VAKnieuws 2016
Gebondenheid aan Duisenbergregeling inzake effectenlease DexiaRechtsvraagBestaat er gebondenheid aan de WCAM-overeenkomst (Duisenbergregeling) als één van beide echtgenoten het Dexia-Aanbod heeft aanvaard en de andere met beroep op art. 1:89 BW een verklaring tot buitengerechtelijke vernietiging van de effectenleaseovereenkomst heeft uitgebracht, terwijl die vernietiging niet door Dexia is aanvaard? OverwegingJa, de WCAM-overeenkomst ziet mede op de onzekerheid die resteert indien de leaseovereenkomsten voor de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst buitengerechtelijk zijn vernietigd, maar Dexia te kennen heeft gegeven dat zij die vernietiging niet aanvaardde en niet in rechte of anderszins is komen vast te staan of deze vernietiging effect sorteert (vgl. HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5822, NJ 2011/59). In het oordeel van het hof ligt besloten dat dit niet anders is in een geval als het onderhavige, waarin de belegger het Dexia Aanbod heeft ondertekend en aldus de Overeenkomst Dexia Aanbod heeft gesloten, maar diens echtgeno(o)t(e) dat niet heeft gedaan en gebruik heeft gemaakt van de hem of haar om die reden nog ten dienste staande bevoegdheid de effectenleaseovereenkomsten waarop het Dexia Aanbod ziet, op grond van art. 1:89 BW in verbinding met 1:88 BW te vernietigen. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Ook in dat geval resteert immers onzekerheid over de rechtsgeldigheid van de effectenleaseovereenkomsten. Cursussen binnenkort: |
|
Gescande handtekening onder verzoek van instelling is voldoende betrouwbaarRechtsvraagIs een gescande handtekening onder het verzoekschrift tot verlenging machtiging uithuisplaatsing rechtsgeldig? OverwegingJa, de Hoge Raad heeft in 1992 reeds geoordeeld (ECLI:NL:HR:1992:ZC0778) dat een redelijke, met de voortgang van de communicatietechniek rekening houdende en met de eisen van een goede procesorde verenigbare wetstoepassing met zich brengt dat, ingeval een naar behoren ondertekend verzoekschrift volledig, met de daarop zichtbare ondertekening, per fax wordt verzonden naar en ontvangen door de griffie van het gerecht waarbij het moet worden ingediend, de ter griffie ingekomen faxkopie dient te worden aangemerkt als een naar behoren ondertekend verzoekschrift. Het hof is van oordeel dat een gescande handtekening in het huidige digitale tijdperk minstens vergelijkbaar is met die op een faxkopie. Het hof gaat dan ook niet mee met de eis van de ouders dat het verzoekschrift een zogenaamde "natte" handtekening moet bevatten. Een dergelijk gescande handtekening doet volgens het hof in de gegeven omstandigheden niet onder voor een originele handtekening. Voor het hof bestaat geen twijfel dat de gescande handtekening afkomstig is van mevrouw [I] . Nu verder gesteld noch gebleken is dat de Gecertificeerde Instelling (GI) als organisatie niet betrouwbaar is of de werkwijze onzorgvuldig plaatsvindt, ziet het hof geen enkel beletsel de ondertekening van het verzoekschrift van de GI acceptabel te achten. De door de advocaat ter zitting aangehaalde uitspraken zien op andersoortige procedures (straf-/bestuurszaken) en/of situaties. Met de GI is het hof daarom van oordeel dat sprake is van een naar behoren ondertekend verzoekschrift in de zin van artikel 278 lid 2 Rv. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Motiveringsgebrek bij afwijzing verzoek tot verdeling rekeningsaldoRechtsvraagHeeft het hof terecht geoordeeld dat het verzoek tot overlegging bankafschriften een ‘fishing expedition’ is? OverwegingNee, het hof is niet ingegaan op het verzoek van de vrouw tot verdeling van het saldo van de rekening, maar heeft in rov. 5.7 uitsluitend geoordeeld over het daarmee samenhangende verzoek om de man te verplichten tot het overleggen van bankafschriften van de rekening over de relevante periode. Zonder toelichting valt echter niet in te zien waarom die rekening niet in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoeft te worden betrokken. De man heeft blijkens de stukken van het geding niet betwist dat de rekening bestaat, noch dat deze tot de te verdelen gemeenschap behoort. De klacht slaagt derhalve in zoverre.
Hof: 'Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vrouw moet worden aangemerkt als een zogeheten fishing expedition, waarvoor artikel 843a Rv nadrukkelijk geen ruimte biedt. Het enkele niet nader onderbouwde vermoeden van de vrouw dat de man in de periode van maart 2012 tot en met november 2012 meer inkomsten heeft gehad dan waarvan zij kennis heeft, is onvoldoende om de man te verplichten al zijn bankafschriften over deze periode over te leggen. Het verzoek van de vrouw dient daarom te worden afgewezen.' Cursussen binnenkort: |
|
Brutering partneralimentatie terwijl de man geen belastingplicht in Nederland heeftRechtsvraagHeeft het hof terecht het draagkrachtbedrag van de man gebruteerd, nu tussen partijen niet in geschil is dat de Nederlandse belastingwetgeving niet van toepassing is op het inkomen van de man? OverwegingTussen partijen was niet in geschil dat de man als werknemer van een internationale organisatie niet belastingplichtig is in Nederland en dat hij daarom ook geen fiscaal voordeel geniet in verband met zijn alimentatieverplichting jegens de vrouw. Ook de rechtbank is daarvan uitgegaan en geen van partijen heeft tegen dat uitgangspunt een grief gericht. Door de ten behoeve van de vrouw beschikbare draagkrachtruimte te bruteren is het hof derhalve buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden. Cursussen binnenkort: |
|
16147
Rapport Staatscommissie Herijking Ouderschap07-12-2016, bron: Kamerstukken II 2016/17, 33032 Regelgeving - Gezag en omgangEchtscheiding Huwelijksvermogensrecht Procesrecht Jeugdrecht Samenvatting Op 7 december heeft de Minister van Veiligheid en Justitie namens het kabinet het rapport 'Kind en ouder in de 21 e eeuw' aan van de Staatscommissie Herijking Ouderschap onder voorzitterschap van de heer A. Wolfsen aan de Staten-Generaal aangeboden. Naar aanleiding van maatschappelijke en medisch-technologische ontwikkelingen in de afgelopen decennia heeft de staatscommissie in opdracht van de regering advies uitgebracht over het ouderschap. De commissie heeft in totaal 68 aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op algemene aspecten, het juridische ouderschap, het gezag, en draagmoederschap. Inzake het juridisch ouderschap springt er uit dat de commissie aanbeveelt een juridisch meerouderschap (met bijbehorend gezag) voor meer dan twee ouders wettelijk mogelijk te maken. Wat betreft het gezag acht de commissie het onder meer van belang dat in de wet wordt vastgelegd dat voor de registratie van gezamenlijk gezag de schriftelijke toestemming is vereist van het kind dat de leeftijd van acht jaar heeft bereikt. Daarnaast beveelt de commissie aan een wettelijke regeling op te nemen voor draagmoederschap.
Binnenkort:
Praktische Update Familieprocesrecht |
|
81 RO, gestelde renovatiekosten aan gezamenlijke woning niet te controlerenRechtsvraagHeeft het hof ten onrechte geoordeeld dat onvoldoende is bewezen of de door de vrouw aangegane leningen zijn gebruikt voor renovatie van de niet-echtelijke gezamenlijke woning? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: Het debat in hoger beroep betrof niet zozeer de vraag of de leningen zijn aangegaan, maar spitste zich toe op de vraag of de desbetreffende leningen zijn gebruikt voor onderhoud of renovatie van deze woning, zoals de vrouw had gesteld. Volgens het hof is de juistheid van die stelling ‘in het geheel niet te controleren’. Deze waardering van het door de vrouw te leveren bewijsmateriaal is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt.
