VAKnieuws 2020
Jaarstermijn voor hoofdelijke verbondenheid bij overgang van ondernemingRechtsvraagIs de termijn van een jaar na overgang van onderneming voor hoofdelijke verbondenheid een verval- of verjaringstermijn? OverwegingHet is niet in overeenstemming met deze toelichting de termijn van 1 jaar aan te merken als een verjaringstermijn. In dat geval zou de oude werkgever, na stuiting van de verjaring, ook na dit tijdvak nog jarenlang aansprakelijk kunnen worden gehouden (art. 3:319 leden 1 en 2 BW) en zou er van een hoofdelijke aansprakelijkheid “voor slechts een beperkte duur” geen sprake zijn. |
|
Aansprakelijkheid UWV voor onrechtmatig handelenRechtsvraagOs het UWV aansprakelijk voor het niet (tijdig) afgeven van een deskundigenoordeel? OverwegingDe aldus door het UWV veroorzaakte onzekerheid over de duur van de ongeschiktheid van [appellant] voor het eigen werk moet voor rekening van het UWV blijven. Aangenomen wordt daarom dat [appellant] na 16 juni 2014 ongeschikt voor het eigen werk zou zijn gebleven. Dat dat gedurende twee jaar het geval zou zijn geweest kan overigens niet afgeleid worden uit de brieven van de orthopedisch chirurg waarop [appellant] zich heeft beroepen (prod. 11 mvg). Gelet op de aangenomen ongeschiktheid van [appellant] na 16 juni 2014 ligt niet voor de hand dat in de hypothetische situatie een vaststellingsovereenkomst met [taxibedrijf 1] zou zijn gesloten. Er is onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat de arbeidsovereenkomst hoe dan ook in het najaar van 2014 zou zijn geëindigd, zoals het UWV heeft gesteld. Weliswaar staat in de brief van de advocaat van [taxibedrijf 1] van 30 juli 2014 en in de rapportage van de arbeidsdeskundige van 30 juli 2014 (prod. 7 verzetdagv.) vermeld dat sprake is van een reeks van incidenten waarvoor [appellant] meermaals een waarschuwing heeft gekregen, maar het UWV heeft een en ander niet feitelijk onderbouwd. Uit niets blijkt dat [taxibedrijf 1] ook zonder het geschil over de geschiktheid van [appellant] voor zijn eigen werk en zonder het onrechtmatig handelen van het UWV tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst zou zijn overgegaan. Ook een opzegging van de arbeidsovereenkomst of een ontbinding daarvan zouden naar alle waarschijnlijkheid niet aan de orde zijn geweest gelet op het opzegverbod tijdens ongeschiktheid wegens ziekte. Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Onrechtmatige onttrekking bij samenleversRechtsvraagHeeft de vrouw onrechtmatig gelden onttrokken aan de bankrekeningen die ter beschikking stonden voor de gezamenlijke huishouding? OverwegingHet hof stelt voorop dat vaststaat dat de vrouw beschikte over een volmacht ten aanzien van de rekeningen [rekeningnummer 2], [rekeningnummer 3] en [spaarrekening] en dat zij, gelet op deze volmacht(en) mocht beschikken over de gelden op die rekeningen. Echter, mede in het licht van de samenlevingsovereenkomst die partijen zijn aangegaan en hetgeen partijen daarin zijn overeengekomen, moesten partijen er over en weer redelijkerwijs van uitgaan dat deze volmachten zich in de interne verhouding tussen partijen, slechts uitstrekten tot het bestrijden van de kosten van de gezamenlijke huishouding van partijen. Dat de vrouw daar zelf ook van uitging blijkt uit haar eigen stelling dat zij het geld steeds heeft gebruikt voor de kosten van de gezamenlijke huishouding. Gelet op het voorgaande mocht de vrouw er in de interne verhouding tussen partijen dan ook niet van uit gaan dat deze volmachten óók gebruik mochten worden voor vermogensopbouw ten behoeve van haar zelf en/of haar kind(eren). Voor zover de vrouw het geld hiervoor wel heeft gebruikt is dan ook sprake van een onrechtmatige onttrekking. Cursussen binnenkort: |
|
Ontslagen bewindvoerder heeft geen machtiging nodig voor hoger beroepRechtsvraagHeeft de bewindvoerder een machtiging van de kantonrechter nodig als hij/zij is ontslagen en hoger beroep wil instellen tegen de ontslagbeschikking? OverwegingNee. Het hof stelt voorop dat verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 1:443 BW niet verplicht was een machtiging te verzoeken voor het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van 11 februari 2019. Verzoeker heeft naar het oordeel van het hof zorgvuldig gehandeld door een machtiging te verzoeken, zeker gelet op de met het instellen van hoger beroep gepaard gaande (proces)kosten. Bovendien heeft verzoeker als (voormalig) bewindvoerder van rechthebbende het recht