VAKnieuws
Vervolg op HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546RechtsvraagHeeft de rechtbank na terugverwijzing door de Hoge Raad de grenzen van de rechtsstrijd opgerekt door opnieuw te onderzoeken of de medische verklaring al dan niet gebrekkig was? OverwegingVervolg op HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546. De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2024 de zaak terugverwezen naar de rechtbank, omdat de rechtbank de zorgmachtiging niet tijdelijk mocht verlengen in afwachting van een gedegen medische verklaring. Na terugverwijzing moet de rechtbank opnieuw beoordelen of er grond was voor de tijdelijke verlenging van de machtiging. Bij die herbeoordeling overweegt de rechtbank dat de medisch verklaring dat aan het verzoekschrift ten grondslag was gelegd wel gedegen was, terwijl de rechtbank voorheen had geoordeeld dat het gebrekkig was. De Hoge Raad vernietigt ook deze beslissing van de rechtbank. De rechtbank was gebonden aan haar eigen eerdere oordeel dat de medische verklaring onvoldoende was omdat de psychiater enkel dossieronderzoek had gedaan. |
|
VerhuiskwestieRechtsvraagMoet de moeder terugverhuizen? OverwegingDe moeder is zonder instemming van de gezaghebbende vader naar een andere woonplaats verhuisd. In eerste aanleg heeft de rechtbank bepaald dat de moeder moet terugverhuizen naar de woonplaats waar de ouders voorheen woonden. De moeder heeft hier geen gehoor aan gegeven en is in hoger beroep gegaan. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, en bepaalt daarnaast dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zal worden bepaald bij de vader indien de moeder op 1 januari 2026 nog niet is terugverhuisd. De raad voor de kinderbescherming heeft dit laatste afgeraden, omdat er op dit moment enkel begeleide omgang is tussen de vader en het kind. Het hof overweegt dat de betrokken GI er voor moet zorgen dat het contact tussen het moment van de beslissing en 1 januari 2026 zodanig wordt opgebouwd dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats mogelijk is. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Machtiging tot opname en verblijfRechtsvraagWat is een psychische stoornis in de zin van artikel 24 lid 4 Wzd? OverwegingDe rechtbank heeft een machtiging tot opname en verblijf verleend voor zes maanden, ten aanzien van betrokkene. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake is van een terugkerende alcoholverslaving en emotionele problemen, maar heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is van Korsakov. Volgens de rechtbank is er voldoende grond om een machtiging te verlenen op de grond dat er sprake is van een psychische aandoening in plaats van een psychogeriatrische aandoening in de zin van artikel 24 lid 4 Wzd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking. DeHoge Raad overweegt dat u it de toelichting op het amendement waarmee art. 24 lid 4 Wzd is opgenomen in de wet , blijkt dat deze bepaling beoogt mogelijk te maken dat een betrokkene bij een wisselende zorgbehoefte kan ‘overstappen’ van de geestelijke gezondheidszorg naar de ouderenzorg of gehandicaptenzorg, zodat aan de betrokkene de juiste zorg op de juiste plek kan worden verleend. Op grond van deze bepaling kan een betrokkene met een psychische stoornis onvrijwillig worden opgenomen in een Wzd-accommodatie, in plaats van in een Wvggz-accommodatie, indien zijn zorgbehoefte daartoe aanleiding geeft. Gelet op deze toelichting moet worden aangenomen dat met ‘psychische stoornis’ in art. 24 lid 4 Wzd een psychische stoornis in de zin van de Wvggz is bedoeld. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. |
|
FamilylifeRechtsvraagIs de vader ontvankelijk in zijn verzoek over een omgangsregeling? OverwegingDe vader heeft het kind niet erkend. Hij verzoekt een omgangsregeling. De moeder betwist dat hij ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat de vader familylife heeft gehad met de minderjarige, en dat hij daarom ontvankelijk is. De moeder betwist niet dat zij na de geboorte nog bij de vader heeft gewoond met de minderjarige en uit onder meer de door de vader overgelegde foto's blijkt dat de vader vanaf de geboorte totdat de minderjarige een kleuter was, contact heeft gehad met de minderjarige. De rechtbank overweegt: " Voor ‘family life’ is de mate van betrokkenheid bij de minderjarige niet doorslaggevend. Voldoende is dat de man, in dit geval door verzorging van en contact met de minderjarige, zijn betrokkenheid bij haar heeft getoond, hetgeen ook blijkt uit de foto’s die de man heeft overgelegd ." Cursussen binnenkort: |
|
Echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel geen belanghebbende bij machtiging op grond van de WzdRechtsvraagIs de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de betrokkene belanghebbende in de procedure? OverwegingDe Hoge Raad overweegt dat de wet bepaalt dat de rechter zich, alvorens te beslissen over een verzoek tot het verlenen van een machtiging in de zin van de Wzd, waar mogelijk moet laten informeren door de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel en dat de griffier ook de beschikking moet sturen aan de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel. Dat betekent volgens de Hoge Raad niet dat de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel een belanghebbende is in de procedure en een eigen verweerschrift mag indienen. De Hoge Raad ziet in de wet noch in de parlementaire geschiedenis een aanknopingspunt op grond waarvan de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel moet worden aangemerkt als belanghebbende. Het EVRM biedt ook geen grondslag. Cursussen binnenkort: |
|
O.a. partneralimentatie naar Zwitsers recht en wettelijke rente over de verrekenvorderingRechtsvraagHeeft de vrouw naar Zwitsers recht recht op partneralimentatie? En moet de man wettelijke rente betalen over de verrekenvordering? OverwegingHet hof beoordeelt naar Zwitsers recht of de vrouw recht heeft op partneralimentatie, en oordeelt dat zij daar geen recht op heeft omdat zij met inkomsten uit arbeid en inkomsten uit vermogen in haar eigen onderhoud kan voorzien. Daarnaast beoordeelt het hof (onder meer) of de man wettelijke rente moet betalen over de verrekenvordering. Het hof laat de wettelijke rente pas ingaan vanaf de datum van de beschikking van het hof. In de huwelijkse voorwaarden is niet bepaald wanneer de schuld uit hoofde van de vastgestelde verrekenvordering moet zijn betaald. Nu partijen geen uitvoering hebben gegeven aan het periodiek verrekenbeding is de verrekenvordering pas opeisbaar geworden op de peildatum. Nu niet uit de huwelijkse voorwaarden volgt dat partijen met betrekking tot de verrekening/betaling van de verrekeningsvordering een fatale termijn zijn overeengekomen en dit ook niet volgt uit een redelijke uitleg van de huwelijkse voorwaarden treedt het verzuim van de betalingsplichtige pas in op het moment dat hij in verzuim is gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij de betalingsplichtige een redelijke termijn voor de nakoming is gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De vrouw heeft voor het eerst op 16 april 2024 aanspraak gemaakt op de wettelijke rente met betrekking tot de verrekeningsvordering. Zelfs al zou het hof in de aanzegging van de wettelijke rente een ingebrekestelling lezen, dan heeft de vrouw de man nog steeds geen redelijke termijn gegeven waarbinnen de man moest betalen (art. 6:82 BW). Daarnaast oordeelt het hof dat de redelijkheid en billijkheid met zich mee brengen dat de man slechts de helft van de wettelijke rente moet voldoen, onder andere omdat het vermogen van de man voor het grootste gedeelte niet liquide is en ook na de beschikking van het hof de afwikkeling gelet op de complexiteit en de aard van de te gelden te maken vermogensbestanddelen, lang(er) op zich kan laten wachten. Dit leidt ertoe dat het hof de wettelijke rente vanaf datum van de beschikking zal halveren. Cursussen binnenkort: |
|
Ingetrokken wetsvoorstel en X-registratieRechtsvraagKan de rechter beslissen over een verzoek tot geslachtsregistratie X? Moet de beslissing van de Hoge Raad op de gestelde prejudiciële vraag hierover worden afgewacht? Is een deskundigenverklaring nodig? OverwegingDe rechtbank oordeelt dat zij kan beslissen over het verzoek om een non-binaire geslachtsaanduiding X op te nemen in de geboorte-akte. De rechtbank acht het niet nodig om de beslissing van de Hoge Raad op de door de Rechtbank Noord-Nederland gestelde prejudiciële vraag hierover, af te wachten. De rechtbank overweegt dat, zolang er geen wetgeving is, elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval moet worden beslist, zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 4 maart 2022. De rechtbank toetst aan de maatstaven die gelden voor wijziging van de geslachtsregistratie ex 1:28 BW e.v. Op grond van artikel 1:28a BW is een deskundigenverklaring vereist. Hoewel daar in de rechtspraak soms aan voorbij wordt gegaan, voorsorterend op het wetsvoorstel "de Transgenderwet", oordeelt de rechtbank dat er wel een deskundigenverklaring moet worden overgelegd. De rechtbank overweegt dat zij niet om de recente ontwikkeling heen kan waarin het wetsvoorstel is ingetrokken. Cursussen binnenkort: |
|
Omgangsregeling met grootoudersRechtsvraagHeeft de grootmoeder recht op omgang met haar kleinkinderen? OverwegingHet hof oordeelt dat de rechtbank het verzoek terecht heeft getoetst aan artikel 1:377a BW, en het verzoek terecht heeft afgewezen. De grootmoeder beroept zich op het aanhangige wetsvoorstel Wet drempelverlaging omgang grootouders (‘Wet drempelverlaging omgang grootouders’, Kamerstukken II 2022/23, 36 364, nr. 1 e.v.). Het hof ziet geen aanleiding om vooruit te lopen op het wetsvoorstel omdat het nog aanhangig is bij de Eerste Kamer. Verder overweegt het hof dat het enkele bestaan van een familierechtelijke betrekking niet voldoende is om aan te nemen dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking of ‘family life’. Cursussen binnenkort: |
|
Samenwonen als het ware gehuwd niet aangetoondRechtsvraagWoont de vrouw samen met haar nieuwe partner, als het ware zij gehuwd? OverwegingDe man heeft gedurende tien maanden door een detectivebureau laten onderzoek of de vrouw samenwoont als het ware zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De man stelt dat de vrouw geen recht meer heeft op partneralimentatie omdat uit de bevindingen van de detective duidelijk volgt dat de vrouw samenwoont. Het hof oordeelt dat het detectiverapport onvoldoende aanknopingspunten biedt voor deze conclusie. Artikel 1:160 BW moet restrictief worden uitgelegd. De onderdelen wederzijdse verzorging en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding impliceren een zekere verstrengeling in die zin dat betrokkenen financieel en/of anderszins elkaar het nodige verschaffen. Daarvoor is onvoldoende dat is waargenomen dat de nieuwe partner een sleutel heeft van de woning, zich zo nu en dan ontfermt over de minderjarige, boodschappen meebrengt naar de woning van de vrouw, de vrouw en de minderjarige in de auto van de nieuwe partner meerijden, zij een keer samen op vakantie zijn geweest, en dat de nieuwe partner ook eet bij de vrouw. Dergelijke gedragingen passen immers ook binnen een duurzame affectieve relatie waarbij partijen elkaar niet wederzijds verzorgen of een gemeenschappelijke huishouding voeren. Cursussen binnenkort: |
|
Geslachtsaanduiding XRechtsvraagKan een non-binaire geslachtsaanduiding X worden opgenomen op de geboorte-akte? OverwegingDe rechtbank beoordeelt (zonder mondelinge behandeling) het verzoek naar de maatstaven van artikel 1:28 BW, welk artikel geldt voor de wijziging van het geslacht naar het andere geslacht. De wet biedt nog geen grond voor een non-binaire geslachtsaanduiding. De rechtbank acht van belang dat er tegenwoordig wel een maatschappelijke erkenning is hiervoor. De wet levert naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd en ongeoorloofd onderscheid op tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijk geslachtsaanduiding te vallen (non-binair), als bedoeld in artikel 26 IVBPR en artikel 1 lid 2 van Protocol nr. 12 EVRM. Een geslachtsaanduiding X moet volgens de rechtbank daarom kunnen. Naar het oordeel van de rechtbank is een genderbeleving geen objectief verifieerbaar gegeven dat door een deskundige is vast te stellen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het vereiste van een deskundigeverklaring ex 1:28a BW. De rechtbank stelt zelf vast dat bij de verzoekende persoon sprake is van een duurzame overtuiging over diens genderidentiteit. Verder stelt de rechtbank vast dat de beslissing een wijziging van de geslachtsaanduiding te vragen niet lichtzinnig heeft genomen. De rechtbank wijst het verzoek toe. Cursussen binnenkort: |
|
Toetsing gezagherstel gedupeerde toeslagenaffaireRechtsvraagHeeft het hof artikel 1:277 BW onjuist toegepast door niet mee te wegen dat de moeder erkend gedupeerde van de toeslagenaffaire is? OverwegingHet onderdeel gaat terecht ervan uit dat de rechter bij beslissingen op de voet van art. 1:277 BW alle relevante omstandigheden in aanmerking dient te nemen. Met zijn overweging dat de vraag of een ouder in het gezag kan worden hersteld ‘als eerste’ moet worden beoordeeld naar de maatstaven van art. 1:277 lid 1 BW, heeft het hof dit niet miskend, maar heeft het – terecht – tot uitdrukking gebracht dat toewijzing slechts mogelijk is als dit in het belang van de minderjarige is. Daaraan doet niet af de mogelijkheid dat bij eerdere beslissingen over het gezag van de moeder en de omgang met de minderjarige fouten zijn gemaakt. Ook doet daaraan niet af dat de rechter bij de beoordeling van de voor zijn beslissing relevante omstandigheden op zichzelf niet gebonden is aan oordelen in eerdere beslissingen omtrent die omstandigheden. Dit een en ander brengt immers niet mee dat bij de beoordeling of toewijzing van het verzoek in het belang van de minderjarige is – een beoordeling op basis van de omstandigheden op het moment van de beslissing en met het oog in de eerste plaats gericht op de toekomst –, voorbijgegaan kan worden aan de zorgelijke situatie van de minderjarige en haar verzwaarde opvoedbehoefte. Cursussen binnenkort: |
|
Man woont samen als ware hij gehuwdRechtsvraagWoont de man samen als ware hij gehuwd? Moet de man de kosten van het detectivebureau betalen? Is de man onrechtmatig geobserveerd? OverwegingDe man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw partneralimentatie aan hem moet betalen. De vrouw heeft van haar zoon gehoord dat de man samenwoont met zijn vriendin. Zij laat gedurende vijf maanden observaties uitvoeren door een detectivebureau. Op grond van de observaties, komt de rechtbank tot de conclusie dat de man samenwoont als het ware hij gehuwd. Hoewel de man en zijn vriendin ieder een eigen woning hebben, is er sprake van wederzijdse verzorging. De rechtbank bepaalt ook, op verzoek van de vrouw, dat de man de kosten van het detectivebureau van € 12.769,97 moet betalen. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden van artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder b, BW is voldaan. De man maakt geen aanspraak op een schadevergoeding wegens onrechtmatig uitgevoerde observaties. Er zijn geen observaties geweest in situaties, waarin de alimentatiegerechtigde er aanspraak op moet kunnen maken onbevangen zichzelf te zijn en het rapport beperkt zich tot de waarneming van die gedragingen die relevant zijn voor de beoordeling van de samenwoning in de zin van artikel 1:160 BW. Cursussen binnenkort: |