Hof: Het hof oordeelt dat de vrouw in elk geval niet is geslaagd in het bewijs dat zij in totaal voor een bedrag van € 112.725,78 aan onderhouds- en renovatiekosten en voor een bedrag van € 69.611,15 aan rente- en financieringskosten ten behoeve van de woning heeft betaald. Uit de stukken die zij ten bewijze van haar stelling heeft overgelegd kan weliswaar worden geconcludeerd dat zij kosten heeft gemaakt ten behoeve van de woning, maar die stukken en hetgeen zij heeft verklaard zijn ten aanzien van veel van de opgevoerde posten geen duidelijk voor de man en het hof te controleren verantwoording van uitgaven ten behoeve van de woning. De man heeft in zijn antwoordakte na getuigenverhoor een greep gedaan uit de financiële stukken die de vrouw heeft overgelegd en daarop gereageerd. Het hof sluit zich aan bij de stelling van de man dat deze oncontroleerbaar zijn. Voor de leningen is naar het oordeel van het hof op grond van de stukken in het geheel niet te controleren of deze zijn gebruikt voor de financiering van onderhoud of renovatie van de woning. Cursussen binnenkort: |
|
Bopz: spanningsveld tussen mate van bewegingsvrijheid en verblijf in instellingRechtsvraagIs sprake van verblijf in een ziekenhuis als betrokkene overdag niet in het ziekenhuis verblijft en slechts in het ziekenhuis overnacht? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: De omstandigheid dat betrokkene overdag niet in het ziekenhuis aanwezig is, betekent volgens de arts niet dat een machtiging tot voortgezet verblijf niet meer noodzakelijk is. Uit de geneeskundige verklaring en de wettelijke aantekeningen blijkt dat het verblijf in het ziekenhuis vooral gericht is op de toediening van de medicatie en het controleren van de bloedspiegel. De arts heeft ter zitting toegelicht dat in het verleden is gebleken dat bij het toestaan van meer vrijheden de inname van medicatie fout gaat en dat betrokkene zelfs eens met een lithiumintoxicatie is teruggekeerd. Uit het voortgangsverslag blijkt dat er met betrokkene geen goede afspraken te maken zijn en dat hij niet meer dan 48 uur mag wegblijven van de afdeling. Onder deze omstandigheden is niet onbegrijpelijk noch rechtens onjuist dat de rechtbank tot de slotsom is gekomen dat betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis verblijft in de zin van art. 15 Wet Bopz, ook al geniet hij een betrekkelijk grote bewegingsvrijheid, en dat het de bedoeling is dat het verblijf in het ziekenhuis wordt voortgezet, waartoe de rechtbank de gevraagde machtiging tot voortgezet verblijf heeft verleend. |
|
Bopz: reikwijdte verlengingsmogelijkheid machtiging voortgezet verblijfRechtsvraagHeeft de rechtbank miskend dat verlenging van de machtiging voortgezet verblijf mogelijk was nu aan betrokkene voorwaardelijk ontslag is verleend en de geldingsduur van de machtiging voortgezet verblijf inmiddels is verstreken? OverwegingVerlenging van de machtiging voortgezet verblijf is niet mogelijk als aan de betrokkene ontslag uit het ziekenhuis is verleend, of als een voorwaardelijk verleend ontslag door het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende machtiging niet meer kan worden ingetrokken. In een dergelijk geval verblijft de betrokkene immers niet meer in het psychiatrisch ziekenhuis, zodat een machtiging tot voortgezet verblijf ingevolge art. 15 Wet Bopz niet meer kan worden verleend. Wel kan de officier van justitie dan ingevolge art. 2 Wet Bopz een voorlopige machtiging verzoeken. |
|
Toestemming verhuizing mogelijk zonder vastgelegde ouderschapsregelingRechtsvraagHeeft het hof terecht aan de vrouw toestemming verleend om met de minderjarige naar Israël te verhuizen zonder een ouderschapsregeling in het dictum vast te leggen? OverwegingJa. Blijkens zijn overwegingen heeft het hof het, mede gelet op het belang van het kind, wenselijk geacht de door de vrouw verzochte toestemming te verlenen. Gezien de overwegingen heeft het hof daarbij voldaan aan zijn verplichting erop toe te zien dat in de situatie die na de verhuizing van het kind zal ontstaan zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het gelijkwaardig ouderschap van de man en de vrouw, en heeft het geoordeeld dat daarvan in de omstandigheden van het geval kan worden uitgegaan. Het hof mocht immers ervan uitgaan dat ten minste de door de vrouw voorgestelde regeling tot stand zou komen. Nu vaststelling van de ouderschapsregeling evenwel onderwerp was gebleven van de procedure bij de rechtbank, behoefde het hof de door de vrouw voorgestelde regeling niet in het dictum van zijn beslissing op te nemen. Cursussen binnenkort: |
|
Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijk recht bij gezagsverzoek over kind dat in Spanje isRechtsvraagIs de Nederlandse rechter bevoegd, en zo ja, welk recht is van toepassing bij verzoek om gezamenlijk gezag waarbij gezaghebbende ouder en minderjarige zich in Spanje bevinden? Overweging(Ten aanzien van de bevoegdheid:) Op 3 december 2015 is de vrouw met de minderjarige naar Spanje afgereisd. Partijen verschillen van mening onder welke omstandigheden de vrouw is vertrokken. De man voert aan dat de vrouw samen met minderjarige op vakantie naar Spanje is gegaan, dan wel in verband met een time-out in de relatie tussen de man en de vrouw. De vrouw geeft aan dat zij met goedkeuring van de man is teruggegaan naar Spanje toen bleek dat de situatie niet verbeterde. minderjarige en de vrouw verblijven sindsdien in Spanje. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, duiden er niet op dat de vrouw en minderjarige al zodanig geworteld waren in Spanje, dat de gewone verblijfplaats van minderjarige inmiddels in Spanje was. Hij was op dat moment immers 9 maanden oud en nog geen 3 weken in Spanje. De rechtbank acht zich derhalve bevoegd. (Ten aanzien van het toepasselijke recht:) Uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is, kort gezegd, dat de bevoegde rechter zijn interne recht toepast (artikel 15 lid 1). Op dit uitgangspunt worden vervolgens een aantal uitzonderingen gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat gezien het tijdsverloop vanaf 22 december 2015 tot heden en het feit dat de vrouw kenbaar heeft gemaakt dat haar verblijf in Spanje duurzaam is en daarnaar ook gehandeld heeft, hetgeen ook niet langer door de man wordt betwist, thans de gewone verblijfplaats van de minderjarige naar Spanje is verplaatst. Dit maakt dat Spaans recht van toepassing is. Cursussen binnenkort: |
|
Niet opeisen van alimentatie levert geen grond op voor kwijtschelding alimentatieschuldRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het verzoek van de man tot kwijtschelding van de resterende alimentatieschuld afgewezen? OverwegingJa, het hof overweegt dat het verzoek van de man om de vóór de ingangsdatum van de wijziging ontstane alimentatieschuld “kwijt te schelden” niet op de wet is gebaseerd en dus niet kan worden toegewezen. Artikel 1:401 BW biedt de alimentatierechter geen ruimte om ongewijzigde, en dus verschuldigd gebleven alimentatietermijnen kwijt te schelden (vgl. HR 2 januari 1953, NJ 1953, 148). Voor zover de man met zijn verzoek om kwijtschelding een beroep doet op rechtsverwerking, faalt dit. Wat er zij van zijn stelling dat de vrouw gedurende een periode van zes jaren sinds de beschikking van 29 april 2009 nimmer om betaling van kinderalimentatie heeft gevraagd, enkel stilzitten of enkel tijdsverloop levert volgens vaste rechtspraak geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. De man heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld en te bewijzen aangeboden die daartoe zouden kunnen nopen. Cursussen binnenkort: |
|
Toegang tot appelrechter blijft bestaan bij verzuim van hof om verzet te zuiverenRechtsvraagIs het strijdig met fundamentele rechtsbeginselen (zoals effectieve toegang tot de rechter en het vertrouwensbeginsel) dat een partij die zich laat leiden door foute aanwijzingen van het hof en daardoor op het verkeerde been wordt gezet, niet-ontvankelijk wordt verklaard? OverwegingJa. Door eisers in het verzet niet-ontvankelijk te achten op de grond dat herstel van het processuele verzuim aan de zijde van het hof , niet mogelijk is volgens de regels (art. 353 lid en en 142 Rv), is de toegang tot de appelrechter in de kern aangetast. Onder dergelijke omstandigheden leidt onverkorte toepassing van die regels tot een resultaat dat niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM. Dat wordt in dit geval niet anders doordat eisers zelf hadden kunnen verzoeken in de gelegenheid te worden gesteld proceshandelingen te verrichten. Daarom had het hof in dit bijzondere geval aanleiding behoren te zien het verzet ontvankelijk te achten, met als gevolg dat de appelinstantie werd heropend, waarbij de verzetdagvaarding heeft te gelden als memorie van antwoord (vgl. HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3741, NJ 2014/142). Cursussen binnenkort: |