VAKnieuws
Beantwoording drie prejudiciële vragen inzake faillissement en arbeidsrechtRechtsvraagVraag III: kan de curator van een failissement werknemer verplichten vakantiedagen op te nemen in plaats van ze te laten uitbetalen, ter voorkoming van het ontstaan van een boedelschuld? OverwegingNee. De wet bevat regels omtrent de wijze van vaststelling van vakantie in een arbeidsovereenkomst. Bij de vaststelling van aanvang en einde van vakantie zijn de wensen van de werknemer uitgangspunt. Weliswaar is daarop in geval van gewichtige redenen uitzondering mogelijk (art. 7:638 leden 2 en 5 BW), maar blijkens de wetsgeschiedenis is daarbij gedacht aan de situatie dat het opnemen van vakantie een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering van de werkgever zou teweegbrengen en, bij een afweging van belangen, het belang van de werkgever om het verzoek om vakantie af te wijzen zo zwaar is dat het belang van de werknemer daarvoor redelijkerwijs moet wijken (Kamerstukken II 1998-1999, 26 079, nr. 5, p. 10). Met de strekking van het wettelijk stelsel is niet verenigbaar dat de werknemer door de curator van de gefailleerde werkgever met het oog op het belang van de boedel zou kunnen worden gedwongen tot het opnemen van vakantiedagen. De curator kan dus niet langs deze weg beletten dat de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst jegens de boedel zijn recht uitoefent op uitbetaling van niet-genoten vakantie in geld (art. 7:641 BW in verbinding met art. 7:645 BW). (Red.: In de uitspraak zijn drie prejudiciële vragen beantwoord, eerste twee vragen zijn niet weergegeven in de samenvatting.) Cursussen binnenkort: |