VAKnieuws 2021
sorteer op datum sorteer op nummer | |
---|---|
21002
GGZ: algemene beginselen zijn onderdeel van klachtgrondenHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2021 ECLI:NL:HR:2020:2096 Jurisprudentie - RechtseenheidGGZ 2:1 e.v. 8:9 Wvggz Rechtsvraag Kan er geklaagd worden over de algemene beginselen van hoofdstuk 2 Wvggz (bijv ultimum remedium, subsidiariteit, doelmatigheid, deelname maatschappelijk leven etc)? OverwegingBij een klacht over een beslissing op de voet van art. 8:9 Wvggz kan derhalve ook worden aangevoerd dat bij het nemen van die beslissing de uitgangspunten van hoofdstuk 2 niet in acht zijn genomen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, doet daaraan niet af dat hoofdstuk 2 van de wet niet wordt genoemd bij de klachtgronden van art. 10:3 Wvggz, noch dat in art. 8:9 Wvggz geen specifieke bepalingen uit dat hoofdstuk zijn vermeld. (Zie voor mate van spoedeisende verstrekking schriftelijke kennisgeving verplichte zorg r.o. 4.3.3 en 4.3.4). |
|
21001
Geen nietig exploot nu woonplaats van de eiser/verweerder niet op de dagvaarding staatHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2020 ECLI:NL:HR:2020:2101 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingProcesrecht 45, 121 Rv Rechtsvraag Is het exploot nietig omdat de betekening door deurwaarder is geschied zonder vermelding van de woonplaats van verweerster omdat zij 'geheim adres' heeft? OverwegingNiet-naleving van art. 45 lid 3 Rv ten aanzien van de vermelding van de woonplaats van (i) degene op wiens verzoek de betekening geschiedt (lid 3 onder b) (hierna: de eiser), en (ii) degene voor wie het exploot is bestemd (lid 3 onder d) (hierna: de verweerder), levert ingevolge die bepaling in beginsel gebreken op die als nietigheidsgronden zijn aan te merken. De vraag of in een concreet geval de nietigheid van het exploot op een van deze gronden moet worden uitgesproken, hangt af of aannemelijk is dat de verweerder door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat wordt beschermd door de geschonden norm dat de woonplaats van de eiser en de woonplaats van de verweerder in het exploot moeten worden vermeld. Voor het exploot van betekening van het oproepingsbericht geldt bovendien dat de rechter op de voet van art. 121 lid 3 Rv de nietigheid van het exploot uitspreekt als aannemelijk is dat het exploot de verweerder als gevolg van het gebrek niet heeft bereikt. Vermelding van de woonplaats dient ter identificatie van de in het exploot genoemde personen. Hieruit volgt dat van onredelijke benadeling in de zin van art. 66 lid 1 Rv geen sprake is, indien ondanks het niet vermelden van de woonplaats van de eiser of de verweerder, geen misverstand kan bestaan over de identiteit van deze personen. In dat geval brengt de niet-naleving van art. 45 lid 3, aanhef en onder b of d, Rv geen nietigheid van het exploot mee.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
21005
Kindvriendelijke overweging over niet horen van 10-jarig kindGerechtshof Amsterdam, 15-12-2020 ECLI:NL:GHAMS:2020:3555 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 1:253a BW Rechtsvraag Dient een 10-jarige gehoord te worden nu de vader heeft verklaard dat zij graag door de rechter wordt gehoord? OverwegingNee. In de wet is bepaald dat de rechter een kind van twaalf jaar of ouder naar haar mening moet vragen in een zaak over de zorgregeling. Ook kinderen jonger dan twaalf jaar mogen soms hun mening geven bij de rechter. In dit geval vindt het hof dat geen goed idee, want het hof is bang dat [de minderjarige] (nog meer) spanningen zal voelen van haar ouders als zij wordt uitgenodigd voor een gesprek met de rechter. Het is lastig en waarschijnlijk ook verdrietig voor [de minderjarige] om twee ouders te hebben die het al zo lang en zo ernstig niet eens zijn met elkaar. In zo’n situatie moet een rechter de knoop doorhakken en de ouders moeten de zorgregeling uitvoeren die de rechter heeft bepaald. De vader van [de minderjarige] heeft de rechter verteld dat [de minderjarige] geen behoefte meer heeft aan hulp en ondersteuning van instanties en dat zij geen vertrouwen meer heeft in volwassenen. De rechter denkt niet dat [de minderjarige] daar anders over gaat denken door een gesprek met de rechter. Wel zou het goed zijn als [de minderjarige] wat vaker met een neutrale persoon kan praten. [de minderjarige] zou zelf kunnen kijken op de website van Villa Pinedo, of kunnen bellen met de Kindertelefoon. Haar ouders kunnen ook voor haar een zogenoemde Kindbehartiger inschakelen die met [de minderjarige] kan praten over wat haar bezighoudt.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
21003
Ontslagvergoeding dient als aanvulling draagkracht voor kinderalimentatieGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2020 ECLI:NL:GHARL:2020:10326 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 1:404 BW Rechtsvraag Heeft de rechtbank bij de bepaling van het NBI en de draagkracht van de vrouw ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de ontslagvergoeding van ongeveer € 30.000,- netto die de vrouw in 2018 heeft ontvangen? OverwegingHet hof overweegt als volgt. Uit de door de vrouw overgelegde vaststellingsovereenkomst blijkt dat de arbeidsovereenkomst tussen de vrouw en [F] per 1 oktober 2018 is beëindigd. De vrouw heeft in dat kader in november 2018 een beëindigingsvergoeding ontvangen van € 71.491,71 bruto. Dit komt neer op ruim € 30.000,- netto. Naar het oordeel van het hof kan in redelijkheid van de vrouw worden verwacht de terugval in inkomen sinds het ontslag bij [F] aan te vullen tot het niveau dat zij bij [F] verdiende en mag van haar voorlopig ook nog worden verwacht haar inkomen aan te vullen. Daartoe overweegt het hof dat de man in hoger beroep voldoende heeft geconcretiseerd op welke wijze het hof rekening dient te houden met de ontslagvergoeding en wat dit betekent voor het inkomen van de vrouw. De beëindigingsvergoeding is nu juist bedoeld om een inkomensterugval te compenseren. De keuze van de vrouw om dit geld op andere wijze te besteden dient in beginsel voor haar rekening te blijven. Voor zover sprake is geweest van noodzakelijke (extra) uitgaven zou dit wellicht anders kunnen zijn, maar de vrouw heeft onvoldoende gespecificeerd onderbouwd waaraan de gelden zijn besteed. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw daarmee de stelling van de man dat de vrouw (in ieder geval een deel van) de door haar ontvangen beëindigingsvergoeding had kunnen reserveren om na haar ontslag bij [F] de terugval in haar inkomen aan te vullen onvoldoende betwist. Gelet op haar onderhoudsplicht jegens [de minderjarige2] mocht dat ook van haar worden gevergd. Aannemelijk is dat de vergoeding nog niet volledig zou zijn besteed indien de vrouw andere keuzes had gemaakt. Daarmee slaagt de grief van de man. |
|
21004
Geen extra beloning bewindvoerder voor extra werk uit afwikkeling erfenisGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020 ECLI:NL:GHARL:2020:10189 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingCuratele, bewind en mentorschap 1:447 BW Rechtsvraag Komen de door de bewindvoerder in het kader van de afwikkeling van een erfenis verrichte werkzaamheden in aanmerking voor een extra beloning? OverwegingVolgens de bewindvoerder bestonden de extra werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap (verspreid over een periode van ongeveer 10 maanden) onder meer uit het vragen van een verklaring van erfrecht, het onderhouden van contacten met de makelaar over de verkoop van de woning, het verzenden van kennisgevingen, het opzeggen van abonnementen, het bezoeken van de woning samen met de rechthebbende, het vaststellen van het vermogen, contact met de RDW (over het opnieuw aanvragen van alle overschrijvingspapieren en kentekenkaart), het verkopen van de auto (het zoeken van een koper en beëindiging van de verzekering), het regelen van de uitvaart (en wensen op papier zetten), het opstellen van een boedeloverzicht, het indienen van een verzoek tot ontheffing terinzageleggingen (boedelbeschrijving, eind-rekening en verantwoording en de uitdelingslijst) en het doen van de aangifte erfbelasting. De bewindvoerder heeft verklaard dat hiermee 32 (extra) uren waren gemoeid. Samen met de rechtbank is het hof van oordeel dat er in de onderhavige zaak niet is gebleken van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in de Regeling. Onvoldoende is gebleken dat ten aanzien van de door de bewindvoerder verrichte werkzaamheden sprake is van dermate uitzonderlijke omstandigheden dat die werkzaamheden een extra vergoeding rechtvaardigen. Daartoe overweegt het hof dat het forfaitaire beloningsstelsel uit de Regeling voorop dient te staan, hetgeen meebrengt, zoals hierboven in rechtsoverweging 5.2 reeds is overwogen, dat niet voor alle werkzaamheden buiten het normale of gebruikelijke patroon een extra beloning kan worden gevraagd. Op zichzelf is te billijken dat de bewindvoerder de keuze heeft gemaakt om meer uren te maken dan de gemiddelde 17 uren waarop de jaarbeloning ziet, omdat daardoor in het belang van haar cliënte kosten zijn bespaard. Dit brengt echter niet automatisch mee dat de verrichte werkzaamheden zo uitzonderlijk zijn dat daar een extra vergoeding tegenover behoort te staan. Indien dit de bewindvoerder voor ogen heeft gestaan dan was het wellicht verstandig geweest, om van tevoren met de kantonrechter te bespreken/af te stemmen welke werkzaamheden onder het forfaitaire bedrag vallen.
Binnenkort:
Ruzieboedels en andere verdelingsperikelen |