VAKnieuws 2016

Verantwoording over onvoltooide afwikkeling nalatenschap door overleden executeur

Nr: 16013 Hoge Raad der Nederlanden, 22-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:99 Jurisprudentie Rechtseenheid Erfrecht 4:151, 4:149 lid 1 c BW

Rechtsvraag

Dient een notaris, die een overleden executeur in zijn rol als executeur heeft opgevolgd, verantwoording af te leggen over de werkzaamheden van de overleden executeur?

Overweging

Nee. De verplichting van een executeur om rekening en verantwoording af te leggen over het door hem gevoerde beheer van een nalatenschap, heeft uitsluitend betrekking op het beheer van de nalatenschap van de erflater door wie hij als executeur is benoemd. Weliswaar eindigt de taak van de executeur door zijn dood, maar indien de executeur zijn werkzaamheden nog niet heeft voltooid op het tijdstip van zijn overlijden, ontstaat geen verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording. Geen rechtsregel brengt mee dat een dergelijke verplichting op de erfgenamen van de executeur komt te rusten.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Geen rechtsmacht Nederlandse rechter nu zaak aanhangig is in België

Nr: 16058 Rechtbank Noord-Holland, 27-01-2016 ECLI:NL:RBNHO:2016:598 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang
Procesrecht
5, 265 Rv, 10, 11 Brussel II-bis

Rechtsvraag

Welk recht is van toepassing op het verzoek om eenhoofdig gezag over kind dat (ongeoorloofd) in Nederland verblijft en waarbij het de vraag is of de procedure in België is gesloten?

Overweging

Blijkens de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag heeft de moeder minderjarige ongeoorloofd meegenomen naar Nederland. Uit artikel 10, onder a, iii, Brussel II-bis volgt dat de gerechten van België bevoegd blijven, totdat minderjarige in een andere lidstaat zijn gewone verblijfplaats heeft gekregen en een voor een gerecht in België dienende zaak overeenkomstig artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis, gesloten is verklaard.

In de brief van de rechtbank van eerste aanleg Oost Vlaanderen is de vader verzocht om op grond van artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis, conclusies ter griffie neer te leggen. Uit de brief van de rechtbank van eerste aanleg Oost Vlaanderen van 14 augustus 2015 blijkt dat de man deze conclusies als gevraagd heeft neergelegd. De moeder heeft gesteld dat er geen sprake is van een zaak als bedoeld in artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis, maar van een kort gedingprocedure waarin op 10 december 2015 een tussenvonnis is gegeven. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling niet opgaat. Uit het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen blijkt dat het gaat om een tussenvonnis zoals in kort geding. Uit het zaaknummer op de brief van 27 april 2015, 14 augustus en 1 december 2015 van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen blijkt dat het hierbij om dezelfde procedure gaat, naar het oordeel van de rechtbank zoals gezegd een procedure op grond van artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er bij het gerecht in België een zaak aanhangig is als bedoeld in artikel 10, onder a, iii Brussel II-bis juncto artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis. Gesteld noch gebleken is dat deze zaak gesloten is verklaard. Het gerecht in België is thans nog steeds bevoegd. Het enkele feit dat de moeder stelt dat zij van die procedure niet op de hoogte zou zijn, wat daar ook van zij, kan aan het voorgaande niet afdoen. Deze rechtbank dient zich derhalve onbevoegd te verklaren om thans van deze zaak kennis te nemen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 
16018

Inspectiebeleid 2016-2019 jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning

28-01-2016, bron: Kamerstukken II 2015/16, 31839, 502
Regelgeving - Jeugdrecht

Samenvatting

Op 28 januari 2016 heeft staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer het Jaarwerkprogramma Toezicht Jeugd 2016 en de Meerjarenvisie 2016–2019 van Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Toezicht Sociaal Domein aangeboden.

Met ingang van 1 januari 2015 zijn taken op het gebied van de jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen overgeheveld naar gemeenten. Daarnaast hebben gemeenten, sinds 1 augustus 2014, te maken met de invoering van passend onderwijs. Het maatschappelijk hoofddoel van de verschillende wetten is een participatiesamenleving met meer preventie, ontzorgen en normaliseren, bevorderen van eigen regie, en meer participatie van kwetsbare groepen. 2016 zal in het teken staan van voortzetten van het onderzoek naar de meldpunten Veilig Thuis, nieuw onderzoek naar de veiligheid en kwaliteit van opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen en toezicht op de nieuwe toetreders in de jeugdhulp. In 2016/17 wordt er onder meer verder onderzoek gedaan naar het vroegtijdig signaleren van onveiligheid en naar lokale netwerken als wijkteams. Voor 2017/18 staat nader onderzoek naar kwetsbare mensen met langdurige problemen (psychiatrie, verstandelijke beperking) op het programma.


