VAKnieuws

    ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

18195

Internationale kinderontvoering, ondragelijke situatie en adequate voorzieningen

Gerechtshof Den Haag, 22-08-2018 ECLI:NL:GHDHA:2018:2254
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
IPR
13 HKOV; 11 Verordening Brussel IIbis
Rechtsvraag

Dient het kind in het kader van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV) te worden teruggeleid naar het land van de moeder, en zijn er adequate voorzieningen getroffen ter bescherming van de minderjarige na terugkeer?

Overweging

Art. 13 HKOV:

Ingevolge artikel 13 lid 1 sub b HKOV is de rechter van de aangezochte Staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien de persoon, de instelling of het lichaam dat zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht.

Het hof overweegt als volgt. Uit de briefrapportage van de gecertificeerde instelling van 10 augustus 2018 en het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er grote zorgen bestaan omtrent de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige bij een teruggeleiding naar de moeder in land 2. Uit voornoemde briefrapportage blijkt dat de zorgen enerzijds bestaan over het verontrustende gedrag van de minderjarige en anderzijds de houding en opstelling van de beide ouders. Het gaat in deze zaak om een zeer beschadigd meisje van vier jaar dat geen leeftijdsadequaat gedrag vertoont. De minderjarige is om veiligheidsredenen op een geheim adres in een voorziening voor pleegzorg geplaatst. De ouders voeren een hevige strijd met elkaar, waarbij zij de belangen van de minderjarige uit het oog zijn verloren. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van de gecertificeerde instelling dat er de afgelopen periode geen sprake is geweest van een samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de ouders. De vader zit thans gedetineerd en is niet bereikbaar geweest. De moeder was tevens slecht bereikbaar voor de gecertificeerde instelling en heeft toegelaten dat haar nieuwe partner bedreigingen heeft geuit jegens de gecertificeerde instelling. Tevens heeft de moeder ter zitting bij het hof verklaard geen vertrouwen te hebben in de jeugdzorg. Naar het oordeel van het hof is dit een zorgelijke uitlating, aangezien bij terugkeer van de minderjarige naar land 2 het van essentieel belang is dat er wel wordt samengewerkt met de land 2 jeugdzorg, hetgeen noodzakelijk is ter bescherming van de ontwikkeling van de minderjarige. Tevens is er naar het oordeel van het hof niet gebleken dat op dit moment hulpverlening is geregeld voor de minderjarige indien zij naar land 2 zou terugkeren. De enkele verklaring van de moeder, dat zij reeds overleg heeft gevoerd met jeugdzorg en de politie in land 2, is niet voldoende om aan te nemen dat er daadwerkelijk zicht is op het welzijn van de minderjarige bij haar terugkeer naar land 2. Voorts is gebleken dat de nieuwe partner van de moeder, waarmee de moeder tevens samenwoont in land 2, zich bedreigend opstelt, in elk geval jegens de gecertificeerde instelling. Ook het door de moeder genoemde netwerk biedt weinig vertrouwen in een stabiele leefomgeving voor de minderjarige. De moeder toont geen inzicht in het feit dat dit een zorgelijke situatie oplevert en de belangen van de minderjarige kan schaden. Daarnaast heeft de moeder door het weigeren van de begeleide omgang, naar het oordeel van het hof, laten zien dat zij het belang van de minderjarige niet voorop stelt. Ten slotte sluit het hof zich aan bij de opvatting van de gecertificeerde instelling dat er bij terugkeer naar het adres van de moeder in land 2 een reëel gevaar bestaat dat de minderjarige direct zal worden geconfronteerd met de heftige strijd tussen de ouders, met bedreigingen over en weer. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de minderjarige bij terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht. Het hof zal dan ook het verzoek tot terugkeer van de minderjarige op grond van artikel 13 lid 1 sub b HKOV afwijzen. Nu de terugkeer van de minderjarige wordt geweigerd, is het aan de raad en de gecertificeerde instelling om te zorgen voor een passende beschermingsmaatregel voor de minderjarige en daartoe tijdig de nodige actie te ondernemen. 

Art. 11 lid 4 van de Verordening Brussel IIbis:

Ingevolge artikel 11 lid 4 Brussel II bis dient het hof vast te stellen of er adequate voorzieningen zijn getroffen om de bescherming van de minderjarige na terugkeer te verzekeren. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat tot nu toe geen contact dan wel samenwerking tot stand is gekomen tussen de raad en de gecertificeerde instelling in Nederland en de jeugdzorg instanties in [land 2] . Niet is gebleken dat in [land 2] reeds enige kinderbeschermingsmaatregel is getroffen om de bescherming van de minderjarige na terugkeer te verzekeren. Het hof komt daarom tot het oordeel dat niet vast staat dat er adequate voorzieningen zijn getroffen om de bescherming van de minderjarige na terugkeer te verzekeren, zoals bepaald in artikel 11 lid 4 Brussel IIbis. 

19. Dit leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek van de moeder om teruggeleiding van de minderjarige alsnog zal worden afgewezen. Hetgeen de vader voor het overige ten aanzien van de weigeringsgrond van artikel 13, eerste lid sub b HKOV heeft aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking meer.


 


ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.