personen-, familie- en erfrecht
VAKnieuws
Thuiszorgwerker geen belanghebbende bij verzoek mentorschap.RechtsvraagKan de thuiszorgwerker als belanghebbende worden aangemerkt in de procedure over mentorschap? OverwegingHet verzoek tot mentorschap is in eerste aanleg ingediend door de bewindvoerder. De thuiszorgwerker is in eerste aanleg opgeroepen voor de zitting en heeft de beschikking ontvangen. Zij heeft in eerste aanleg geen stukken ontvangen. Op het moment waarop de bewindvoerder het verzoek deed was de thuiszorgwerker nog altijd bij betrokkene betrokken in haar hoedanigheid van thuiszorgwerker. Zij kon op grond van artikel 1:452 lid 6, onder c BW op dat moment niet worden benoemd tot mentor. Nadat zij acht weken niet meer als thuiszorgwerker bij betrokkene heeft gewerkt, heeft de thuiszorgwerker tijdens de procedure in eerste aanleg alsnog verzocht om haarzelf als mentor over de betrokkene te benoemen. Dit verzoek is afgewezen. In hoger beroep beslist het hof dat de thuiszorgwerker geen belanghebbende is. Zij is niet iemand op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft in de zin van artikel 798 Rv. Uit artikel 1:451 lid 2 BW volgt dat het mentorschap kan worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. Dat de thuiszorgwerker zelf ondernemer is en dus mogelijk beschouwd kan worden als een instelling in de zin van artikel 1:451 lid 2 BW is volgens het hof niet van belang. De achterliggende gedachte van het geven van de bevoegdheid tot het verzoeken van een onderbewindstelling aan instellingen waar de betrokkene wordt verzorgd is dat dergelijke instellingen, bij afwezigheid of niet optreden van een partner of familieleden, in ieder geval wel omgang en contact met de betrokkene hebben en daarom in staat worden geacht in te kunnen schatten of de betrokkene een bewindvoerder, mentor of curator nodig heeft. Nu de bewindvoerder reeds een verzoek tot mentorschap had ingediend, is daarmee al zorggedragen voor de bescherming van de betrokkene. Cursussen binnenkort: |
|
Niet-ontvankelijk hoger beroep wegens 17 seconden te laat ingediend beroepschrift.RechtsvraagIs het hoger beroep nog tijdig ingesteld als het beroepschrift om 00.00 uur is ontvangen? OverwegingDe beroepstermijn liep af op 20 juni 2023. Het beroepschrift is via Zivver (veilig mailen) ingediend en door het hof ontvangen op 21 juni 2023 om 00:00:17 uur. Het hof verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep wegens het te laat indienen van het beroepschrift. Het hof overweegt dat rechtsmiddelentermijnen van openbare orde zijn en ambtshalve door de rechter moeten worden toegepast. Het hof verwijst naar de recente beschikkingen van de Hoge Raad van 25 mei 2023 (ECLI:NL:HR:2023:776) en 12 april 2024 (ECLI:NL:HR:2024:570). In artikel 33 lid 3 Rv staat dat berichten die voor 24:00 uur van de laatste dag van een lopende termijn zijn ontvangen, als binnen de termijn geldend zijn ingediend. Nu niet is gebleken van een storing in de zin van artikel 8 Besluit elektronisch procederen, is de overschrijding van de termijn voor indiening van het hoger beroep niet verschoonbaar. Er zijn ook geen andere omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat zich hier een geval voordoet waarin een uitzondering kan worden gemaakt op de strikte handhaving van de beroepstermijn. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Geslaagd tegenbewijs tegen stelling dat de sieraden op de peildatum nog (in de kluis) aanwezig waren.RechtsvraagMaken de sieraden onderdeel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap? OverwegingTussen partijen geldt een beperkte huwelijksgemeenschap. Partijen hebben tijdens het huwelijksfeest, na de huwelijksvoltrekking, gouden sieraden ontvangen. Deze sieraden maakten onderdeel uit van de huwelijksgemeenschap. Die sieraden hebben partijen ondergebracht in een kluis. Het hof heeft op voorhand de stelling van de man dat de sieraden op de datum van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap (de peildatum) nog in de kluis aanwezig waren, aangenomen. Dat zou betekenen dat de sieraden onderdeel uitmaken van de te verdelen ontbonden huwelijksgemeenschap. Het hof heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. De vrouw heeft tegenbewijs geleverd met een document waaruit blijkt dat zij op een datum vóór de peildatum de kluis heeft bezocht, en getuigenverklaringen dat de vrouw de kluis vóór de peildatum heeft bezocht, dat zij de sieraden uit de kluis heeft gehaald en dat de man de sieraden heeft verkocht. Het hof oordeelt dat de vrouw met haar stukken en de getuigenverklaringen zodanige twijfel heeft gezaaid dat het hof niet kan vaststellen dat de sierraden op de peildatum nog aanwezig waren in de kluis. De man heeft daardoor niet aan zijn bewijslast voldaan. Cursussen binnenkort: |
