VAKnieuws

    ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

17163

Mate van aansprakelijkheid werkgever voor burn-out

Rechtbank Rotterdam, 08-06-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:4404
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Arbeidsomstandigheden
Ziekte
7:658 BW
Rechtsvraag

In hoeverre is de burn-out van werkneemster toe te rekenen aan het werk?

Overweging

Werkgeefster ASZ slechts dan jegens eiseres aansprakelijk kan worden geacht indien en voor zover er (al dan niet op basis van de omkeringsregel) een causaal verband kan worden aangenomen tussen de situatie op het werk waaronder de werkdruk enerzijds en de psychische klachten van eiseres anderzijds. Op grond van de op dit moment in het geding gebrachte stukken kan het vereiste causale verband naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog niet worden vastgesteld, sterker nog: komt de kantonrechter tot het oordeel dat het verband tussen de arbeidsomstandigheden enerzijds en de burn-out anderzijds te onzeker en te onbepaald is. Dit oordeel wordt toegelicht als volgt. De door eiseres in het geding gebrachte brieven van haar huisarts en de psychologen Y. en Z. maken weliswaar melding van een mogelijk verband tussen – onder meer – de hoge werkdruk en de klachten van eiseres, maar uit de brieven volgt tevens dat dit mogelijke verband alleen is gebaseerd op de mededelingen van eiseres hierover. Hiertegenover staat het verweer van het ASZ dat eiseres reeds jarenlang te kampen had met psychische problemen, hetgeen ook volgt uit het door het ASZ overgelegde huisartsenjournaal van eiseres. Voorts kan uit hetgeen in het huisartsenjournaal op 5 januari 2011 staat vermeld, worden afgeleid dat de combinatie van 24 uur werken en het daarnaast (vrijwillig) volgen van een studie een te grote belasting voor eiseres vormde. Indien en voor zover eerdere psychische problemen te verklaren zijn door andere life events, zoals J. heeft vermeld in zijn brief van 21 april 2015, sluit dit niet uit dat ook de klachten waardoor eiseres in augustus 2011 is uitgevallen zijn terug te voeren op andere oorzaken dan de werkdruk bij het ASZ, temeer daar bij psychisch letsel in het algemeen en bij een burn-out in het bijzonder, in de regel meerdere factoren een rol spelen en deze ook sterk individueel zijn bepaald. Gelet op het voorgaande bestaat er voor toepassing van de zogeheten (arbeidsrechtelijke) omkeringsregel in het onderhavige geval geen aanleiding aangezien het verband tussen de gezondheidsschade in de vorm van een burn-out en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald is. De consequentie hiervan is dat eiseres, op wie de bewijslast rust, het gestelde causale verband zou dienen te bewijzen.

Alvorens echter toe te komen aan een mogelijke bewijslevering van het causale verband door eiseres, zal eerst het verweer van het ASZ, dat het zijn zorgplicht jegens eiseres is nagekomen, worden beoordeeld. Indien dit verweer immers zou slagen, is bewijslevering van het causaal verband niet zinvol meer.

Uit de overgelegde correspondentie kan worden afgeleid dat de werkdruk in ieder geval vanaf mei 2010 regelmatig ter sprake is gekomen in diverse overleggen. Dat eiseres bij aanvang van haar dienstverband in december 2007 is geconfronteerd met een achterstand die zij nooit meer heeft kunnen wegwerken, zoals zij bij dagvaarding heeft gesteld, is onvoldoende onderbouwd, mede gelet op de (schriftelijke) verklaring van M. dat de voorgangster van eiseres alles keurig heeft achtergelaten en dat hem niet bekend is dat er ooit een grote achterstand is gesignaleerd.  heeft in maart 2010 een teamsessie belegd en heeft naar aanleiding daarvan een nieuwe accountverdeling opgesteld. Uit het verslag van de P&O-bijeenkomst in mei 2010 volgt dat D de klachten van zijn medewerkers over de werkdruk serieus nam door toe te zeggen dit nogmaals bij E. aan te kaarten. Uit dit verslag volgt bovendien dat de medewerkers met name een tekort aan tijd ervoeren om hun kennis op peil te houden, niet zozeer om hun dagelijkse werkzaamheden uit te voeren. D heeft zijn medewerkers wederom gevraagd om input te leveren over de bezetting en de nieuwe manier van werken.  heeft voorts een registratiesysteem ingevoerd om de werkverdeling te kunnen meten en heeft in januari 2011, nadat eiseres zich met overspanningsklachten heeft ziekgemeld, geconstateerd dat er sprake is van scheefgroei in de werkverdeling, doordat in de praktijk een andere werkverdeling werd toegepast, buiten medeweten van D. In februari 2011 heeft D wederom een nieuwe werkverdeling gemaakt, waar eiseres zich ook in kon vinden, en heeft hij voorts een vacature opengesteld. Tevens heeft D in zijn e-mail aan eiseres van 9 februari 2011 onderkend dat (onder meer) eiseres het te druk had en dat er werk naar een ander moest. In april 2011 is het account van eiseres aangepast en is er een stagiaire begonnen. Uit het verslag van D van het gesprek op 10 mei 2011 is voorts af te leiden dat het toen volgens eiseres goed liep en dat zij volledig bij was. Dat eiseres daarna nog aan de bel heeft getrokken over een (actuele) te hoge werkdruk is niet gebleken.

Uit de hiervoor geschetste gang van zaken leidt de kantonrechter af het ASZ, in de persoon van D, de signalen van zijn medewerkers over de werkdruk heeft onderkend en serieus heeft genomen en dat hij steeds heeft getracht de werkdruk te verlagen en het werk beter te verdelen. Eiseres heeft zelf aangegeven dat zij tevreden was over de maatregelen die  trof. Het ASZ heeft naar het oordeel van de kantonrechter op dit punt dan ook voldoende maatregelen getroffen om mogelijke schade bij eiseres te voorkomen.

Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij door het ASZ niet in staat is gesteld kennis te nemen van de RI&E en het bijbehorende Plan van Aanpak en dat zij geen doeltreffende voorlichting en onderricht heeft ontvangen over de aan de te verrichten werkzaamheden verbonden risico’s en over de maatregelen om deze risico’s te voorkomen of te beperken. Ook indien en voor zover – veronderstellenderwijs – ervan wordt uitgegaan dat eiseres geen exemplaar van de RI&E en het Plan van Aanpak heeft ontvangen en zij, als medewerkster P&O, geen mogelijkheid heeft gehad deze documenten in te zien, kan dit haar niet baten. Eiseres heeft namelijk nagelaten te stellen en te onderbouwen wat het verband is tussen haar klachten en het niet kunnen inzien van deze stukken. Vast staat dat de RI&E is opgesteld en dat de hierin geconstateerde werkdruk met de medewerkers is besproken, zoals was aanbevolen. Eiseres heeft niet betwist dat de door het ASZ genoemde andere documenten, zoals het reglement Vertrouwenspersoon, het document “Prettig en veilig werken in het Albert Schweitzer-ziekenhuis” en het “Arbeidsomstandighedenbeleid” waren opgenomen in het kwaliteitssysteem “Doculinq”, waar zij toegang toe had en ten aanzien waarvan bij haar, uit hoofde van haar functie als medewerkster P&O, deskundigheid mag worden verondersteld. Niet gesteld is voorts dat eiseres zelf om een periodiek geneeskundig onderzoek heeft verzocht en dat dit is geweigerd door het ASZ. Na haar ziekte in december 2010/januari 2011 wist zij de arbo-arts overigens zelf te vinden.

Nu is vastgesteld dat het ASZ heeft voldaan aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW, kan van aansprakelijkheid geen sprake zijn, zelfs niet indien en voor zover zou komen vast te staan dat de psychische schade van eiseres het gevolg zou zijn van (te) hoge werkdruk. Er is dan ook geen reden om eiseres nog te belasten met bewijslevering van het causaal verband.


Binnenkort:
Concurrentiebeding
 


ga naar het VAKnieuws totaal overzicht

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.