om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking waarbij hij is ontslagen als bewindvoerder van rechthebbende. Door het instellen van hoger beroep tegen die beschikking is verzoeker niet tekortgeschoten in zijn taken als bewindvoerder. Naar het oordeel van het hof is in dit geval, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, voor de vraag of de machtiging dient te worden verleend niet van doorslaggevend belang of het verzoek tot wijziging van bewindvoerder tegen de wens van rechthebbende ingaat. Immers, bij een verzoek tot wijziging van bewindvoerder dient te worden beoordeeld of er sprake is van gewichtige redenen en/of de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden. Dat de wens van rechthebbende niet bekend is, acht het hof dan ook - los van het feit dat, zoals hierna zal blijken, het hof rechthebbende niet (meer) in staat acht om haar mening kenbaar te maken over het voorliggende verzoek - in dit geval niet relevant. Cursussen binnenkort: |
|
Weigering I-grondRechtsvraagIs ontbinding op de I-grond gerechtvaardigd bij afwijzing van de andere ontslaggronden Overweging[verzoekster] heeft meer subsidiair (aanvullend) verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, die zodanig is dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:699 lid 3, onderdeel i BW). Met deze zogenoemde ""cumulatiegrond"" wordt beoogd het ontslagstelsel te verruimen, zonder te breken met het huidige stelsel van gesloten ontslaggronden (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, nr. 9, p. 59). De cumulatiegrond is voor die gevallen bedoeld waarin voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden, waarbij de werkgever dat niet kan baseren op omstandigheden uit één enkele ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden samen (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, F, pag. 26). Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om verwijtbaar handelen van de werknemer gecombineerd met onvoldoende functioneren en/of een verstoorde arbeidsverhouding (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, nr. 3, pag. 52). [verzoekster] heeft nagelaten deze ontslaggrond afzonderlijk toe te lichten en het is niet aan de rechter om – wanneer iedere toelichting ontbreekt – de omstandigheden die zijn aangevoerd in het kader van de afzonderlijke ontslaggronden in het kader van de i-grond te verzamelen en zelfstandig te beoordelen of dat voldoende is voor een voldragen i-grond. Daar komt bij dat hierboven al is geoordeeld dat geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke ontslaggronden voldragen is. Ook in combinatie leveren zij niet voldoende grond op de arbeidsovereenkomst te beëindigen. " |
|
Kinderalimentatie en zwarte inkomstenRechtsvraagHeeft de man zwarte inkomsten die – naast zijn dienstverband – meewegen in het bepalen van de kinderalimentatie? OverwegingHet hof overweegt als volgt. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar stelling dat bij de man niet alleen sprake is van inkomsten uit dienstverband bij de KLM, maar ook van inkomsten als stukadoor in het bedrijf van zijn broer, gewezen op het schriftje, waaruit zij gedeeltes heeft overgelegd, en appberichten tussen partijen. Volgens de man betreft het de administratie van zijn broer. Hij deed de inmeetwerkzaamheden ten behoeve van de begroting van een klus, waarna zijn broer offertes maakte. Deze verklaring van de man is echter niet geloofwaardig in het licht van de appberichten die de vrouw heeft overgelegd. (...) Voorts kan uit het verslag van de minderjarige over zijn stage bij de broer van de man, in samenhang met het in eerste aanleg als productie 9 door de vrouw overgelegde overzicht over de werkzaamheden van de man, dat door de man niet, althans onvoldoende is betwist, worden opgemaakt dat de man voor zijn broer werkt. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat daarvan nu geen sprake meer is. Het hof gaat ook voorbij aan zijn stelling dat hij door rugproblemen niet in staat is (stukadoors)werkzaamheden te verrichten. Immers, dat hij in 2008 en 2009 aan zijn hernia is geopereerd en in 2010 een brommerongeval heeft gekregen, betekent niet dat hij deze werkzaamheden thans niet zou kunnen verrichten. De hiervoor aangehaalde appberichten wijzen immers uit dat hij nog steeds werkzaamheden verricht. Daarbij komt dat de man zelf in 2015 aan zijn letselschadejurist schrijft dat hij niets mankeert aan zijn rug en dat hij is hersteld van de uitstulping van een tussenwervelschijf. Uit de door de man overgelegde brieven van de bedrijfsarts i.o. bij de KLM en de fysiotherapeut volgt evenmin dat de man thans niet in staat is (stukadoors)werkzaamheden te verrichten, aangezien in deze brieven wordt ingegaan op de klachten uit het verleden. Ook de verklaring van de heer H leidt niet tot een andere beslissing, omdat deze verklaring niet uitsluit dat de man elders werkzaamheden verricht. Uit de appberichten volgt voorts dat de man op verschillende tijdstippen aan het werk is. Zijn ploegendiensten bij de KLM stellen hem daartoe klaarblijkelijk in staat. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de man dat niet aannemelijk is dat sprake is van zwarte inkomsten omdat partijen nog niet afgeloste leningen hebben. Het gaat hier immers om leningen uit 2006/2008 voor geringe bedragen, die volgens de vrouw zijn aangegaan voor een aankoop bij IKEA en BCC. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of en zo ja in welke mate de extra inkomsten zijn besteed aan luxe artikelen, zoals de vrouw heeft betoogd, maar de man heeft betwist. Het hof zal dan ook rekening houden met inkomsten uit (stukadoors)werkzaamheden. Nu de man geen inzicht heeft gegeven in de omvang van zijn (stukadoors)werkzaamheden, zal het hof deze schatten. Cursussen binnenkort: |
|
Uitleg verrekenbeding in huwelijkse voorwaardenRechtsvraagWat is het toetsingskader van de uitleg van verrekenbedingen in huwelijkse voorwaarden? OverwegingDe uitleg van een verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden moet plaatsvinden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Dit betekent dat het antwoord op de vraag of een stamrecht valt aan te merken als overgespaard inkomen dat voor verrekening in aanmerking komt, afhangt van de uitleg die in het concrete geval moet worden gegeven aan het in het desbetreffende verrekenbeding opgenomen inkomensbegrip. Daarbij is – anders dan het onderdeel betoogt – niet uitgesloten dat het inkomensbegrip in een concreet geval zo moet worden uitgelegd dat een stamrecht daar niet onder valt, ongeacht hoe het stamrecht is gevormd. Cursussen binnenkort: |
|
Gelijkelijke verdeling zorg voor kinderen en inkomensafhankelijke combinatiekortingRechtsvraagHeeft het hof heeft miskend dat in het tweewekelijkse schema van de omgangsregeling wordt voldaan aan de eis dat de dochter doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft zodat er voor beide ouders inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) valt toe te rekenen? OverwegingIn 2015 verbleef de dochter op basis van een omgangsregeling afwisselend bij belanghebbende en bij de moeder. De omgangsregeling voorzag in een tweewekelijks schema, waarin de dochter, bezien vanaf een maandag in de eerste week, eerst twee dagen bij belanghebbende verbleef, dan twee dagen bij de moeder, vervolgens vier dagen bij belanghebbende en daarna zes dagen bij de moeder. (...) Aan het criterium dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen is doorgaans voldaan als een kind van niet samenwonende ouders behoort tot het huishouden van één van de ouders, en het kind doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week verblijft in het huishouden van de andere ouder. De arresten van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat een kind behoort tot het huishouden van een belastingplichtige als het verblijf van dat kind bij die belastingplichtige te bijkomstig is, staan niet eraan in de weg dat, overeenkomstig de parlementaire geschiedenis van artikel 8.14 en artikel 8.14a, lid 1, aanhef en letter b, Wet IB 2001, de iack ook kan worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan hiervoor is vermeld. Artikel 44b Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 is daarvoor evenmin een beletsel, niet alleen omdat in die bepaling is aangesloten bij die arresten, maar ook omdat die bepaling moet worden bezien tegen de achtergrond van diezelfde parlementaire geschiedenis. De hiervoor vermelde omgangsregeling voldoet aan de eis dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen als hiervoor in 2.4.4 bedoeld. Dat is in het oordeel van het hof miskend. De klacht slaagt. Cursussen binnenkort: |
|
Opzegging na de AOW-gerechtigde leeftijd?RechtsvraagIs er nog sprake van een opzegging na de AOW-gerechtigde leeftijd bij het opschuiven van de leeftijd? OverwegingHet hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat [verzoeker] de memo redelijkerwijs niet anders heeft mogen opvatten dan als aankondiging/bekendmaking van de wijziging van de pensioenrichtleeftijd van 67 naar 68 jaar, welk begrip wordt omschreven als een leeftijd waarop je pensioenen worden berekend en als een fiscale rekenleeftijd, met de mogelijkheid om daartegen bezwaar te maken. Een andere wijziging is met de ondernemingsraden niet overeengekomen en uit de memo kan niet worden opgemaakt dat de aankondiging/bekendmaking door Eastman of het achterwege blijven van bezwaar tegen de wijziging ook zag op het overeenkomen met [verzoeker] van een andere leeftijd voor de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst bij de leeftijd van 68 jaar. Het hof concludeert dan ook dat in de memo geen sprake was van een aanbod gericht op het overeenkomen van een ander leeftijd zoals bedoeld in art. 669 lid 4 BW. Bij gebreke daarvan (en bij gebreke van aanvaarding daarvan) is er tussen Eastman en [verzoeker] geen andere leeftijd (dan de AOW-leeftijd) overeengekomen waartegen of waarna de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen als bedoeld in art. 7:669 lid 4 BW...... Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Eastman de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] rechtsgeldig heeft opgezegd ingevolge art. 7:671 lid 1, aanhef en sub e, j˚ art. 7:669 lid 4 BW. Eastman is ingevolge art. 7:673 lid 7, aanhef en sub b, BW aan [verzoeker] geen transitievergoeding verschuldigd. |
|
Scheiding en bruidsgaveRechtsvraagOp welke wijze is het huwelijk beëindigd en wat betekent dat voor de bruidsgave? OverwegingDe rechtbank stelt vast dat uit de scheidingsakte blijkt dat dat de vrouw aanspraak houdt op de uitgestelde bruidsgave. Volgens de rechtbank is, gelet op de tekst van de scheidingsakte, geen sprake is van de “khul”, zoals de man heeft gesteld, maar van de zogenaamde “tafriq”, waarbij de vrouw kan vragen om de echtscheiding met behoud van het recht op de bruidsgave. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de in de akte genoemde redenen voor scheiding. Redenen voor de “tafriq (faskh)” zijn namelijk dat de man niet voldoet aan zijn onderhoudsverplichting jegens de vrouw en langere afwezigheid van de man. Beide redenen zijn in de scheidingsakte opgenomen. Daarnaast is slechte omgang als reden opgenomen. De man heeft betwist dat er sprake is geweest van het niet onderhouden van de vrouw en van een slechte omgang, zoals staat opgenomen is de scheidingsakte. De juistheid hiervan staat echter niet meer ter beoordeling van de rechtbank, maar lag ter beoordeling voor aan de imam die de scheidingsakte betreffende het islamitische huwelijk heeft opgesteld. Uit de scheidingsakte en uit wat de man ter zitting heeft verklaard blijkt dat de imam die de scheidingsakte heeft opgesteld, de man in de gelegenheid heeft gesteld om met de imam te spreken over de scheiding, maar dat de man ervoor heeft gekozen dit gesprek niet aan te gaan. Deze keuze komt voor eigen rekening en risico van de man. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van wat in de scheidingsakte is vermeld. Gelet op de tekst van de scheidingsakte en het feit dat voldoende vaststaat op grond van de stukken dat deze is opgesteld door een qadi, een legitieme rechter, is de rechtbank van oordeel dat de man de uitgestelde bruidsgave verschuldigd is, zodat de rechtbank de vordering van de vrouw, tot betaling van een bedrag van € 25.000 zal toewijzen. De vrouw heeft gevorderd dat de man genoemd bedrag uiterlijk binnen drie dagen na het te wijzen vonnis aan haar dient te voldoen. De man heeft geen verweer gevoerd op dit punt zodat de rechtbank de vordering van de vrouw zal toewijzen. Cursussen binnenkort: |
|
Partneralimentatie, onderneming en rekening-courantschuldRechtsvraagDient de rekening-courantschuld te worden meegewogen in de vermogensopstelling van de man ten behoeve van partneralimentatie? OverwegingDe man heeft een vermogensopstelling overgelegd, waarin aan zijn zijde geen andere bezittingen dan de hiervoor genoemde woning zijn opgenomen, maar waarin wel rekening is gehouden met de rekening-courantschuld aan [A] Beheer B.V. Volgens de vrouw behoren tot het te verrekenen vermogen van de man ook zijn aandeel in de [naam maatschap] en de boot [naam boot]. Zij voert aan dat de rekening-courantschuld onnodig is ontstaan en zij acht het onredelijk dat zij zou moeten meedelen in deze schuld, maar niet meedeelt in het vermogen van de vennootschap. Het hof is van oordeel dat het aandeel van man in de [naam maatschap] ondernemingsvermogen betreft, zodat dit aandeel gelet op artikel 9 lid 8 aanhef en onder c van de aanvullende huwelijkse voorwaarden niet in de verrekening wordt betrokken. De man heeft naar het oordeel van het hof voldoende aangetoond dat de boot [naam boot] ruim vóór de peildatum is verkocht, zodat deze boot niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Ten aanzien van de rekening-courantschuld overweegt het hof als volgt. De opnamen uit de rekening-courantverhouding zijn aangewend om de kosten van de huishouding te voldoen. Uit artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden volgt dat de kosten van de huishouding voor rekening van beide partijen komen naar evenredigheid van hun inkomsten of, voor zover deze ontoereikend zijn, op overeenkomstige wijze ten laste van de eigen vermogens van partijen komen. Nu vast staat dat de vrouw geen inkomsten had, diende de man deze kosten primair uit zijn inkomsten te voldoen. De man heeft aangevoerd dat hij tijdens het huwelijk € 3.000,- netto per maand opnam ten laste van de rekening-courant, welke opnamen werden verrekend met zijn salaris van € 44.064,- bruto per jaar. Daarnaast deden partijen extra opnamen, waardoor volgens de man de schuld is ontstaan. Uit het deskundigenbericht volgt dat de man een aanzienlijk hoger salaris uit onderneming had kunnen genereren. Een redelijke uitleg van artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden brengt naar het oordeel van het hof mee dat in dit geval ook aan de redelijkerwijs te genereren inkomsten van de man betekenis toekomt in die zin dat zijn keuze om zichzelf een te laag salaris toe te kennen in beginsel niet tot gevolg moet hebben dat hij daarmee zijn draagplicht geheel of ten dele afwentelt op de vrouw. In het licht hiervan en gelet op de betwisting door de vrouw, heeft de man naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat hij de kosten van de huishouding niet uit zijn inkomsten kon voldoen, zonder daarbij een rekening-courantschuld te laten ontstaan. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de rekening-courantschuld geheel ten laste van de man dient te komen en buiten beschouwing dient te blijven in het kader van het finale verrekenbeding. Daarbij acht het hof ook van belang dat de man, zoals hiervoor overwogen, in staat moet worden geacht het saldo van de rekening-courantschuld te verlagen. Cursussen binnenkort: |
|
Borgtocht, normale bedrijfsvoering en onderzoeksplicht hof daarinRechtsvraagHeeft het hof voldoende onderzocht of de borgstelling van de dga voor uitstel van betaling voor de onderneming tot de normale bedrijfsvoering hoort? OverwegingNee. Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de vraag of de uitzondering van art. 1:88 lid 5 BW op het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder c, BW van toepassing is, worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt, zelf behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van een bedrijf plegen te worden verricht. In de passages in de processtukken waarnaar onderdeel 1 verwijst, heeft eiser aangevoerd, kort samengevat, dat hij zich borg heeft gesteld voor een verplichting die B reeds eerder jegens verweerster was aangegaan, dat de borgstelling ertoe diende om uitstel van betaling voor B te verkrijgen en om te voorkomen dat verweerster het faillissement van B zou aanvragen, en dat tegenover de borgtocht niet een prestatie van de kant van verweerster stond die B dan wel eiser financieel of ander voordeel opleverde. Blijkens rov. 5.6 heeft het hof onderzocht of “het inlenen van personeel en het daarvoor betalen tot de normale bedrijfsvoering van B behoorde”. Aldus heeft het hof miskend dat in de hiervoor in 3.3 bedoelde stellingen van eiser besloten ligt dat de zekerheid niet werd verstrekt om het inlenen van personeel te kunnen voortzetten, maar met het oog op het aangaan van een overeenkomst tussen B en verweerster die ertoe strekte dat B uitstel van betaling verkreeg van haar bestaande verplichtingen jegens verweerster en dat laatstgenoemde niet het faillissement van B zou aanvragen. Het hof had dan ook moeten onderzoeken of laatstgenoemde overeenkomst behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van B pleegden te worden verricht. Daarbij had het hof ook kenbaar moeten ingaan op de stelling van eiser dat tegenover de borgtocht niet een tegenprestatie van verweerster stond die B dan wel eiser financieel of ander voordeel opleverde. Cursussen binnenkort: |