VAKnieuws
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht
18094
Transitievergoeding en ontslag op staande voet: dringende redenen zijn niet per definitie ernstig verwijtbaarHoge Raad der Nederlanden, 30-03-2018 ECLI:NL:HR:2018:484 Jurisprudentie - Human ResourceArbeidsrecht Ontslagrecht Samenvatting Werknemer is in 1991 in dienst getreden bij Dräger. Bij Dräger is een regeling alcohol- en drugsbeleid van toepassing, die inhoudt dat werknemers voor aanvang en tijdens het werk niet onder invloed van alcohol, drugs en/of medicijnen mogen verkeren. Op 8 september 2015 heeft werknemer een officiële waarschuwing gekregen nadat hij in een fietsenstalling onwel was geworden en met een alcohollucht om hem heen gevonden werd. Op 17 maart 2016 valt werknemer onder invloed van alcohol van zijn fiets. Op het werk wordt hij op alcohol getest en wordt een alcoholpromillage van 3,52 gemeten. Werknemer is op staande voet ontslagen. Vanaf 1 april 2016 is werknemer onder behandeling van een verslavingsarts en psychiater. Werknemer heeft vernietiging van de opzegging verzocht.
De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan niet worden aangenomen op de enkele grond dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Voor het aannemen van een dringende reden is immers niet vereist dat de werknemer van zijn gedragingen een verwijt kan worden gemaakt. Voor ernstige verwijtbaarheid is meer nodig dan slechts een dringende reden. Uit de tekst van de wet volgt niet dat geen transitievergoeding verschuldigd kan zijn bij het bestaan van een dringende reden voor onverwijld ontslag. Conclusie is dat het kan voorkomen dat een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen, alsnog recht kan hebben op een transitievergoeding als er geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Advies aan HR: Belangrijk, direct toepassen |
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht