VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

IPR: verhouding onaanvaardbaarheidsexeptie artikel 10:9 BW en Huwelijksvermogensverdrag

Nr: 20011 Hoge Raad der Nederlanden, 17-01-2020 ECLI:NL:HR:2020:70 Jurisprudentie Rechtseenheid IPR
Huwelijksvermogensrecht
10:9 BW, HHV 1978

Rechtsvraag

Hoe verhoudt artikel 10:9 BW zich tot het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978?

Overweging

Het hof heeft tot uitgangspunt genomen dat het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, wordt aangewezen door de verwijzingsregels van het Huwelijksvermogensverdrag. Dit uitgangspunt, dat in cassatie niet wordt bestreden, is juist (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.2).

Art. 10:9 BW is een bepaling van Nederlands commuun internationaal privaatrecht. Deze bepaling kan slechts toepassing vinden in gevallen die niet worden bestreken door een verdrag of een EU-verordening, of voor zover toepassing in een concreet geval verenigbaar is met een toepasselijk verdrag of een toepasselijke EU-verordening.

Het Huwelijksvermogensverdrag bevat een gesloten stelsel van verwijzingsregels dat geen ruimte laat voor toepassing van art. 10:9 BW. Het door het Huwelijksvermogensverdrag aangewezen recht dient dus te worden toegepast, ook indien toepassing van dat recht een onaanvaardbare schending zou opleveren van het bij partijen levende gerechtvaardigde vertrouwen of van de rechtszekerheid, zoals bedoeld in art. 10:9 BW.

Lees verder