VAKnieuws
Omvang van collectief ontslagRechtsvraagWanneer is sprake van een collectief ontslag en welke ontslagen moeten meegerekend worden? OverwegingDe volle werking van deze richtlijn zou, in strijd met de ermee nagestreefde doelstelling, worden beperkt indien zij aldus werd uitgelegd dat de nationale rechterlijke instanties geen rekening kunnen houden met ontslagen vóór of na de datum van het betwiste individuele ontslag om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een collectief ontslag in de zin van die richtlijn. Bijgevolg is, zoals de Europese Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft aangegeven, de periode die moet worden onderzocht die waarin het betwiste individuele ontslag heeft plaatsgevonden en waarin zich het grootste aantal ontslagen door de werkgever heeft voorgedaan om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer in de zin van artikel 1, lid 1, eerste alinea, onder a), van richtlijn 98/59. Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, eerste alinea, onder a), van richtlijn 98/59 aldus moet worden uitgelegd dat, teneinde te beoordelen of een betwist individueel ontslag deel uitmaakt van een collectief ontslag, de in deze bepaling bedoelde referentieperiode om vast te stellen of er sprake is van een collectief ontslag moet worden berekend door elke periode van 30 of 90 opeenvolgende dagen waarin dit individuele ontslag heeft plaatsgevonden en waarin zich het grootste aantal ontslagen door de werkgever heeft voorgedaan om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer in de zin van deze bepaling, in aanmerking te nemen. |
|
Recht op vrije advocaatkeuzeRechtsvraagHoe ver strekt het recht op vrije advocaatkeuze bij een rechtsbijstandsverzekeraar? OverwegingZo heeft het Hof met betrekking tot het begrip „administratieve procedure” als bedoeld in die bepaling voor recht verklaard dat dit begrip onder meer een procedure omvat die ertoe leidt dat een bestuursorgaan de werkgever vergunning verleent om de voor de rechtsbijstand verzekerde werknemer te ontslaan, alsook de fase van bezwaar bij een bestuursorgaan waarin dit orgaan een voor beroep in rechte vatbaar besluit geeft (zie in die zin respectievelijk arresten van 7 april 2016, Massar, C‑460/14, EU:C:2016:216, punt 28, en 7 april 2016, AK, C‑5/15, EU:C:2016:218, punt 26).
Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Registratie overurenRechtsvraagHoe moeten werkgevers de arbeidstijd van werknemers registreren? OverwegingVooraf moet in herinnering worden geroepen dat het recht van iedere werknemer op een beperking van de maximumarbeidsduur en op dagelijkse en wekelijkse rusttijden niet alleen een bijzonder belangrijk voorschrift van sociaal recht van de Unie is, maar ook uitdrukkelijk is verankerd in artikel 31, lid 2, van het Handvest, waaraan artikel 6, lid 1, VEU dezelfde juridische waarde toekent als aan de Verdragen. Om de naleving van dat fundamentele recht te garanderen, mogen de bepalingen van richtlijn 2003/88 met name niet restrictief worden uitgelegd ten koste van de rechten die de werknemer aan die richtlijn ontleent. Ter beantwoording van de gestelde vragen moet bij de uitlegging van richtlijn 2003/88 dan ook rekening worden gehouden met het belang van het fundamentele recht van iedere werknemer op een beperking van de maximumarbeidsduur en op dagelijkse en wekelijkse rusttijden. Om de volle werking van richtlijn 2003/88 te verzekeren, moeten de lidstaten derhalve ervoor zorgen dat die minimale rusttijden in acht worden genomen en elke overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd voorkomen. Het is juist dat de artikelen 3 en 5 en artikel 6, onder b), van richtlijn 2003/88 niet concreet aangeven hoe de lidstaten de handhaving van de daarin neergelegde rechten moeten waarborgen. Zoals uit de bewoordingen van die bepalingen volgt, wordt het aan de lidstaten overgelaten om een concrete regeling uit te werken en daartoe „de nodige maatregelen” te treffen. Op basis van die algemene overwegingen moet worden nagegaan of, en in hoeverre, vereist is dat een systeem wordt opgezet waarmee de dagelijkse arbeidstijd van iedere werknemer wordt geregistreerd, om ervoor te zorgen dat de maximale wekelijkse arbeidstijd en de dagelijkse en de wekelijkse minimumrusttijd daadwerkelijk in acht worden genomen. In dit verband moet worden geconstateerd, zoals de advocaat-generaal in de punten 57 en 58 van zijn conclusie heeft gedaan, dat indien er geen dergelijk systeem is, niet objectief en betrouwbaar kan worden vastgesteld hoeveel uren de werknemer heeft gewerkt en op welke tijdstippen, en hoeveel overuren er bovenop de normale arbeidstijd zijn gemaakt. In die omstandigheden is het voor werknemers buitengewoon moeilijk, zo niet in de praktijk onmogelijk om de rechten af te dwingen die zij hebben op grond van artikel 31, lid 2, van het Handvest en richtlijn 2003/88, teneinde daadwerkelijk gebruik te maken van de in die richtlijn vervatte beperking van de wekelijkse arbeidstijd en de in de richtlijn genoemde dagelijkse en wekelijkse minimumrusttijd. Om het nuttig effect van de in richtlijn 2003/88 opgenomen rechten en van het in artikel 31, lid 2, van het Handvest verankerde fundamentele recht te verzekeren, moeten de lidstaten aan werkgevers dan ook de verplichting opleggen om een objectief, betrouwbaar en toegankelijk systeem op te zetten waarmee de dagelijkse arbeidstijd van iedere werknemer wordt geregistreerd. Cursussen binnenkort: |
|
Ontslagvergoeding tijdens ouderschapsverlofRechtsvraagHeeft een werknemer ook tijdens deeltijd ouderschapsverlof aanspraak op een voltijd ontslagvergoeding? OverwegingHet is juist dat een in het kader van een voltijdse arbeidsovereenkomst in dienst genomen werknemer tijdens zijn deeltijds ouderschapsverlof niet evenveel uren werkt als een werknemer die voltijds werkt. Deze omstandigheid betekent evenwel niet dat de twee werknemers in een andere situatie verkeren wat hun aanvankelijke arbeidsovereenkomst met hun werkgever betreft (arrest van 22 oktober 2009, Meerts, C‑116/08, EU:C:2009:645, punt 51). Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, moet bij een werknemer die in het kader van een voltijdse arbeidsovereenkomst in dienst is genomen en die deeltijds ouderschapsverlof opneemt, de eenzijdige verbreking door de werkgever immers worden geacht betrekking te hebben op de voltijdse arbeidsovereenkomst (zie in die zin arrest van 22 oktober 2009, Meerts, C‑116/08, EU:C:2009:645, punt 55). In die omstandigheden heeft het Hof voor recht verklaard dat clausule 2, punten 6 en 7, van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof aldus moet worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staat dat, wanneer een werkgever de arbeidsovereenkomst van een voor onbepaalde tijd voltijds in dienst genomen werknemer tijdens diens deeltijds ouderschapsverlof zonder dringende reden of zonder inachtneming van de wettelijk bepaalde opzeggingstermijn eenzijdig beëindigt, de aan de werknemer te betalen vergoeding wordt bepaald op basis van het verminderde loon dat hij ontvangt op het tijdstip van het ontslag (arrest van 22 oktober 2009, Meerts, C‑116/08, EU:C:2009:645, punt 56).
Cursussen binnenkort: |
|
Geen ruimte voor nationaal recht bij definiëring begrip overgang van ondernemingRechtsvraagIs clausule 13, lid 2, van een Portugese collectieve arbeidsovereenkomst waarin is bepaald: ‘Het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer valt niet onder het begrip overgang van ondernemingen of vestigingen’, in strijd met het Unierecht inzake de definitie van een overgang van onderneming of vestiging zoals die voortvloeit uit richtlijn 2001/23? OverwegingIn dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat het loutere verlies van een opdracht voor diensten aan een concurrent als zodanig niet een aanwijzing voor een overgang van een onderneming of vestiging in de zin van richtlijn 2001/23 kan zijn (arrest van 11 maart 1997, Süzen, C‑13/95, EU:C:1997:141, punt 16). Een nationale bepaling die het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer op algemene wijze uitsluit van de werkingssfeer van dit begrip, maakt het evenwel niet mogelijk om rekening te houden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken. Gelet op, enerzijds, de in de punten 26 en 27 van het onderhavige arrest aangehaalde vaste rechtspraak van het Hof en, anderzijds, het doel van richtlijn 2001/23, dat – zoals blijkt uit overweging 3 ervan – erin bestaat de werknemers te beschermen door het behoud van hun rechten veilig te stellen bij verandering van werknemer, dient te worden geoordeeld dat artikel 1, lid 1, van deze richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een dergelijke nationale bepaling. In deze omstandigheden dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/23 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer niet valt binnen de werkingssfeer van het begrip „overgang van ondernemingen [of] vestigingen” in de zin van dit artikel 1, lid 1. |