunnen nemen over de bijdrage die de man aan de vrouw moet betalen voor de periode waarin de jongmeerderjarige nog minderjarig was. De jongmeerderjarige wordt daarom wel als belanghebbende aangemerkt.

Lees verder
 

Budgetbeheer als alternatief voor bewind

Nr: 24028 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:2343 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:431 BW; 1:449 BW

Rechtsvraag

Kan budgetbeheer als alternatief dienen voor bewind?

Overweging

Rechthebbende heeft verzocht om het bewind over de gelden en goederen die aan haar (zullen) toebehoren, op te heffen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Het hof overweegt dat de noodzaak van het bewind nog steeds bestaat, maar dat het bewind moet worden opgeheven omdat het niet zinvol is gebleken. Het bewind duurt al bijna zes jaar en er is nog geen schuldenregeling getroffen.  Een zekere frictie in de samenwerking tussen een rechthebbende en een bewindvoerder is niet ongebruikelijk en staat de instandhouding van het bewind op zichzelf niet in de weg. In het huidige geval komt er echter na zes jaar geen grip op de financiële situatie van de rechthebbende, omdat de samenwerking niet tot stand komt. Uit het dossier wordt onvoldoende duidelijk wat de bewindvoerder heeft gedaan om een schuldenregeling tot stand te brengen, anders dan door het vragen om ondertekening van stukken door de rechthebbende. De rechthebbende is zelf gaan samenwerken met een budgetcoach en heeft onderbouwt dat dit goed voor haar werkt. Het hof concludeert dat budgetbeheer in een nauwe, persoonlijke samenwerking voor de rechthebbende een meer passende maatregel is dan bewindvoering die niet van de grond komt. Het bewind wordt opgeheven.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden terwijl onduidelijk blijft met wiens geld welke uitgaven zijn gedaan.

Nr: 24014 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-03-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:2184 Jurisprudentie Geschilbeslechting Echtscheiding
Huwelijksvermogensrecht
artikel 1:84 BW; artikel 1:87 BW.

Rechtsvraag

Hoe moeten de vergoedingsrechten en verrekenvorderingen worden vastgesteld bij onduidelijkheid over waar ieder van de echtgenoten zijn/haar eigen inkomen aan heeft uitgegeven?

Overweging

De man en de vrouw zijn onder huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd. Zij hebben hun inkomens steeds op dezelfde rekening laten storten en al vrijwel al hun uitgaven van die rekening betaald. Daardoor is onduidelijk waar ieders inkomen aan is uitgegeven en in welke verhouding ieder heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding. Het hof overweegt dat onder de kosten van de huishouding moet worden verstaan, alle gezamenlijke lasten en consumptieve bestedingen van partijen, waaronder ook de kosten van consumptieve bestedingen die partijen afzonderlijk van elkaar hebben gemaakt. Niet kan worden vastgesteld in welke verhouding ieder heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding. Het hof gaat er daarom van uit dat al het inkomen van partijen aan de kosten van de huishouding is besteed en dat ieder voor de helft heeft bijgedragen in de aflossing op een privéschuld van de man, de aanschaf van een motor, en dat ieder een gelijk aandeel heeft in het op de peildatum aanwezige saldo op de bank- en spaarrekeningen en kapitaalverzekering.

Lees verder
 

Geen ruimte voor toetsing van het perspectiefbesluit.

Nr: 24010 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-03-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:1612 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265b BW

Rechtsvraag

Kan het perspectiefbesluit in dit specifieke geval bij de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing getoetst worden?

Overweging

Het hof overweegt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148) heeft overwogen dat een perspectiefbesluit door de rechter kan worden getoetst wanneer dat in het kader van de beoordeling van een verzoek tot verlenging van een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het hof is echter van oordeel dat in het voorliggende geval het perspectiefbesluit niet ter toetsing aan het hof kan worden voorgelegd, omdat alle betrokkenen het met de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing eens zijn. Hoewel het begrijpelijk is dat de ouders het perspectiefbesluit aan de rechter willen voorleggen, is dat vanuit juridisch oogpunt in het kader van het onderhavig hoger beroep niet mogelijk. Het hof overweegt dat de rechtbank ten onrechte althans ten overvloede een oordeel heeft gegeven over het perspectiefbesluit. De rechtbank heeft aan dat oordeel echter geen rechtsgevolgen verbonden, zodat het hof de beschikking van de rechtbank over de machtiging tot uithuisplaatsing toch bekrachtigt.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Aantonen schulden bij nihilstellen kinderalimentatie

Nr: 23011 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-01-2023 ECLI:NL:GHARL:2023:625 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:401 BW

Rechtsvraag

Zijn de schulden op grond waarvan de man nihilstelling van de kinderalimentatie vraagt schulden die al aanwezig waren tijdens de echtscheiding?

Overweging

De man zit sinds november 2022 in een minnelijk schuldentraject om zijn schulden af te lossen. In het vrij te laten bedrag wordt geen rekening gehouden met de kinderalimentatie. De man voert aan dat de nihilstelling van de kinderalimentatie dus noodzakelijk is om het schuldentraject met succes te doorlopen.

De vrouw voert aan dat het merendeel van de schulden van de man al bestond voor mei 2021. Partijen hebben tijdens hun relatie veel schulden gemaakt. Toen zij uit elkaar gingen, hebben zij die schuldenlast ongeveer gelijk verdeeld. Dat heeft de man niet weersproken.

De man heeft ter onderbouwing van zijn stellingen wel een schuldenoverzicht overgelegd dat in het kader van zijn schuldentraject is opgemaakt. Dat overzicht vermeldt echter niet de ontstaansdata van de schulden en vermeldt evenmin wat de nominale hoogte van de schuld was en welk deel daarvan aan rente moet worden toegerekend. Ook de (overigens niet volledig) overgelegde correspondentie met enkele schuldeisers maakt dat niet duidelijk.

Het hof heeft daarom onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of daadwerkelijk nieuwe schulden zijn ontstaan.

Daarnaast heeft de man onvoldoende inzicht gegeven in de voor de berekening van zijn draagkracht benodigde gegevens. De man heeft geen draagkrachtberekening overgelegd op basis van zijn huidige inkomen. De man heeft op de zitting in hoger beroep verteld dat hij met zijn vorige werkgever een arbeidsconflict had en een vaststellingovereenkomst heeft gesloten. Volgens die vaststellingsovereenkomst zou de man een transitievergoeding krijgen, maar daarvan moest ook nog een schuld afbetaald worden die de man bij zijn werkgever had. Stukken daarvan ontbreken echter. Voorts heeft de man medegedeeld dat hij per 2 januari 2023 aan de slag gaat bij een nieuwe werkgever. Ook van dat nieuwe dienstverband kon hij geen gegevens overleggen. Het hof heeft daarom onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen wat de draagkracht van de man is en derhalve om te kunnen beoordelen of wijziging of zelfs nihilstelling van de kinderalimentatie op zijn plaats is.

Lees verder