|
Rechtbank weigert betrokkene als gemachtigde in alle familie- en jeugdzaken voor de duur van twee jaar.RechtsvraagKan de rechtbank bijstand of vertegenwoordiging door een gemachtigde weigeren? OverwegingOp grond van artikel 81 lid 1 en artikel 280 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechtbank in verzoekschriftprocedures bijstand of vertegenwoordiging weigeren door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan en die geen advocaat of deurwaarder is. De weigering geldt voor een bepaalde zaak of voor een door de rechtbank te bepalen tijd. De betrokkene in deze zaak was voorheen advocaat. Hij is door de raad van discipline van het tableau geschrapt, en deze beslissing is door het hof van discipline bekrachtigd. Betrokkene wil nu als gemachtigde in jeugdbeschermingszaken optreden. De rechtbank oordeelt dat er ernstige bezwaren bestaan tegen betrokkene en dat deze ernstige bezwaren structureel van aard zijn. De rechtbank haalt verschillende overwegingen van het hof van discipline aan, en overweegt dat j eugdbeschermingszaken bij uitstek gevoelige zaken zijn, omdat de overheid hier diep ingrijpt in het gezinsleven van kinderen en hun ouders. Van een professioneel rechtsbijstandsverlener wordt dus juist in deze procedures verwacht dat hij/zij met gepaste onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit optreedt en binnen de regels van de wet een eerlijk proces voor zijn/haar cliënten voert. De rechtbank is onvoldoende overtuigd dat betrokkene in de toekomst als gemachtigde anders zal handelen dan als advocaat. Cursussen binnenkort: |
|
De status van de jong-meerderjarige tijdens het hoger beroep tegen een beslissing over kinderalimentatie.RechtsvraagIs het kind dat tijdens de procedure in eerste aanleg tussen de ouders over het met terugwerkende kracht wijzigen van de kinderalimentatie al jongmeerderjarig was, belanghebbende? OverwegingDe man heeft in eerste aanleg met terugwerkende kracht nihilstelling van de kinderalimentatie verzocht. Het kind was op dat moment al jongmeerderjarig. In eerste aanleg, waarin de jongmeerderjarige ook als belanghebbende betrokken is, is de procedure enkel gegaan over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. In hoger beroep gaat de man ook in op de bijdrage aan de jongmeerderjarige zelf. Het hof bepaalt dat h et in hoger beroep niet ook kan gaan over de bijdrage in de kosten van studie- en levensonderhoud die de man vanaf de achttiende verjaardag aan de jongmeerderjarige moet betalen. De man heeft in eerste aanleg namelijk niet expliciet vermeld dat de procedure ook daarover ging. D e jongmeerderjarige is wel belanghebbende in het hoger beroep voor zover het gaat over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen over de periode tot aan de achttiende verjaardag van de jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige heeft namelijk wel belang om zelf in rechte op te treden en een standpunt in te kunnen nemen over de bijdrage die de man aan de vrouw moet betalen voor de periode waarin de jongmeerderjarige nog minderjarig was. De jongmeerderjarige wordt daarom wel als belanghebbende aangemerkt. Cursussen binnenkort: |
|
Het doel van het hoger beroep moet duidelijk zijnRechtsvraagMoet een onduidelijk petitum in het hoger beroep leiden tot niet-ontvankelijkheid? OverwegingDe man is in hoger beroep gekomen tegen de echtscheidingsbeschikking. Hij richt zijn grieven tegen de beslissingen over de partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. In zijn petitum verzoekt hij de beschikking van de rechtbank op deze punten te vernietigen en opnieuw te beslissen over deze onderwerpen. De vrouw vindt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat de man geen duidelijk verzoek heeft gedaan. Het hof overweegt dat het beroepschrift op grond van de artikelen 359 juncto 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan bepaalde eisen moet voldoen. Het beroepschrift moet een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust omvatten. Het hof is van oordeel dat ondanks het onduidelijke petitum van de man, uit de grieven en de onderbouwing daarvan voldoende duidelijk blijkt wat de man met het hoger beroep wil bereiken. Het hof oordeelt dat de man wel ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Zowel de verzoeken in het prinicipaal hoger beroep als de verzoeken in het incidenteel hoger beroep worden vervolgens afgewezen, voornamelijk omdat er onvoldoende is gesteld en onderbouwd. Cursussen binnenkort: |
|
Hoger beroep tegen afwijzing verlenging ondertoezichtstelling niet mogelijk nadat de ondertoezichtstelling van rechtswege is geëindigd.RechtsvraagTot wanneer kan in hoger beroep worden opgekomen tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling? OverwegingIn eerste aanleg heeft de rechtbank bij beschikking van 11 oktober 2023 het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ondertoezichtstelling liep daardoor van rechtswege af op 14 oktober 2023, het einde van de eerder verleende ondertoezichtstelling. De vader is in hoger beroep gekomen tegen deze afwijzing, maar hij heeft zijn hoger beroep ingesteld na 14 oktober 2023, dus na het van rechtswege eindigen van de ondertoezichtstelling. Volgens vaste jurisprudentie kan een ondertoezichtstelling niet meer verlengd worden als de ondertoezichtstelling op dat moment al van rechtswege is geëindigd. De vader is daarom niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Cursussen binnenkort: |
|
Via Zivver (veilig mailen) verzonden beroepschrift te laat ingediend doordat het beschadigd was.RechtsvraagVoor wiens risico komt het elektronisch indienen van een beschadigd bestand? OverwegingHet beroepschrift is via Zivver (veilig mailen) ingediend een dag voor het verstrijken van de beroepstermijn. Zowel het hof als de advocaat van de wederpartij konden het bestand niet openen. De advocaat van de wederpartij heeft dit nog voor het verstrijken van de beroepstermijn aan de advocaat van appellant laten weten. Het beroepschrift is tevens per post bij het hof ingediend, twee dagen na het verstrijken van de beroepstermijn. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk omdat niet tijdig hoger beroep is ingesteld. In cassatie ligt de vraag voor of het hof terecht heeft geoordeeld dat niet sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Hoge Raad verwijst naar artikel 8 van het Besluit elektronisch procederen en artikel 4.3.8 (Bijlage III) Procesreglement waarin staat: “ Als op de laatste dag van een geldende termijn voor indiening van een processtuk of bericht een niet aan de indiener toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot Veilig Mailen, is een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar als het processtuk of bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen .” De Hoge Raad oordeelt dat niet is gesteld of gebleken dat er een storing was bij Zivver, nu zowel het hof als de advocaat van de wederpartij de e-mail en het bestand wel hebben ontvangen, maar het bestand niet konden openen. Een beroep op artikel 4.3.8 Procesreglement is dus niet mogelijk. Ook is volgens de Hoge Raad niet sprake van een apparaatsfout. Van een in de rechtspraak aanvaarde apparaatsfout is geen sprake indien de medewerkers van de griffie van een gerecht de advocaat die ervoor kiest een processtuk in te dienen via Veilig Mailen, niet erop attenderen dat een bestand niet te openen is. Cursussen binnenkort: |
|
Beperkt gezag van gewijsde op wijze berekenen draagkrachtRechtsvraagHeeft een oordeel over de wijze waarop de draagkracht moet worden berekend uit een eerdere procedure tussen partijen gezag van gewijsde? OverwegingDe vrouw grieft tegen de berekening van de draagkracht van de man op basis van zijn gemiddelde winst uit onderneming over de afgelopen drie jaren. Zij stelt dat de draagkracht van de man moet worden berekend aan de hand van zijn winst uit onderneming over het laatste jaar voor de ingangsdatum van de gewijzigde kinderalimentatie, omdat de draagkracht van de man in een eerdere procedure tussen partijen ook op die wijze is berekend. Dat oordeel uit die eerdere procedure heeft volgens de vrouw gezag van gewijsde tussen partijen. Het hof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 december 2013 (ECLI:NL:HR:2013:2109) en de daarbij behorende conclusie van de AG (ECLI:NL:PHR:2013:1095), en overweegt dat uit die uitspraak (en ook uit latere jurisprudentie) volgt dat a an beslissingen die zien op alimentatiekwesties zoals deze slechts beperkt gezag van gewijsde toe komt. Daarnaast is er een wijziging van omstandigheden, wat een nieuwe berekening van de kinderalimentatie rechtvaardigt en dus ook een nieuwe beoordeling van de wijze waarop de draagkracht moet worden berekend. Cursussen binnenkort: |
|
Uitzondering op tweeconclusieregel niet aanvaardbaar wegens strijd met de goede procesordeRechtsvraagBeroep ter zitting op ontbreken woonlasten alimentatiegerechtigde in strijd met de tweeconclusieregel? OverwegingGeen van partijen heeft grieven gericht tegen de wijze waarop de rechtbank de huwelijkse behoefte heeft vastgesteld. Pas tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep doet de man een beroep op het feit dat de vrouw in werkelijkheid geen woonlasten heeft en dat haar behoefte daarom lager is dan de door de rechtbank berekende behoefte. Het hof overweegt dat in alimentatiezaken er soms redenen kunnen zijn om in afwijking van de tweeconclusieregel een nieuwe stelling alsnog toe te laten zod at de vaststelling van de uitkering tot levensonderhoud berust op een juiste en volledige waardering van de van belang zijnde omstandigheden zoals die zijn ten tijde van de uitspraak . Maar een dergelijke afwijking mag geen strijd met de openbare orde opleveren. Het hof concludeert dat in dit geval het toelaten van het beroep van de man op het ontbreken van woonlasten aan de zijde van de vrouw in strijd is met de goede procesorde. De man had dit beroep eerder kunnen doen. Cursussen binnenkort: |
|
Erkenning van Algerijnse echtscheidingRechtsvraagKan de in Algerije uitsproken echtscheiding erkend worden? OverwegingDe vrouw heeft in Nederland de echtscheiding verzocht op een moment waarop de man in Algerije al de echtscheiding had verzocht. In eerste aanleg was de procedure in Algerije niet bekend bij de rechtbank. De man is niet verschenen in de procedure in Nederland en de rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken. In hoger beroep verzoekt de man om de in Algerije uitgesproken echtscheiding te erkennen en de beschikking van de rechtbank in Nederland aangaande de echtscheiding te vernietigen. Het hof overweegt dat erkenning van een beslissing van een Algerijnse rechter niet valt binnen het formele toepassingsgebied van de erkenningsregelingen in de Verordening Brussel II-bis. Ook bestaat er geen verdrag of andere regeling betreffende de erkenning tussen Nederland en Algerije. Het hof toetst de erkenning op grond van het Nederlandse commune internationale privaatrecht zoals in de wet opgenomen in de artikelen 10:56 BW tot en met 10:59 BW. Het hof toetst de rechtsmacht van de Algerijnse rechter, de behoorlijke rechtspleging in de Algerijnse echtscheidingsprocedure en de verenigbaarheid van de erkenning met de Nederlandse openbare orde. Het hof overweegt dat volgens de wetsgeschiedenis met ‘kennelijk onverenigbaar met de openbare orde’ tot uitdrukking is gebracht dat sprake zal moeten zijn van een manifeste strijd met de waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden beschouwd. Dit betekent dat de openbare orde slechts in uitzonderlijke gevallen tegen de erkenning van een buitenlandse beslissing kan worden ingezet. Het hof oordeelt dat het feit dat de vrouw in Algerije zelf de echtscheiding niet kon verzoeken, geen strijd oplevert met de Nederlandse openbare orde. De vrouw heeft immers in dezelfde periode in Nederland de echtscheiding verzocht, en is in de procedure in Algerije verschenen en vertegenwoordigd door een advocaat. Daarbij laat het hof ook meewegen dat de Nederlandse rechter wel naar Nederlands recht kan beoordelen of de vrouw recht heeft op partneralimentatie. Cursussen binnenkort: |
|
Gezag van gewijsde van een oordeel over het toepasselijke rechtRechtsvraagStrekt het gezag van gewijsde van een in kracht van gewijsde gegane beschikking over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, zich ook uit tot het aan die verdelingsbeslissing ten grondslag gelegde oordeel over het toepasselijke recht? OverwegingHet hof beantwoordt deze vraag bevestigend. In de echtscheidingsprocedure tussen partijen heeft de rechtbank beslist dat het Nederlands recht van toepassing is op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime, en dat naar Nederlands recht tussen partijen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen geldt. Tevens heeft de rechtbank partijen bevolen over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen. De man is niet tegen die beschikking in hoger beroep gegaan. Die beschikking is daarom in kracht van gewijsde gegaan. In deze procedure heeft de vrouw de verdeling van de voormalige echtelijke woning gevorderd. De man stelt het toepasselijk recht op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime aan de orde omdat hij vindt dat de rechtbank in de echtscheidingsprocedure onterecht heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is. Het hof oordeelt dat nu het oordeel over het toepasselijke recht dragend is geweest voor de beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, het gezag van gewijsde zich ook uitstrekt tot het oordeel over het toepasselijke recht. Cursussen binnenkort: |