VAKnieuws

    ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

18029

Gecombineerd verzoek tot kosteloze vereffening nalatenschap en tot opheffing vereffening

Hoge Raad der Nederlanden, 31-01-2018 ECLI:NL:PHR:2018:74
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Erfrecht
4:209 BW
Rechtsvraag

Heeft de kantonrechter miskend dat een redelijke wetsuitleg van art. 4:209 BW zich er niet tegen verzet dat in één beschikking zowel de kosteloze vereffening als de opheffing van de vereffening wordt bevolen, en evenmin zich ertegen verzet dat in het geval van opheffing van de vereffening van de nalatenschap de griffiekosten ten laste van de Staat worden gebracht?

Overweging

A-G: Ik meen dat, geplaatst in een breder perspectief, het volgende kan worden aangevoerd ten gunste van een ruime uitleg van art. 4:209 BW. Het gaat om kosten die ontstaan als gevolg van het waarborgen van de belangen van de schuldeisers tijdens het vereffeningsproces. Ingeval van kosteloze vereffening wordt de boedel bevrijd van deze kosten, zodat de vereffening doorgang kan vinden met als uiteindelijk doel een geordende afwikkeling waarbij schuldeisers hun vorderingen (zoveel als mogelijk) uit de nalatenschap voldaan krijgen. Dankzij de kosteloze vereffening ontstaat er meer ruimte om de vorderingen te voldoen, waaraan ingeval van opheffing even zoveel behoefte is. Hierbij speelt mee dat de wetgever aan de rechter de ruimte heeft gegeven om in verschillende situaties een bevel tot opheffing te geven (zie onder 3.6). Het resultaat dat in geval van opheffing de griffiekosten ervoor zouden kunnen zorgen dat schuldeisers niet of in mindere mate zouden worden voldaan, is moeilijk te rijmen met het doel van de vereffening. In zoverre is het in het belang van (individuele) schuldeisers om de zware last die deze kosten vormen op de boedel – een last die onevenredig is aan het actief – te beperken, net zoals dat geldt met betrekking tot de kosteloze vereffening. Wordt opheffing bevolen om te voorkomen dat de kosten van de vereffening te hoog oplopen en de schuldeisers niets of vrijwel niets ontvangen, dan kan het niet de bedoeling van de wetgever zijn dat de op de boedel drukkende kosten van de opheffing alsnog tot een zodanig resultaat leiden. Hierboven heb ik erop gewezen dat geen griffierecht wordt geheven in het geval van een verzoek van de curator tot opheffing van het faillissement (art. 16 Fw). Nu art. 16 en 17 Fw model hebben gestaan voor de regeling in art. 4:209 BW, bestond voor de wetgever dan ook geen noodzaak om in art. art. 4:209 BW te bepalen dat een verzoek tot opheffing is vrijgesteld van griffierecht.


 


ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.