VAKnieuws
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht
24077
Gevolgen van te vroege inschrijving van de echtscheidingsbeschikkingGerechtshof Amsterdam, 30-07-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2146 Jurisprudentie - RechtseenheidEchtscheiding Procesrecht 57 Rv; 1:163 BW; 1:20 BW; 358 Rv; Rechtsvraag Wat is het rechtsgevolg van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voordat deze in kracht van gewijsde is gegaan? OverwegingDe man heeft de echtscheidingsbeschikking aan de vrouw betekend op het adres van de echtelijke woning, terwijl hem bekend was dat de vrouw daar niet verbleef en bereikbaar was. Vervolgens heeft de man de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw is alsnog bekend geraakt met de echtscheidingsbeschikking en is in hoger beroep gegaan, niet tegen de echtscheiding maar wel tegen de nevenvoorzieningen. Het gevolg is dat de vrouw niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat er geen echtscheiding is. Partijen zullen opnieuw bij de rechtbank een echtscheidingsverzoek moeten indienen. Het hof overweegt: " De onjuiste betekening op het adres van de voormalig echtelijke woning, zoals bedoeld in artikel 57 lid 2 Rv, heeft in dit geval tot gevolg gehad dat onvoldoende waarborg bestond dat de beschikking de vrouw zou bereiken, waardoor zij onredelijk is benadeeld. Dit alles leidt tot het oordeel dat de betekening niet rechtsgeldig is. Gevolg daarvan is dat voor de vrouw de appeltermijn nimmer is gaan lopen (vgl. art. 820 lid 1 Rv). Een redelijke wetstoepassing brengt niettemin mee dat de vrouw het hoger beroep tijdig heeft ingesteld en in zoverre daarin ontvankelijk is. Vervolgens is in (r.o. 5.11 van) de tussenbeschikking overwogen dat op grond van artikel 1:163 lid 3 BW in samenhang met 1:20 lid 2 BW en onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad een echtscheiding slechts tot stand komt door inschrijving van een echtscheidingsbeschikking die in kracht van gewijsde is gegaan. Uit hetgeen onder 5.9 van de tussenbeschikking (zoals hiervoor weergegeven) is overwogen ten aanzien van de appeltermijn volgt dat de man de echtscheidingsbeschikking heeft doen inschrijven in de registers van de burgerlijke stand voordat zij in kracht van gewijsde is gegaan. Het hof handhaaft dit oordeel. [..] Dat partijen allebei willen scheiden en daarbij belang hebben, zoals de man aanvoert, maakt dit niet anders. Nu de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking zonder rechtsgevolg is gebleven betekent dit dat het huwelijk van partijen nog niet is ontbonden." Vervolgens beantwoordt het hof de vraag of de echtscheidingsbeschikking alsnog kan worden ingeschreven, nu de vrouw in hoger beroep niet op komt tegen de echtscheiding, en zelf ook wil scheiden. Op de dag waarop de vrouw haar beroepschrift heeft ingediend, 5 september 2022, is de echtscheidingsbeschikking in kracht van gewijsde gegaan. Voor de man gold immers de in artikel 358 lid 2 Rv genoemde appeltermijn die reeds was verstreken, terwijl artikel 820 lid 4 Rv in dit geval het instellen van incidenteel hoger beroep door de man tegen de echtscheiding uitsluit. Daaruit volgt dat de echtscheidingsbeschikking niet later dan 5 maart 2023 (alsnog) ingeschreven had moeten worden in de registers van de burgerlijke stand. De man heeft aangevoerd dat een dergelijk tweede verzoek om inschrijving niet mogelijk is, omdat de echtscheiding reeds was ingeschreven, zodat sprake is van overmacht. Voor zover de man daarmee wil betogen dat toch van geldigheid van de inschrijving van 14 juni 2022 moet worden uitgegaan dan wel dat de beschikking ook thans nog zou moeten kunnen worden ingeschreven, volgt het hof hem niet. Bij het bepalen van het tijdstip waarop de echtscheiding tot stand komt, komt grote betekenis aan de eisen van de rechtszekerheid. Een uitleg van artikel 1:163 lid 3 BW die daaraan afbreuk zou doen, dient te worden vermeden (vgl. o.a. HR 15 juli 1986, NJ 1987, 933, r.o. 3.2).
Binnenkort:
Procederen in erfrechtzaken |
ga naar het VAKnieuws totaal overzicht