personen-, familie- en erfrecht

VAKnieuws

Onafhankelijke bewindvoerder in plaats van gevolmachtigde uit levenstestament

Nr: 25025 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:360 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Curatele, bewind en mentorschap 1:431 lid 1 BW; 1:435 lid 3 BW.

Rechtsvraag

Kan de kantonrechter een onafhankelijke bewindvoerder benoemen als de rechthebbende in een levenstestament een algemeen gevolmachtigde heeft aangewezen?

Overweging

Het hof oordeelt dat dit kan. De rechthebbende heeft in een levenstestament een van zijn drie kinderen als algemeen gevolmachtigde benoemd. De kantonrechter heeft een onafhankelijek derde als bewindvoerder benoemd, onder andere omdat de rechthebbende dementerend was. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht een bewindvoerder heeft benoemd. De verstandhouding tussen de kinderen van de rechthebbende is slecht, de andere twee kinderen trekken in twijfel of de rechthebbende ten tijde van het opstellen van het levenstestament wel zijn wil kon bepalen en de algemeen gevolmachtigde heeft de andere kinderen van de rechthebbende onvoldoende geïnformeerd. Doordat de verstandhouding zo slecht is, worden de belangen van de rechthebbende onvoldoende beschermd door het levenstestament. Het hof oordeelt ook dat de kantonrechter terecht een onafhankelijke derde heeft benoemd als bewindvoerder, en daarbij voorbij is gegaan aan de in het levenstestament geuitte wil van de rechthebbende. De eerder genoemde onderlinge strijd en de ernstig verstoorde communicatie tussen de kinderen, die er zelfs in heeft geresulteerd dat zij elkaar in juridische procedures tegemoet treden, hebben ongetwijfeld hun weerslag gehad op hun vader, die zich in een kwetsbare positie bevond. De benoeming van één van hen zou de onderlinge verhoudingen niet verbeteren en waarschijnlijk een negatieve invloed hebben. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter derhalve terecht een onafhankelijke bewindvoerder heeft benoemd.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Alle belanghebbenden oproepen bij curatele, onderbewindstelling en mentorschap. En de band met de betrokkene meenemen in de beoordeling.

Nr: 25005 Hoge Raad der Nederlanden, 20-12-2024 ECLI:NL:HR:2024:1892 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap
Procesrecht
798 lid 2 Rv; 800 Rv; 282 Rv; 361 Rv; 362 Rv; 1:435 lid 3 BW en 1:452 lid 4 BW

Rechtsvraag

Is het erg als niet alle belanghebbenden zijn betrokken in de procedure over curatele, onderbewindstelling en/of mentorschap? En is bij de vraag of een kind als bewindvoerder of mentor moet worden benoemd, de eerdere verstandhouding met de betrokkene van belang?

Overweging

De klacht luidt dat de beslissing in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor tot stand is gekomen. Het hof heeft in deze zaak in eerste instantie niet alle kinderen van de betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen en opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Het hof kwam er tijdens de mondelinge behandeling pas achter dat de betrokkene nog meer kinderen had, en heeft die kinderen na de mondelinge behandeling wel in de gelegenheid gesteld om te reageren op het proces verbaal. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een nieuwe mondelinge behandeling had moeten plannen, en daar alle belanghebbenden voor had moeten uitnodigen. 

Daarnaast overweegt de Hoge Raad dat bij de beoordeling van de vraag of een familielid als bewindvoerder of mentor moet worden benoemd, mee kan worden gewogen hoe de verstandhouding tussen de betrokkene en het kind is/was. De wettelijke voorkeursregeling van art. 1:435 lid 3 BW en art. 1:452 lid 4 BW berust erop dat de betrokkene vaak het meest vertrouwd is met mensen uit zijn naaste omgeving en dat die geacht worden het beste in staat te zijn de wil van betrokkene te vertolken en de belangen van betrokkene te behartigen. Bij de beoordeling van de geschiktheid van een familielid dat bereid is op te treden als bewindvoerder of mentor, kan de rechter betrekken of, gelet op de band en verstandhouding tussen het familielid en de betrokkene, de veronderstelling waarop de wettelijke voorkeursregeling is gebaseerd, ook in het concrete geval juist is.

 

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Bewindvoerder kan niet procederen over de inhoud van een testament

Nr: 24074 Gerechtshof Amsterdam, 17-09-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2621 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Curatele, bewind en mentorschap
Erfrecht
3:302 BW;

Rechtsvraag

Kan de bewindvoerder een verklaring voor recht vorderen luidende dat het testament van de rechthebbende nietig is?

Overweging

De bewindvoerder heeft op grond van artikel 1:441 lid 2 sub f BW toestemming van de kantonrechter ontvangen om namens de rechthebbende te procederen. De rechthebbende heeft kort voor het bewind werd ingesteld een testament opgemaakt. Volgens de bewindvoerder was zij op dat moment al wilsonbekwaam als gevolg van dementie. Het hof oordeelt dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk is. 

Het hof is  van oordeel dat de bewindvoerder hoe dan ook onder de gegeven omstandigheden niet kan worden ontvangen in haar vordering tot het afgeven van een verklaring voor recht houdende de nietigheid van het testament. Een verklaring voor recht als bedoeld in artikel 3:302 BW zoals door de bewindvoerder gevorderd, ziet op een rechtsverhouding tussen eiser en gedaagde. Een uiterste wilsbeschikking is een (bundeling van) eenzijdige ongerichte rechtshandeling(en) die pas werking heeft vanaf het overlijden van de testateur. Een testateur dient in vrijheid een uiterste wilsbeschikking te kunnen afleggen en in de regel is de inhoud daarvan bij leven niet beschikbaar voor derden. Met het overlijden ontstaan de rechtsverhoudingen voortvloeiende uit het testament en dan zal ook regelgeving van toepassing zijn op grond waarvan de onmiddellijk daarbij betrokkenen als bedoeld in artikel 3:302 BW kunnen opkomen tegen uit dat samenspel voortvloeiende rechtsgevolgen, omdat zij daarbij een belang hebben als bedoeld in artikel 3:303 BW.  Daarbij is als gezegd ook van belang dat vanaf dat moment (specifieke) regelgeving van toepassing zal zijn, te denken valt aan artikel 4:43 BW, waarin is bepaald dat een uiterste wilsbeschikking niet vatbaar is voor vernietiging op de grond dat zij door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, en waarvoor een specifieke regeling is opgenomen verderop in boek 4 BW.

Daarbij bespreekt het hof ook de vraag of het überhaupt tot de taken van de bewindvoerder hoort om een testament aan te tasten. Hier moet terughoudend mee om worden gegaan volgens het hof, in deze specifieke casus des te meer nu de bewindvoerder betrokken is geraakt op een moment waarop de rechthebbende al dementerend was en volgens de bewindvoerder niet meer in staat was om haar wil te bepalen. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat de rechthebbende haar persoonlijke recht om het testament te wijzigen wil uitoefenen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Beschermingsbewind beschermt betrokkene onvoldoende tegen misbruik

Nr: 24082 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-08-2024 ECLI:NL:GHSHE:2024:2659 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Curatele, bewind en mentorschap 1:378 BW

Rechtsvraag

Is er voldaan aan het vereiste voor onder curatele stelling uit 1:378 BW?

Overweging

Het hof overweegt dat curatele nodig is om de betrokkene te beschermen tegen financieel misbruik door derden. Artikel 1:378 BW stelt als voorwaarde dat er niet een meer passende en minder verstrekkende maatregel bestaat die de betrokkene voldoende beschermt. Het beschermingsbewind blijkt betrokkene onvoldoende te beschermen. Ondanks het beschermingsbewind maakt een derde persoon misbruik van hem en doet uitgaven in zijn naam. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Opheffen bewind

Nr: 24071 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5268 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:449 BW

Rechtsvraag

Kan het bewind over de goederen van verzoeker worden opgeheven?

