personen-, familie- en erfrecht

VAKnieuws

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
24001

Niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding en een schuld ingevolge de kosten van de huishouding

Hoge Raad der Nederlanden, 08-03-2024 ECLI:NL:HR:2024:338
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Huwelijksvermogensrecht
1:136 BW, 1:141 BW
Rechtsvraag

Kan een schuld met betrekking tot de kosten van de huishouding bij de finale verrekening ex 1:141 BW worden weggestreept tegen de daar tegenover staande vordering?

Overweging

Schulden kunnen bij het finaal verrekenen van een niet nagekomen periodiek verrekenbeding ook onderdeel uitmaken van het te verrekenen vermogen ex 1:136 BW. De Hoge Raad oordeelt dat een schuld met betrekking tot de kosten van de huishouding niet per definitie in de finale verrekening moet worden betrokken als blijkt dat de daar tegenover staande vordering is ontstaan uit belegging en herbelegging van overgespaarde inkomsten. Voor de vraag of de schuld ook in de finale verrekening moet worden betrokken, moet worden gekeken naar de verhouding tussen de bepalingen in de huwelijkse voorwaarden ten aanzien van de draagplicht voor de kosten van de huishouding en het periodieke verrekenbeding. Daarbij kan bijvoorbeeld aandacht worden besteed aan de vraag of de schuld voldaan had kunnen worden uit inkomen. Als dat niet zo is, ligt het niet voor de hand om de schuld in de finale verrekening te betrekken.


 
24008

Aangaan huwelijkse voorwaarden geen fraus legis omdat niet vast stond dat de erflater als eerste zou overlijden.

Hoge Raad der Nederlanden, 16-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:239
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Erfrecht
Fiscale aspecten
Huwelijksvermogensrecht
11 lid 4 SW; 12 SW
Rechtsvraag

Wanneer is het aangaan van huwelijkse voorwaarden binnen 180 dagen voor overlijden erflater ‘fraus legis’?

Overweging

Minder dan 180 dagen voor het overlijden van de erflater zijn de met elkaar gehuwde erflater en belanghebbende huwelijkse voorwaarden aangegaan, bepalende dat aan de belanghebbende 90% van het huwelijksvermogen toekomt en aan de erflater 10%. Belanghebbende is de enige erfgenaam van de erflater. De Inspecteur heeft een aanslag erfbelasting opgelegd uitgaande van een 50/50 verdeling van de gemeenschap van goederen. De Inspecteur beroept zich op fraus legis.

De Hoge Raad oordeelt dat het beroep van de Inspecteur op fraus legis niet slaagt. De Hoge Raad overweegt dat van fraus legis sprake kan zijn als (a) het ontstaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, en bovendien (b) het in strijd zou komen met doel en strekking van artikel 1, lid 1, aanhef en onder 1, Successiewet (hierna: SW) indien de vermogensverschuiving ten gevolge van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en het vervolgens overlijden van één van de echtgenoten niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht. Van dit laatste is volgens de Hoge Raad sprake als op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijk vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot, en dat de vermogensverschuiving zich door dat overlijden zal voltrekken. Dat is in dit geval niet komen vast te staan.

De Hoge Raad oordeelt verder dat het hof terecht heeft geoordeeld dat niet sprake is van een schenking die binnen 180 dagen voor het overlijden van de erflater heeft plaatsgevonden, zoals bedoeld in artikel 12 SW. Wel is sprake van een beding in de zin van artikel 11 lid 4 SW, maar dat leidt er niet toe dat er sprake is van verkrijging krachtens erfrecht. Uit de tekst en wetsgeschiedenis van deze bepaling kan niet worden afgeleid dat de wetgever bedoeld heeft om ook een verkrijging krachtens erfrecht aan te nemen wanneer de langstlevende echtgenoot na het overlijden van de andere echtgenoot op grond van de huwelijkse voorwaarden meer dan de helft van de gemeenschappelijke goederen toekomt.


 
24005

Bij een beroep op de wilsvertrouwensleer is ook de zorgplicht van de notaris van belang.

Hoge Raad der Nederlanden, 02-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:165
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
Echtscheiding
Huwelijksvermogensrecht
1:115 BW, 3:33 BW, 3:35 BW, 43 lid 1 Wna.
Rechtsvraag

Speelt de betrokkenheid van de notaris bij de wijziging van de huwelijkse voorwaarden een rol bij de vraag of een echtgenoot er op mocht vertrouwen dat de wil van zijn echtgenote overeen kwam met haar verklaring?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat huwelijkse voorwaarden enkel bij notariële akte kunnen worden gewijzigd, mede omdat de betrokkenheid van de notaris strekt ter bescherming van de echtgenoten. Op de notaris rust een zorgplicht om naar vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht. Op grond van artikel 43 lid 1 van de Wet op het notarisambt dient de notaris partijen zo nodig te wijzen op de gevolgen die voor hen of een van hen uit de inhoud van de (gewijzigde) akte voortvloeien. Daarbij dient de notaris ook te controleren of partijen die gevolgen begrijpen. Dit geldt des te meer wanneer de gevolgen voor partijen of een van hen nadeliger of riskanter zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter bij een beroep op vernietiging en de wilsvertrouwensleer dient te onderzoeken of de notaris aan deze zorgplicht zoals door de Hoge Raad omschreven, heeft voldaan.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.