VAKnieuws

    ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

19164

Bopz: wrakingsverzoek en mogelijkheid alsnog te beslissen

Hoge Raad der Nederlanden, 01-11-2019 ECLI:NL:HR:2019:1691
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Bopz
27 Wet Bopz, 36 - 39 Rv
Rechtsvraag

Kan een rechter over de verzochte machtiging – voortzetting inbewaringstelling -  beslissen, terwijl nog niet is beslist op het tijdens de mondelinge behandeling gedane wrakingsverzoek? 

Overweging

Gelet zowel op het mede door art. 5 lid 4 EVRM gewaarborgde belang dat spoedig wordt beslist op een verzoek tot onvrijwillige vrijheidsbeneming in het algemeen, als op de korte wettelijke beslistermijn die geldt voor een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het bijzonder (art. 29 lid 3 Wet Bopz), ziet de Hoge Raad aanleiding te bepalen dat in een geval als het onderhavige op laatstgenoemd verzoek moet worden beslist binnen een termijn van vijf dagen, te rekenen vanaf de dag na die van het indienen van het wrakingsverzoek. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet van toepassing. Indien deze termijn is verstreken, is art. 48 lid 2 Wet Bopz niet langer van overeenkomstige toepassing. Art. 48 lid 1, aanhef en onder c, Wet Bopz, dat bepaalt dat de geneesheer-directeur de betrokkene ontslag uit het ziekenhuis verleent zodra de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken, geldt vanaf dat moment dus onverkort. 

Opmerking verdient nog dat bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat de hiervoor genoemde termijn van vijf dagen in redelijkheid niet haalbaar is en dat de rechter, hoewel op een tegen hem gericht wrakingsverzoek nog niet is beslist, toch op het verzoek van de officier van justitie moet beslissen. (...) De rechter zal dan in de beschikking moeten motiveren welke bijzondere omstandigheden meebrengen dat de hiervoor bedoelde termijn niet kan worden gehaald en welke bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, op het verzoek van de officier van justitie beslist. 

In het licht van het voorgaande zijn de genoemde klachten van de onderdelen A en B gegrond. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat betrokkene gedurende een termijn van vijf dagen na de dag waarop het wrakingsverzoek werd gedaan, niet uit de kliniek kon worden ontslagen. Er bestond dus nog geen noodzaak voor de rechter tegen wie het wrakingsverzoek was gericht, om op het verzoek tot het verlenen van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te beslissen. 


 


ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.