Overweging

Het hof heft het bewind van de verzoeker op omdat hij met succes een zelfredzaamheidstraject heeft doorlopen. De bewindvoerder staat achter het verzoek tot opheffen omdat verzoeker volgens de bewindvoerder voldoende hulp kan krijgen uit zijn omgeving en instanties die op vrijwillige basis werken.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Thuiszorgwerker geen belanghebbende bij verzoek mentorschap.

Nr: 24037 Gerechtshof Amsterdam, 04-06-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:1519 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap
Procesrecht
1:451 BW; 1:452 BW; 1:461 BW; 798 Rv;

Rechtsvraag

Kan de thuiszorgwerker als belanghebbende worden aangemerkt in de procedure over mentorschap?  

Overweging

Het verzoek tot mentorschap is in eerste aanleg ingediend door de bewindvoerder. De thuiszorgwerker is in eerste aanleg opgeroepen voor de zitting en heeft de beschikking ontvangen. Zij heeft in eerste aanleg geen stukken ontvangen. Op het moment waarop de bewindvoerder het verzoek deed was de thuiszorgwerker nog altijd bij betrokkene betrokken in haar hoedanigheid van thuiszorgwerker. Zij kon op grond van artikel  1:452 lid 6, onder c BW op dat moment niet worden benoemd tot mentor. Nadat zij acht weken niet meer als thuiszorgwerker bij betrokkene heeft gewerkt, heeft de thuiszorgwerker tijdens de procedure in eerste aanleg alsnog verzocht om haarzelf als mentor over de betrokkene te benoemen. Dit verzoek is afgewezen.

In hoger beroep beslist het hof dat de thuiszorgwerker geen belanghebbende is. Zij is niet iemand op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft in de zin van artikel 798 Rv. Uit artikel 1:451 lid 2 BW volgt dat het mentorschap kan worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. Dat de thuiszorgwerker zelf ondernemer is en dus mogelijk beschouwd kan worden als een instelling in de zin van artikel 1:451 lid 2 BW is volgens het hof niet van belang. De achterliggende gedachte van het geven van de bevoegdheid tot het verzoeken van een onderbewindstelling aan instellingen waar de betrokkene wordt verzorgd is dat dergelijke instellingen, bij afwezigheid of niet optreden van een partner of familieleden, in ieder geval wel omgang en contact met de betrokkene hebben en daarom in staat worden geacht in te kunnen schatten of de betrokkene een bewindvoerder, mentor of curator nodig heeft. Nu de bewindvoerder reeds een verzoek tot mentorschap had ingediend, is daarmee al zorggedragen voor de bescherming van de betrokkene.

Lees verder
 

Budgetbeheer als alternatief voor bewind

Nr: 24028 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:2343 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:431 BW; 1:449 BW

Rechtsvraag

Kan budgetbeheer als alternatief dienen voor bewind?

Overweging

Rechthebbende heeft verzocht om het bewind over de gelden en goederen die aan haar (zullen) toebehoren, op te heffen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Het hof overweegt dat de noodzaak van het bewind nog steeds bestaat, maar dat het bewind moet worden opgeheven omdat het niet zinvol is gebleken. Het bewind duurt al bijna zes jaar en er is nog geen schuldenregeling getroffen.  Een zekere frictie in de samenwerking tussen een rechthebbende en een bewindvoerder is niet ongebruikelijk en staat de instandhouding van het bewind op zichzelf niet in de weg. In het huidige geval komt er echter na zes jaar geen grip op de financiële situatie van de rechthebbende, omdat de samenwerking niet tot stand komt. Uit het dossier wordt onvoldoende duidelijk wat de bewindvoerder heeft gedaan om een schuldenregeling tot stand te brengen, anders dan door het vragen om ondertekening van stukken door de rechthebbende. De rechthebbende is zelf gaan samenwerken met een budgetcoach en heeft onderbouwt dat dit goed voor haar werkt. Het hof concludeert dat budgetbeheer in een nauwe, persoonlijke samenwerking voor de rechthebbende een meer passende maatregel is dan bewindvoering die niet van de grond komt. Het bewind wordt opgeheven.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Mate van bevoegdheid van onder bewind gestelde om zelfstandig te procederen

Nr: 23022 Hoge Raad der Nederlanden, 17-03-2023 ECLI:NL:HR:2023:429 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Curatele, bewind en mentorschap 1:438 lid 1 BW, 1:441 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de rechthebbende (onder bewind gestelde) terecht ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van de kantonrechter om een machtiging te verlenen voor verkoop van de woning van rechthebbende?

Overweging

Het bewind tast niet de bevoegdheid van de rechthebbende aan om zelfstandig in rechte op te treden en dus evenmin zijn bevoegdheid om zelfstandig rechtsmiddelen aan te wenden, tenzij uit het bewind een beperking op die procesbevoegdheden voortvloeit. Een dergelijke beperking kan voortvloeien uit art. 1:438 lid 1 BW, dat ziet op daden van beheer over de onder bewind staande goederen en bepaalt dat de bewindvoerder daartoe bij uitsluiting bevoegd is, waarbij hij de rechthebbende ingevolge art. 1:441 lid 1 BW in rechte vertegenwoordigt. Een dergelijke beperking kan ook voortvloeien uit art. 1:438 lid 2 BW, dat ziet op daden van beschikking over de onder bewind staande goederen en bepaalt dat de rechthebbende deze slechts kan verrichten met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Passeren bewijsaanbod in bewindvoeringszaak

Nr: 23003 Hoge Raad der Nederlanden, 09-12-2022 ECLI:NL:HR:2022:1849 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 194 Rv, 284 Rv, 1:431 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof het bewijsaanbod van rechthebbende terecht gepasseerd?

Overweging

Onderdeel II richt zich tegen het door het hof passeren van het door [rechthebbende] gedane bewijsaanbod. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft [rechthebbende] bij brief enkele nadere stukken in het geding gebracht en verzocht om zijn GGZ-begeleidster als getuige te horen met betrekking tot misbruik van omstandigheden door [verweerster] en de zoon. Ter zitting is dit bewijsaanbod herhaald. Dit aanbod is vervolgens door het hof gepasseerd, maar niet blijkt op welke grond. Het hof is dan ook uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel heeft zijn oordeel ter zake onvoldoende gemotiveerd, aldus het onderdeel.

Deze klacht slaagt. Uit de processtukken blijkt dat [rechthebbende] in de brief waarin is verzocht om de GGZ-begeleidster als getuige te horen, bezwaren heeft geuit tegen de benoeming van [verweerster] tot bewindvoerder en daarbij onder meer omstandigheden heeft genoemd waarbij de GGZ-begeleidster betrokken was. Op de zitting zijn de bezwaren herhaald en toegelicht en is opnieuw verzocht om de GGZ-begeleidster als getuige te horen. Het hof heeft dit verzoek ongemotiveerd afgewezen. Daarmee is niet kenbaar op welke grond het hof het bewijsaanbod heeft gepasseerd.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Schending hoor en wederhoor bij instellen bewindvoerder

Nr: 22089 Hoge Raad der Nederlanden, 14-10-2022 ECLI:NL:HR:2022:1458 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:435 BW, 1:448 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof zijn oordeel om de vrouw niet als bewindvoerder te ontslaan onvoldoende gemotiveerd, gezien het standpunt van de man dat sprake is van een absolute vertrouwensbreuk, onder meer als gevolg van het feit dat de vrouw de onderbewindstelling buiten medeweten van de man heeft verzocht?

Overweging

Het hof heeft bij de beoordeling van het verzoek van de man tot ontslag van de vrouw als bewindvoerder getoetst of de vrouw ongeschikt is als bewindvoerder en of is gebleken dat zij de vermogensrechtelijke belangen van de man heeft veronachtzaamd.

Het hof heeft bij zijn oordeel niet meegewogen de stelling van de man dat de benoeming van de vrouw tot bewindvoerder met schending van hoor en wederhoor tot stand is gekomen, waardoor met de uitdrukkelijke voorkeur van de man geen rekening is gehouden. Evenmin is het hof in voldoende mate ingegaan op het standpunt van de man dat door de handelwijze van de vrouw een absolute vertrouwensbreuk tussen hem en de vrouw is ontstaan. Aldus heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Een gewichtige reden voor ontslag kan erin zijn gelegen dat de rechthebbende niet over de persoon van de bewindvoerder is gehoord voorafgaand aan diens benoeming zodat met zijn uitdrukkelijke voorkeur geen rekening is gehouden, terwijl de rechthebbende zich nadien tegen diens benoeming heeft verzet.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Curator kan als vertegenwoordiger van onder curatele gestelde huwelijkse voorwaarden laten wijzigen

Nr: 22067 Hoge Raad der Nederlanden, 15-07-2022 ECLI:NL:HR:2022:1113 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:118 BW

Rechtsvraag

Staat art. 1:118 BW eraan in de weg dat de curator bij het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden staande huwelijk optreedt als wettelijk vertegenwoordiger onder curatele gestelde?

Overweging

Art. 1:118 BW bepaalt dat de echtgenoot die onder curatele staat, na de huwelijksvoltrekking slechts met toestemming van zijn curator huwelijkse voorwaarden mag maken of wijzigen. Deze bepaling betreft de mogelijkheid dat de onder curatele gestelde zelf optreedt bij het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden. Aangenomen moet worden dat deze bepaling – anders dan zou kunnen worden afgeleid uit de uitspraak van de Hoge Raad van 2 februari 1990 – niet eraan in de weg staat dat de curator bij het staande huwelijk maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden optreedt als vertegenwoordiger van de onder curatele gestelde, daartoe gemachtigd door de kantonrechter. Deze mogelijkheid is van belang zowel wanneer de onder curatele gestelde in het geheel niet in staat is zijn wil te bepalen en daardoor niet zelf kan optreden, als wanneer de onder curatele gestelde weliswaar zijn wil kan bepalen maar hij zijn vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk waarneemt.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Afwijking van voorkeursbewindvoerder van rechthebbende

Nr: 22057 Hoge Raad der Nederlanden, 17-06-2022 ECLI:NL:HR:2022:870 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:435 BW

Rechtsvraag

Zijn er gegronde redenen die zich verzetten tegen benoeming van de bewindvoerder die de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende heeft?

Overweging

Het hof heeft vastgesteld dat sinds 2012 verschillende bewindvoerders zijn benoemd, dat de samenwerking met hen telkens is beëindigd omdat de communicatie met de rechthebbende niet goed verliep (rov. 5.9), dat de rechthebbende nog altijd problematische schulden heeft en dat haar (schulden)positie steeds verder verslechtert doordat zij nieuwe financiële verplichtingen aangaat (rov. 5.10). Het hof heeft, tegen de achtergrond van deze omstandigheden, van belang geacht dat een bewindvoerder wordt benoemd die (i) de continuïteit van de bewindvoering kan waarborgen, (ii) de situatie en het dossier van de rechthebbende kent en (iii) bij de vervulling van zijn taak als bewindvoerder met de rechthebbende kan communiceren. Verder ligt in het oordeel van het hof besloten dat zeker is dat de bewindvoerder aan alle voormelde criteria voldoet, en dat dit niet geldt voor [betrokkene 1]. Dit alles is in cassatie niet bestreden. Aan een en ander kon het hof de conclusie verbinden dat sprake is van gegronde redenen om af te wijken van de voorkeur van de rechthebbende.

Cursussen binnenkort:

Lees verder