VAKnieuws

    ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

18106

81 RO, bopz: contra-expertise en overschrijding beslistermijn

Hoge Raad der Nederlanden, 04-05-2018 ECLI:NL:HR:2018:683
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Bopz
81 RO, 17 Wet Bopz, 20 Rv, 5 EVRM
Rechtsvraag

Welk rechtsgevolg moet worden verbonden aan de constatering dat in de tussenbeschikking van de rechtbank de datum voor het inleveren van het deskundigenrapport is gesteld op een termijn die langer is dan het tijdvak van twee maanden, welk tijdvak in de beschikking van de Hoge Raad van 2 september 2016 ten hoogste toelaatbaar werd geacht?

Overweging

HR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO.

A-G: De schending van de verplichting ingevolge art. 5 lid 4 EVRM om spoedig te beslissen en de schending van de daarmee verband houdende verplichting om te beslissen binnen de wettelijke beslistermijn, kunnen in de redenering van de Hoge Raad worden goedgemaakt door bij het verlenen van de machtiging de termijnoverschrijding in mindering te brengen op de wettelijk gemaximeerde geldigheidsduur. Indien de patiënt van mening is dat daarmee nog niet al zijn (immateriële) schade is vergoed, bestaat nog de mogelijkheid om schadevergoeding in geld te verzoeken (art. 5 lid 5 EVRM; art. 35 Wet Bopz).

Niet is gesteld, en uit de gedingstukken volgt evenmin, dat aan de patiënt ontslag uit het ziekenhuis is verleend voordat de rechtbank op 17 oktober 2017 op het verzoek besliste. Uit de eindbeschikking volgt dat de rechtbank de termijnoverschrijding heeft onderkend. De rechtbank heeft niet overwogen dat het voortduren van het onvrijwillig verblijf rechtmatig zou zijn. De rechtbank overwoog dat er aanleiding is om de termijn van de te verlenen machtiging te bekorten met de periode die sinds de aanhouding van de beslissing op het verzoek is verstreken. In het dictum heeft de rechtbank de geldigheidsduur van de nieuwe machtiging bekort door deze machtiging te verlenen voor de periode tot en met 17 juli 2018. Dat is één jaar, gerekend vanaf de datum waarop de geldigheidsduur van de vorige machtiging verstreek. Daarmee heeft de rechtbank een korting toegepast die verder gaat dan die, welke de Hoge Raad in rov. 3.3.2 van voormelde beschikking van 2 september 2016 hanteerde. Onderdeel I behoeft om deze reden niet tot cassatie te leiden. Nadat op het verzoek van de patiënt een nader onderzoek door een deskundige was gelast, kon het onvrijwillig verblijf ten hoogste twee maanden duren, vermeerderd met de beslistermijn van vier weken na ontvangst van het deskundigenrapport (of van het bericht dat de aangewezen deskundige zijn opdracht teruggeeft). De overschrijding van deze termijn van twee maanden die hiervan deel uitmaakt is, zoals gezegd, door de rechtbank gecompenseerd. Onder deze omstandigheden mist betrokkene, ondanks gegrondbevinding van onderdeel I, belang bij vernietiging van de tussenbeschikking en kan ook de eindbeschikking in stand blijven. Mocht de Hoge Raad hierover anders willen oordelen: onderdeel II vraagt in wezen art. 18 Wet Bopz zo uit te leggen dat het onvrijwillig verblijf niet voortduurt totdat de geneesheer-directeur na het verstrijken van de beslistermijn (conform zijn verplichting ingevolge art. 48, lid 1 onder b, Wet Bopz) de patiënt uit het psychiatrisch ziekenhuis heeft ontslagen (tenzij de patiënt bereid is vrijwillig daar opgenomen te blijven), maar na het verstrijken van de beslistermijn van rechtswege vervalt. Daarmee loopt het middelonderdeel in feite vooruit op de regeling in de Wet verplichte ggz.


 


ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.