 

Bopz: reikwijdte persoonlijk onderzoek door psychiater

Nr: 16016 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:161 Jurisprudentie Geschilbeslechting Bopz 2, 5 Wet Bopz

Rechtsvraag

Bopz: heeft de rechtbank terecht geconstateerd dat betrokkene is onderzocht door de psychiater?

Overweging

Nee. De geneeskundige verklaring houdt als verklaring van de psychiater onder meer het volgende in:“(…) ben als onafhankelijk psychiater 2x bij mevrouw langs geweest voor Rm beoordeling: eerste keer was ze er niet, had geen behoefte aan gesprek met mij. Tweede maal deed ze de deur open van haar appartement doch gaf direct aan mij niet te willen spreken (...).” Gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen van de psychiater moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat hij betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht. De andersluidende vaststelling van de rechtbank is dan ook onbegrijpelijk.

Lees verder
 

Cassatieprocesrecht: niet-ontvankelijkheid omdat verzoek niet juist is ondertekend

Nr: 16017 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:158 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 426a lid 1 Rv

Rechtsvraag

Cassatie: is het verzoekschrift juist ondertekend?

Overweging

Het ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat verzoeker in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

( noot red.: A-G heeft na raadpleging van de lijst van cassatieadvocaten geconstateerd dat verzoeker hierop niet voorkomt.)

Lees verder
 

Invloed eigen inkomen kinderen op behoefte aan kinderalimentatie

Nr: 16015 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:154 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:401 BW, 21 Rv

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat het inkomen van de kinderen hun behoefte niet heeft verminderd?

Overweging

Ja. Het hof heeft vooropgesteld dat de man bij de behandeling ter zitting in hoger beroep, nadat de kinderen nader omtrent hun eventuele bijverdiensten hebben verklaard, heeft meegedeeld dat hij begrijpt dat zij daarmee thans niet in eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat het door de kinderen gestelde en niet betwiste inkomen hun behoefte niet noemenswaardig heeft verminderd in die zin dat het aandeel van de man daarin lager dan € 140,-- per maand per kind zou zijn. In het oordeel van het hof ligt besloten dat het, naast de door de kinderen ontvangen zorgtoeslag, ook de premie ter dekking waarvan ze die toeslag ontvangen, in aanmerking heeft genomen. Dit oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Tijdstip van indienen verweerschrift

Nr: 16014 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:155 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 282 lid 1 en 362 Rv

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geen kennis te nemen van een verweerschrift dat enkele uren voor de zitting is ingediend?

Overweging

Nee. Het hof heeft miskend dat het Procesreglement (verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven) ten aanzien van de indiening van een verweerschrift in hoger beroep bepaalt dat iedere belanghebbende tot de aanvang van de mondelinge behandeling een verweerschrift kan indienen. Deze bepaling stemt overeen met art. 282 lid 1 Rv, dat ingevolge art. 362 Rv ook van toepassing is op de verzoekschriftprocedure in hoger beroep. Indien de rechter van oordeel is dat het verweerschrift te omvangrijk of niet eenvoudig te doorgronden is, kan hij maatregelen treffen om te waarborgen dat de wederpartij voldoende gelegenheid heeft om dat stuk te bestuderen. De beslissing van het hof om geen kennis te nemen van het verweerschrift getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting. ( noot red.: idem geregeld in Procesreglement gezag en omgang, adoptie, civiel jeugdrecht, overige boek 1-zaken)

Lees verder
 

Litispendentie: Nederlandse rechter bevoegd bij vaststellingsovereenkomst

Nr: 16064 Gerechtshof Den Haag, 03-02-2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:1380 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht
Gezag en omgang
10, 19 Brussel II bis, 1:253a BW

Rechtsvraag

Was de Nederlandse rechtbank bevoegd de vaststellingsovereenkomst inzake hoofdverblijfplaats kind op te nemen in de beschikking, ondanks nog lopende procedure in Tsjechië?

