VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Beroep op artikel 3:178 BW na verdeling niet meer mogelijk

Nr: 25012 Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:120 Jurisprudentie Geschilbeslechting Huwelijksvermogensrecht 3:178 BW

Rechtsvraag

Kan de man (jaren) nadat de wijze van verdeling onherroepelijk is vastgesteld in kort geding nog wijziging van de wijze van verdeling of uitstel van de uitvoering daarvan vorderen?

Overweging

Partijen zijn gescheiden en in de echtscheidingsprocedure is de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap in 2016 onherroepelijk vastgesteld. Partijen hebben gezamenlijk drie woningen in eigendom, en daarnaast maakt een aandeel in de nalatenschap van de vrouw onderdeel uit van de huwelijksgemeenschap. Het aandeel in de nalatenschap is aan de vrouw toebedeeld, onder vergoeding van de helft van de waarde daarvan aan de man. Daarnaast is beslist dat alledrie de woningen verkocht moeten worden, onder verdeling van de opbrengst bij helfte. 

Partijen zijn niet overgegaan tot verdeling. In oktober 2023 geeft de vrouw aan dat zij alsnog wil overgaan tot verdeling, omdat de lasten van de echtelijke woning (waar zij nog woont) te hoog zijn geworden. De man wil wachten met de verdeling totdat er duidelijkheid is over de omvang van het aandeel in de nalatenschap. De vrouw vordert in kort geding een machtiging om over te gaan tot de verkoop van de woningen zonder de medewerking van de man. Deze machtiging wordt door de voorzieningenrechter toegewezen. De man is tegen dat vonnis in hoger beroep gegaan. Hij vordert dat het kort geding vonnis wordt vernietigd, en dat het hof alsnog zal bepalen dat het erfdeel van de vrouw in de nalatenschap van haar vader zonder nadere verrekening toekomt aan de vrouw en dat de woningen zonder nadere verrekening toekomen aan de man. Subsidiair vordert hij dat de verdeling met drie jaar wordt uitgesteld, onder bepaling dat de vrouw binnen twee maanden duidelijkheid moet geven over haar aandeel in de nalatenschap. 

Het hof oordeelt dat de man niet een nieuwe verdeling kan vorderen. Er ligt al een onherroepelijke beslissing van het hof over de wijze van verdeling. Het hof kan in het kader van dit kort geding geen andere wijze van verdeling gelasten dan bij de eerdere onherroepelijke beschikking is gedaan. 

Het hof oordeelt dat de man ook geen beroep kan doen op uitstel van de verdeling ex artikel 3:178 leden 3 en 4 BW, omdat de wijze van verdeling al onherroepelijk is vastgesteld. Er ligt geen vordering tot verdeling meer voor en die kan ook niet meer aanhangig worden gemaakt. In het kort geding kan enkel nog beslist worden over de feitelijke uitvoering aan een al in rechte gelaste wijze van verdeling.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. De vrouw heeft een spoedeisend belang, en niet gezegd kan worden dat er sprake is van rechtsverwerking doordat zij tot voor kort niet heeft aangegeven uitvoering te willen geven aan de verdeling. Ook kan het hof niet vaststellen dat de man een zwaarder belang heeft bij het niet uitvoeren van de verdeling. 

 

 


Lees verder