VAKnieuws
Conclusie A-G: uitleg begrip nachtrit in artikel 37 CAO BeroepsgoederenvervoerRechtsvraagIs, anders dan het hof aanneemt, van een nachtrit in de zin van arikel 37 CAO Beroepsgoederenvervoer eerst sprake als een eendaagse rit als hier aan de orde tenminste deels na middernacht plaatsvindt, omdat het spraakgebruik meebrengt dat een rit die vóór 00.00 uur (middernacht) eindigt, niet een nachtrit maar een avondrit is? OverwegingA-G: Het thans in cassatie ingenomen standpunt van eiseres/werkgeefster: de toeslag voor de uren tussen 20.00 en 24.00 uur is (alleen) verschuldigd als een rit ten minste gedeeltelijk na 24.00 valt. Ik verklap nu al dat ik de door verweerster/FNV toegestane uitleg juist acht omdat de tekst van art. 37 CAO duidelijk is. Er staat: voor de diensturen gelegen tussen 20.00 en 04.00 uur wordt een vergoeding toegekend. Daaraan is niet gevoegd: indien na 24.00 uur moet worden doorgewerkt. We hebben hier dus de luxe van een cao-bepaling die eigenlijk niet voor verschillende uitleg vatbaar is. The provision means what it says. Daarmee zijn we er nog niet helemaal, want we moeten vervolgens kijken of de letterlijke tekst niet een onbillijk resultaat te zien geeft. Dat is niet het geval. Integendeel: de door eiseres verdedigde uitleg kan juist leiden tot onbillijke uitkomsten. Ik illustreer dat aan de hand van twee voorbeelden: 1. De rit begint om 16 uur en eindigt om 23.00 uur: volgens eiseres heeft de chauffeur geen recht op de toeslag voor nachtritten; volgens FNV heeft hij dat recht wel voor de drie uur van 20.00 tot 23.00 uur. 2. De rit begint om 19 uur en eindigt om 02.00 uur: volgens eiseres heeft de chauffeur recht op de toeslag voor nachtritten gedurende zes uur (van 20.00 uur tot 02.00 uur); FNV heeft het zelfde standpunt. Eiseres staat dus een interpretatie voor waarbij een toeslag alleen moet worden betaald indien na middernacht moet worden gereden. Zij stelt niet: indien en voor zover er na middernacht wordt gereden, omdat dan in het tweede voorbeeld slechts over twee uur (van 24.00 tot 02.00 uur) een toeslag verschuldigd zou zijn. Als deze uitleg wordt gevolgd, hangt het recht op een toeslag over de uren vóór 24.00 uur dus af van het toevallige – en mogelijk te beïnvloeden – moment waarop de rit eindigt. De chauffeur die om 23.45 binnen is krijgt geen toeslag, zijn collega die om 00.15 klaar is krijgt die toeslag wél. Deze uitleg leidt tot ongelijke behandeling van (sterk) vergelijkbare situaties en daarmee tot onaannemelijke rechtsgevolgen. |
|
18041
Wetgeving inzake geestelijke gezondheidszorg gaat veranderen24-01-2018, bron: Wetten van 24 januari 2018, Stb. 2018, 36 (Kamerstukken 31996), Stb. 2018, 37 (Kamerstukken 23399), Stb. 2018, 38 (Kamerstukken 32398) Regelgeving - BopzSamenvatting Op termijn gaat de onlangs vastgestelde Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg de huidige Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen vervangen. De nieuwe wet beoogt dwangbehandeling zoveel mogelijk te voorkomen. De verplichte zorg wordt beschouwd als laatste redmiddel en er zal worden gestreefd naar een verhoging van de kwaliteit van de verplichte zorg. Tegelijkertijd zijn ook de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet forensische zorg vastgesteld. Deze laatste wet beoogt te voorkomen dat personen met een psychische stoornis of verstandelijke beperking in een justitiële inrichting terechtkomen terwijl ze daar eigenlijk niet thuis horen. Daartoe wordt de besturing en financiering van het tbs-systeem aangepast. Naar verwachting zal de wetgeving 1 januari 2020 in werking treden. |
|
Bopz, 81 RO: functie van wettelijke aantekeningen bij verzoek voortgezet verblijfRechtsvraagZijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen nu bij het verzoek van de officier van justitie om een machtiging tot voortgezet verblijf naast de geneeskundige verklaring overgelegd de wettelijke aantekeningen moeten worden overgelegd en deze in de bestreden beschikking niet worden genoemd? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: Dijkers (SDU Commentaar Wet Bopz, aant. 16) betoogt naar aanleiding van de uitlating van de minister dat psychiatrische ziekenhuizen - gelet op andere prioriteiten - niet verplicht zouden moeten worden om al te veel tijd te steken in het produceren van deze aantekeningen. Die zijn volgens hem immers slechts van beperkte waarde omdat zij beschrijven hoe het in de voorafgaande periode was, terwijl de te nemen beslissing juist de toekomst betreft. (...) Productie 7 van het in cassatie overgelegde procesdossier betreft een stuk getiteld “Wettelijke aantekeningen bij opname in het kader van de BOPZ”. (...) In het behandelplan (productie 5) wordt een overzicht gegeven van de bevindingen vanaf 28 oktober 2016, de dag dat betrokkene voor het eerst is opgenomen met een inbewaringstelling. (...) In de hiervoor geciteerde passages (niet opgenomen, red.) en de overige inhoud van het behandelplan wordt genoegzaam voor de rechter en voor de verdediging duidelijk gemaakt wat de gezondheidstoestand van betrokkene was in de maanden voorafgaand aan het onderhavige verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf, ook wat betreft de periode die betrokken elders doorbracht. Gelet hierop kon de rechtbank voorbijgaan aan de stelling van de raadsman dat de wettelijke aantekeningen van het verblijf in Balkbrug ontbreken.
|
|
Terugbetaling teveel ontvangen kinderalimentatieRechtsvraagAls het hof een lagere kinderalimentatie vaststelt dan de rechtbank, kan dan aan de beslissing geen terugwerkende kracht worden verbonden om te voorkomen dat er door de vrouw moet worden terugbetaald terwijl zij een uitkering heeft? OverwegingTer zitting van het hof is gebleken dat de vrouw evenals de man een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt. Dit brengt met zich dat de door de vrouw ontvangen c.q. verhaalde kinderalimentatie door de gemeente op de door haar ontvangen uitkering in mindering is gebracht, waardoor deze kinderalimentatie niet (extra) aan de kinderen ten goede is gekomen. Indien de vrouw teveel ontvangen kinderalimentatie dient terug te betalen, betekent dit dat zij over de betreffende periode een te lage uitkering ontvangen heeft, zodat de gemeente tot aanvulling van de uitkering dient over te gaan. De door de man betaalde c.q. op hem verhaalde kinderalimentatie is daarentegen wel op diens inkomen in mindering gebracht ondanks dat het de man aan draagkracht ontbrak. Voorts is door de rechtbank, voor wat betreft minderjarige 2, een hogere kinderalimentatie opgelegd dan diens behoefte. Het hof is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat van de vrouw kan worden gevergd dat de door haar teveel ontvangen c.q. verhaalde kinderalimentatie aan de man dient te worden terugbetaald. Cursussen binnenkort: |
|
Groep van ondernemingen in het kader van een herplaatsingsplichtRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met werknemer kon opzeggen bij vennootschap 1? Zijn de mogelijkheden om herplaatsing voldoende onderzocht nu vennootschap 1 behoort tot een groep? OverwegingNaar het oordeel van het hof blijkt niet dat de vennootschap 1 als onderdeel van een groep moet worden gekwalificeerd. Dat de vennootschap 1 in het organogram is opgenomen, kan verklaard worden door het feit dat GBN Groep BV via de Stichting Aandelenbezit de vennootschap 1 een belang heeft in de vennootschap 1. Het hebben van een deelneming impliceert nog niet dat er sprake is van een groep. Dat X gevolmachtigd bestuurder is van de vennootschap 1 en tevens verbonden is aan GBN Groep BV, leidt evenmin tot de conclusie van de vennootschap 1 een groepsmaatschappij van de groep is. X voert als titulair directeur het beleid van het bestuur van de vennootschap 1 uit. Hij heeft ter zitting ook aangegeven waarom hij tot titulair directeur van de vennootschap 1 is benoemd. Toen verkoper van aandelen zijn aandelen in de vennootschap 1 omstreeks 2010/2011 verkocht en bestuurder 3 aandeelhouder werd, kwam de positie van directeur vrij. Op dat moment was X al werkzaam voor de GBN Groep; X had een groot netwerk en was bekend met de activiteiten van de vennootschap 1. Hij heeft zich toen bereid verklaard om het titulair directeurschap op zich te nemen en heeft direct een manager aangesteld die feitelijk de bedrijfsvoering deed; X werkt ongeveer 1 dag in de week voor de vennootschap 1; de rest van de tijd besteedt hij aan het verrichten van werk ten behoeve van de GBN Groep BV en andere maatschappijen die tot deze groep behoren. Ter zitting heeft hij aangegeven dat de vennootschap 1 andere bedrijfsactiviteiten heeft dan die van de GBN Groep. Er is geen sprake van enige gemeenschappelijke strategie tussen beide bedrijven.
