VAKnieuws
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht
17026
Bopz: mate van recht op tolk bij geneeskundig onderzoekHoge Raad der Nederlanden, 03-02-2017 ECLI:NL:HR:2017:165 Jurisprudentie - RechtseenheidBopz 5 Wet Bopz; 5, 6 EVRM Rechtsvraag Heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat bijstand van een tolk tijdens het geneeskundig onderzoek niet is vereist als de psychiater constateert dat de betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst omdat het niet aan de psychiater is om te bepalen of een tolk nodig is? OverwegingGelet op het belang dat in het stelsel van de Wet Bopz toekomt aan het in art. 5 lid 1 Wet Bopz bedoelde onderzoek, dat wordt verricht met het oog op een voorgenomen vrijheidsbeneming, geldt dat ook dit onderzoek zoveel mogelijk dient plaats te vinden in een voor de betrokkene begrijpelijke taal. Voor de uitkomst van dit onderzoek is immers van belang dat de psychiater en de betrokkene in staat zijn op zodanige wijze met elkaar te communiceren dat de psychiater een goed beeld van de betrokkene kan krijgen. Het is aan de psychiater om daarop toe te zien. Dit kan onder omstandigheden meebrengen dat de psychiater zijn onderzoek dient te verrichten met bijstand van een tolk. De psychiater die van oordeel is dat hij zijn onderzoek slechts kan verrichten met bijstand van een tolk, dient erop toe te zien dat een tolk wordt ingeschakeld. Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden met bijstand van een tolk dan wel in een andere taal dan het Nederlands, dient daarvan melding te worden gemaakt in de geneeskundige verklaring. Anders dan onderdeel 1 tot uitgangspunt neemt, vloeit uit art. 5 Wet Bopz en de art. 5 en 6 EVRM noch in het algemeen, noch in een geval als het onderhavige voort dat de betrokkene recht heeft op bijstand van een tolk in de moedertaal tijdens het geneeskundige onderzoek. |
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht