VAKnieuws
Slapend dienstverbandRechtsvraagMoet werkgever de zogenaamde Xella-vergoeding betalen? OverwegingBij de beoordeling van de grief stelt het hof voorop dat het antwoord op de vraag of een overeenkomst is tot stand gekomen, afhankelijk is van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (zie de artikelen 3:33, 3:35 en 3:37 lid 1 BW en HR 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2213, rov. 3.4.)de werkgever] heeft ook aangevoerd dat na de reactie van [de werkgever] het stil is gebleven aan de zijde van [de werknemer] . [de werkgever] ging er daarom vanuit dat het verzoek van [de werknemer] was ingetrokken, of daaraan in ieder geval geen opvolging werd gegeven, aldus [de werkgever] . Naar het oordeel van het hof mocht [de werkgever] hiervan echter niet uitgaan. [de werkgever] was er gezien haar e-mail van 19 december 2019 (ook) mee akkoord dat de gemachtigde van [de werknemer] een concept-vaststellingsovereenkomst zou opstellen. Dat de gemachtigde van [de werknemer] deze op 13 februari 2020 aan [de werkgever] heeft gestuurd, doet er niet aan af dat partijen reeds in december 2019 overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zoals hiervoor in rov. 3.7 is overwogen. Bij het voorgaande moet ook bedacht worden dat [de werknemer] een redelijk voorstel heeft gedaan om zijn slapende dienstverband te beëindigen en dat [de werkgever] gelet op de eisen van goed werkgeverschap haar instemming niet (alsnog) daaraan kon onthouden. De omstandigheid dat indien de transitievergoeding ingevolge de wetgeving van 2020 zou worden berekend deze aanzienlijk lager zou zijn, maakt dit niet anders. Tot slot heeft [de werkgever] gesteld dat uit het feit dat de gemachtigde een concept-vaststellingsovereenkomst stuurde zij mocht afleiden dat er nog geen definitieve overeenstemming was bereikt (want waarom wordt er anders een concept opgesteld?). Ook deze stelling kan [de werkgever] niet baten. In de concept-vaststellingsovereenkomst heeft de gemachtigde van [de werknemer] de gegevens verwerkt uit zijn brief van 16 december 2019. Hiermee was [de werkgever] in haar e-mail van 19 december 2019 akkoord gegaan. Daarnaast moest [de werknemer] kennelijk nog zijn bedrijfseigendommen inleveren. Dat hiervoor als datum 29 februari 2020 is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst, kan evenmin tot het oordeel leiden dat er geen sprake was van een definitieve overeenstemming over beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 december 2019. |