Overweging

Ja. Nu partijen zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij zijn moeder in Nederland is en dit is opgenomen in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, is evident dat de vader erin heeft berust dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij zijn moeder in Nederland is. Dit brengt met zich dat de Nederlandse rechter ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel II bis bevoegd was om te beslissen op het verzoek van de vader om de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking. Dat de vader een in Tsjechië eerder aanhangig gemaakte procedure, overigens in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen, niet heeft ingetrokken doet hieraan niet af. Vanaf het moment dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, dus het moment dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten, is de Tsjechische rechter niet langer bevoegd. Dit leidt ertoe dat het primaire verzoek van de vader reeds op die grond dient te worden afgewezen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Beroepsaansprakelijkheid notaris: risico van onvolledige verslaglegging

Nr: 16023 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:288 Jurisprudentie Rechtseenheid Notarieel tuchtrecht
Erfrecht
4:82 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof voldoende gemotiveerd dat de niet-opeisbaarheidsclausule aan erflaters is voorgehouden door de notaris?

Overweging

Nee. Het hof heeft geen omstandigheden vastgesteld waaruit kan volgen dat de notaris en haar medewerkers voorlichting over de mogelijkheid van een clausule als bedoeld in art. 4:82 BW - opschorting vordering legitimaris tot aan overlijden langstlevende echtgenoot - hebben gegeven, dan wel deze voorlichting achterwege konden laten. Daarbij is van belang dat het ontbreken van schriftelijke vastlegging van hetgeen met erflater is besproken – waaronder ook valt de onvolledigheid van vastlegging – voor risico van de notaris dient te blijven.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Beroepsaansprakelijkheid notaris: berekening schade bij gebrekkige fiscale voorlichting bij nalatenschap

Nr: 16024 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2683 Jurisprudentie Geschilbeslechting Erfrecht
Fiscale aspecten
Notarieel tuchtrecht
81 RO, 4.17 Wet IB 2001

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat de notaris ten onrechte heeft gesteld dat in het kader van de vermogensvergelijking voor de schadevaststelling de twee biedingen met elkaar moeten worden vergeleken, nu verweerders niet stellen dat de uitkomst anders zou zijn geweest?

Overweging

81 RO.

A-G: Verweerders stellen juist wel dat het biedingsproces een andere uitkomst zou hebben gehad als zij deugdelijk waren geïnformeerd, zoals blijkt uit van de inleidende dagvaarding. Bij de beoordeling van de klacht moet het volgende voorop worden gesteld. Het komt niet zo zeer aan op hetgeen verweerders in prima hebben aangevoerd, maar (veeleer) op hun stellingen in appel. Uit het voorafgaande blijkt dat ’s hofs oordeel met betrekking tot de vraag waarop het in appel aankomt stand houdt. Dit brengt mee dat het door een fout van de notaris speculatief is wat zou zijn gebeurd bij een fiscale voorlichting lege artis. Het blijven veronderstellingen. Bij die stand van zaken ontkomt de rechter er niet aan om knopen door te hakken. In het licht van het bovenstaande, kan ’s hofs oordeel de toets der kritiek doorstaan.

Lees verder
 

Vereisten voor erkenning in Nederland van buitenlands rechtsfeit inzake afstamming

Nr: 16019 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:293 Jurisprudentie Rechtseenheid IPR
Gezag en omgang
10:100 en 10:101 BW

Rechtsvraag

Is er een akte vereist voor de erkenning in Nederland van een in Australië van rechtswege tot stand gekomen afstammingsrelatie?

Overweging

Nee. Naar volgt uit HR 31 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0493, NJ 1993/261, rov. 3.2.3, is erkenning zonder akte mogelijk als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Uit het feit dat verzoeker is geboren en getogen in een feitelijke gezinssituatie met zijn ouders, volgt tevens dat de familierechtelijke betrekking waarin hij tot zijn vader staat, op één lijn is te stellen met die welke naar Nederlands recht bestaat tussen de vader en het wettige kind.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Motiveringseisen aan omgangsondertoezichtstelling

Nr: 16020 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:295 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:255 BW; 1:254 (oud) BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de bekrachtiging van de opgelegde omgangsondertoezichtstelling voldoende gemotiveerd?

Overweging

Nee. Aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling moeten hoge eisen worden gesteld. Dat uit de raadsreportage en het verhandelde ter terechtzitting een omgangsregeling niet vrijwillige tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in ontwikkeling, levert geen toereikende motivering op. Het hof heeft in zijn oordeelsvorming niet betrokken of de ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van de minderjarige kan worden afgewend door de inzet van andere minder ingrijpende middelen, noch blijkt daaruit dat het hof heeft onderzocht of andere middelen hebben gefaald of zullen falen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder