VAKnieuws

Echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel geen belanghebbende bij machtiging op grond van de Wzd

Nr: 25097 Hoge Raad der Nederlanden, 03-10-2025 ECLI:NL:HR:2025:1450 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ
Procesrecht
24 Wzd, 25 Wzd, 38 Wzd, 41 Wzd, 282 Rv, 290 Rv

Rechtsvraag

Is de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de betrokkene belanghebbende in de procedure?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat de wet bepaalt dat de rechter zich, alvorens te beslissen over een verzoek tot het verlenen van een machtiging in de zin van de Wzd, waar mogelijk moet laten informeren door de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel en dat de griffier ook de beschikking moet sturen aan de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel. Dat betekent volgens de Hoge Raad niet dat de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel een belanghebbende is in de procedure en een eigen verweerschrift mag indienen. De Hoge Raad ziet in de wet noch in de parlementaire geschiedenis een aanknopingspunt op grond waarvan de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel moet worden aangemerkt als belanghebbende. Het EVRM biedt ook geen grondslag.

Lees verder
 

Machtiging tot opname en verblijf

Nr: 25094 Hoge Raad der Nederlanden, 26-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1384 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 24 lid 4 Wzd

Rechtsvraag

Wat is een psychische stoornis in de zin van artikel 24 lid 4 Wzd?

Overweging

De rechtbank heeft een machtiging tot opname en verblijf verleend voor zes maanden, ten aanzien van betrokkene. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake is van een terugkerende alcoholverslaving en emotionele problemen, maar heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is van Korsakov. Volgens de rechtbank is er voldoende grond om een machtiging te verlenen op de grond dat er sprake is van een psychische aandoening in plaats van een psychogeriatrische aandoening in de zin van artikel 24 lid 4 Wzd. 

De Hoge Raad vernietigt de beschikking. DeHoge Raad overweegt dat u it de toelichting op het amendement waarmee art. 24 lid 4 Wzd is opgenomen in de wet , blijkt dat deze bepaling beoogt mogelijk te maken dat een betrokkene bij een wisselende zorgbehoefte kan ‘overstappen’ van de geestelijke gezondheidszorg naar de ouderenzorg of gehandicaptenzorg, zodat aan de betrokkene de juiste zorg op de juiste plek kan worden verleend. Op grond van deze bepaling kan een betrokkene met een psychische stoornis onvrijwillig worden opgenomen in een Wzd-accommodatie, in plaats van in een Wvggz-accommodatie, indien zijn zorgbehoefte daartoe aanleiding geeft. Gelet op deze toelichting moet worden aangenomen dat met ‘psychische stoornis’ in art. 24 lid 4 Wzd een psychische stoornis in de zin van de Wvggz is bedoeld. 

Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Vervolg op HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546

Nr: 25093 Hoge Raad der Nederlanden, 19-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1318 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 24 Rv

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank na terugverwijzing door de Hoge Raad de grenzen van de rechtsstrijd opgerekt door opnieuw te onderzoeken of de medische verklaring al dan niet gebrekkig was?

Overweging

Vervolg op HR 25 oktober 2024,  ECLI:NL:HR:2024:1546.

De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2024 de zaak terugverwezen naar de rechtbank, omdat de rechtbank de zorgmachtiging niet tijdelijk mocht verlengen in afwachting van een gedegen medische verklaring. Na terugverwijzing moet de rechtbank opnieuw beoordelen of er grond was voor de tijdelijke verlenging van de machtiging. Bij die herbeoordeling overweegt de rechtbank dat de medisch verklaring dat aan het verzoekschrift ten grondslag was gelegd wel gedegen was, terwijl de rechtbank voorheen had geoordeeld dat het gebrekkig was. De Hoge Raad vernietigt ook deze beslissing van de rechtbank. De rechtbank was gebonden aan haar eigen eerdere oordeel dat de medische verklaring onvoldoende was omdat de psychiater enkel dossieronderzoek had gedaan.

Lees verder
 

Zorgmachtiging verlengen kan enkel voor het verstrijken van de lopende machtiging

Nr: 25092 Hoge Raad der Nederlanden, 19-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1321 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 6:4 Wvggz; 6:5 Wvggz

Rechtsvraag

Kan de zorgmachtiging met 12 maanden worden verlengd, terwijl de mondelinge behandeling (na aanhouding) plaatsvind na het verlopen van de eerste machtiging?

Overweging

Nee, dat kan niet. In deze zaak heeft de officier van justitie verlenging van de zorgmachtiging van 12 maanden verzocht. Tijdens de mondelinge behandeling is betrokkene niet verschenen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling aangehouden om betrokkene de kans te geven zijn standpunt kenbaar te maken. De volgende mondelinge behandeling vindt plaats nadat de eerste machtiging is verlopen. De rechtbank verlengt vervolgens de machtiging met twaalf maanden. De Hoge Raad vernietigt de beslissing. In artikel 6:5 Wvggz staat dat een machtiging met twaalf maanden verlengd kan worden mits binnen drie weken na het verlengingsverzoek op dit verzoek wordt beslist en mits op dit verzoek wordt beslist voordat de bestaande machtiging is verlopen.

Lees verder
 

Belang van het kind niet altijd doorslaggevend

Nr: 25091 Hoge Raad der Nederlanden, 19-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1322 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:253a BW

Rechtsvraag

Mag de moeder het kind laten opvangen door familieleden die lid zijn van de Scientology kerk?

Overweging

Het hof neemt in zijn overweging mee dat partijen in eerste aanleg met elkaar zijn overeengekomen dat de moeder het kind niet zal laten opvangen door leden van de Scientology kerk, en dat daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Het hof wijst het verzoek van de moeder om te bepalen dat de moeder het kind wel mag laten opvangen door familieleden die tevens lid zijn van de Scientology kerk, af. De Hoge Raad vernietigt deze beslissing. Het hof heeft in het oordeel dat partijen geen bezwaren hebben geuit tegen de gemaakte afspraak dat het kind niet door leden van de scientology kerk wordt opgevangen, geen blijk gegeven van de door de moeder in hoger beroep aangevoerde bezwaren tegen de weergave van de gemaakte afspraak in eerste aanleg. 

Daarnaast overweegt de Hoge Raad dat op grond van artikel 1:253a BW bij geschillen over de gezagsuitoefening het belang van het kind wellicht zwaarwegend is, maar niet per definitie doorslaggevend. Het hof had ook aandacht moeten besteden aan het belang van de moeder om het kind kosteloos te kunnen laten opvangen door familieleden. Zeker gelet op het feit dat de vader financieel niets bijdraagt en ver weg is verhuisd, waardoor het grootste deel van de zorg op de moeder aankomt en de vader het kind ook niet meer kan opvangen.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Verdeling versus alimentatie

Nr: 25090 Hoge Raad der Nederlanden, 12-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1268 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:156 BW

Rechtsvraag

Is er sprake van een dubbeltelling als bij de berekening van de partneralimentatie rekening wordt gehouden met de dividenduitkeringen op de aandelen die in de verdeling zijn betrokken?

Overweging

De Hoge Raad vernietigt het cassatieberoep. Het hof heeft bepaald dat € 50.000,- dividenduitkering per jaar moet worden meegenomen in de draagkrachtberekening als inkomen. De man vindt dat er sprake is van een dubbeltelling. De Hoge Raad oordeelt van niet. Het werkelijke dividend is ruim drie keer zo hoog. Daarnaast is het werkelijke dividend hoger dan het geprognosticeerde resultaat waarvan uit is gegaan bij de waardering van de aandeling in het kader van de verdeling. 

Lees verder
 

Wettelijke indexering alimentatie bij wijziging alimentatie

Nr: 25073 Hoge Raad der Nederlanden, 18-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1165 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:402a BW

Rechtsvraag

Moet de rechter bij wijziging of vaststelling van de alimentatie met terugwerkende kracht ambtshalve de wettelijke indexering ook toepassing op de periode voor de beschikkingsdatum?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat de wettelijke indexering ex 1:402a BW enkel van toepassing is op de periode na de datum van de uitspraak, maar dat men wel kan verzoeken om de wettelijke indexering ook toe te passen op de alimentatie voor de uitspraakdatum en dat de rechter (zowel in eerste aanleg als in hoger beroep) zich er rekenschap van moet geven wat de gevolgen zouden zijn geweest voor de hoogte van de alimentatie indien de ingangsdatum en de uitspraakdatum op dezelfde datum hadden gelegen. De rechter mag die gevolgen verdisconteren in de hoogte van de alimentatie voor de uitspraakdatum.

Lees verder
 

Aanbod getuigen horen

Nr: 25074 Hoge Raad der Nederlanden, 11-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1141 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht art. 166 Rv jo. art. 168 Rv jo. art. 353 Rv

Rechtsvraag

Moet een aanbod tot het leveren van tegenbewijs middels het horen van getuigen nader gespecificeerd worden?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voorbij had mogen gaan aan het aanbod van de man tot het horen van getuigen. Dat de man niet nader heeft gespecificeerd waar de getuigen nog meer over zouden kunnen verklaren dan zij al op schrift hadden gedaan, is geen reden om zijn aanbod te passeren. Ook kon het hof zijn aanbod niet passeren op basis van de inhoud van de schriftelijke verklaringen, want dat is vooruit lopen op het bewijs dat nog geleverd kan worden.

Lees verder
 

Afstand van recht op advocaat Wvggz

Nr: 25075 Hoge Raad der Nederlanden, 11-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1138 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling GGZ 6:4 Wvggz

Rechtsvraag

Betrokkene wilde niet worden bijgestaan door zijn advocaat. Mocht de rechter daaruit de conclusie trekken dat betrokkene afstand deed van het recht om door een advocaat te worden bijgestaan?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat de rechter uit de mededeling door betrokkene dat hij niet bijgestaan wilde worden door zijn huidige advocaat, niet de conclusie mocht trekken dat hij ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn recht om te worden bijgestaan door een advocaat. De rechter had moeten onderzoeken of betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenste. Het resultaat van dit onderzoek moet uit de beschikking blijken.

Lees verder
 

Hoor en wederhoor

Nr: 25076 Hoge Raad der Nederlanden, 11-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1130 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht 19 Rv; 16 EVRM

Rechtsvraag

Mocht de rechter uitgaan van de juistheid van een stelling die is ingenomen in het laatst genomen processtuk?

Overweging

In deze alimentatiekwestie waarin de man onder bewind is gesteld, heeft de vrouw in het laatste processtuk gesteld en met stukken onderbouwd dat de man in 2021 door verkoop van onroerend goed € 400.000,- heeft ontvangen. Het hof heeft deze stelling ten grondslag gelegd aan de beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet uit mocht gaan van de juistheid van deze stelling zonder de man en de bewindvoerder hier eerst nog over te horen.

Lees verder
 

Klachtprocedure artikel 8:7 Wvggz alleen voor klachten over verplichte zorg

Nr: 25071 Hoge Raad der Nederlanden, 27-06-2025 ECLI:NL:HR:2025:1004 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 8:7 Wvggz

Rechtsvraag

Kan de betrokkene die op vrijwillige basis in een accomodatie verblijft, via de klachtprocedure van artikel 8:7 Wvggz een klacht indienen?

Overweging

De betrokkene verblijft op vrijwillige basis in een woonvoorziening. Daarnaast is voor de betrokkene een zorgmachtiging afgegeven, waarin onder meer de maatregel van 'opnemen in een accommodatie' is opgenomen. 

De betrokkene heeft te horen gekregen dat hij vanwege zijn gedrag moet vertrekken uit de woonvoorziening, en heeft daarover een klacht ingediend bij de klachtcommissie ex 8:7 Wvggz. 

De Hoge Raad oordeelt dat artikel 8:7 Wvggz enkel geldt voor klachten over de uitvoering van verplichte zorg. Nu vast staat dat betrokkene op vrijwillige basis in de woonvoorziening verbleef, is de klachtenprocedure van de Wvggz niet van toepassing. Klachten over (de beëindiging van) de verlening van vrijwillige zorg kunnen in de klachtenprocedure van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) aan de orde worden gesteld.

Dat voor betrokkene ook een zorgmachtiging was afgegeven voor onder meer het 'opnemen in een accommodatie' maakt het voorgaande niet anders omdat de klachtmogelijkheid uit artikel 8:7 Wvggz niet bedoeld is voor het effectueren van een aanspraak op een in de zorgmachtiging genoemde vorm van verplichte zorg. Uit art. 8:9 Wvggz volgt dat het aan de zorgverantwoordelijke is om te beslissen of wordt overgegaan tot toepassing van enige in de zorgmachtiging genoemde vorm van verplichte zorg.

Lees verder
 

Vrijstelling verplichte procesvertegenwoordiging gecertificeerde instelling

Nr: 25070 Hoge Raad der Nederlanden, 27-06-2025 ECLI:NL:HR:2025:1011 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Jeugdrecht
Procesrecht
1:274 lid 2 BW; 1:283 BW; 282 Rv; 278 Rv; 362 Rv

Rechtsvraag

Is de gecertificeerde instelling op grond van artikel 1:283 BW ook vrijgesteld van procesvertegenwoordiging bij het indienen van een verweerschrift en in een procedure in hoger beroep?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat gelet op de wetsgeschiedenis, artikel 1:283 BW zo moet worden gelezen dat de vrijstelling van verplichte procesvertegenwoordiging voor de gecertificeerde instelling ook geldt bij het indienen van een verweerschrift, en ook in hoger beroep. 

Lees verder