Cursussen binnenkort: |
|
Uitbetalingsplicht voor werkgever bij opname vakantiedagen na einde wachttijdRechtsvraagHeeft werknemer recht op betaling van loon over vakantiedagen die zijn opgenomen nadat het dienstverband door arbeidsongeschiktheid was beëindigd? OverwegingJa. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de strekking en bedoeling van artikel 7:639 lid 1 BW en een uitleg van dat artikel conform Richtlijn 2003/88/EG, mee dat werknemer aanspraak heeft op doorbetaling van loon over de door hem opgenomen vakantiedagen. Daaraan doet niet af dat hij die vakantiedagen heeft opgenomen in een periode waarin de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW al was geëindigd. Het eindigen van de loonbetalingsverplichting tijdens ziekte kan - ook gelet op de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis - immers niet afdoen aan het recht voor arbeidsongeschikte werknemers om vakantiedagen tijdens ziekte te kunnen opnemen, met name in verband met een vrijstelling van re-integratieverplichtingen. Immers, de re-integratieverplichtingen van werknemer en werkgever op grond van de artikelen 7:658a en 660a BW blijven grotendeels bestaan, ook na afloop van de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW. Aangenomen moet dus worden dat de wetgever ook voor die situatie met artikel 7:639 lid 1 BW heeft beoogd om een werknemer een aanspraak te geven op vakantie met behoud van loon. Verder brengt de rechtspraak van het HvJ EU mee dat werknemer bij het opnemen van zijn vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid moet worden geplaatst in een situatie die qua beloning vergelijkbaar is met gewerkte periodes. In dergelijke gewerkte periodes is uiteraard steeds sprake geweest van betaling van loon. Ook daaruit volgt dat over de door werknemer opgenomen vakantiedagen loon moet worden betaald. Cursussen binnenkort: |
|
Schadevergoeding wegens onrechtmatig kopiëren van database door werknemerRechtsvraagIs werknemer te kort is geschoten in zijn verplichting uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met werkgever VRTU en dat hij en de gedaagden sub 2 tot en met 4 onrechtmatig jegens VRTU hebben gehandeld door bij het einde van het dienstverband een door VRTU opgebouwde database met technisch geschoolde medewerkers en kandidaten te kopiëren en aan derden te verstrekken? OverwegingDoordat werknemer (verder: gedaagde 1) zonder toestemming een door werkgever VRTU opgebouwde database met medewerkers en kandidaten heeft gekopieerd en meegenomen, kennelijk om deze te gebruiken om medewerkers en kandidaten te benaderen, en deze databases in handen van derden (in elk geval Paytra) heeft laten komen, heeft hij onrechtmatig jegens VRTU gehandeld. Immers heeft hij een inbreuk gemaakt op een recht van VRTU, althans heeft hij in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Die onrechtmatige daad kan hem ook worden toegerekend. Deze is immers te wijten aan zijn schuld. (...) AJW Group B.V. en AJW Technisch Uitzendbureau B.V. hebben aangevoerd dat de onrechtmatige daad van gedaagde 1 niet aan hen kan worden toegerekend. Daartoe hebben zij gesteld dat zij geen weet hadden dat de door gedaagde 1 ingebrachte databases onrechtmatig zouden kunnen zijn verkregen of een vermeend gebruik hiervan een onrechtmatige daad jegens VRTU zou opleveren. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zoals volgt uit het voorgaande werden AJW Group B.V. en AJW Technisch Uitzendbureau B.V. ten tijde van de onrechtmatige gedraging van gedaagde 1 (indirect) bestuurd door gedaagde 1, bestuurder gedaagde 3 en 4 en bestuurder gedaagde 3 en 4. De rechtbank acht onaannemelijk dat de andere twee directieleden niet wisten van de handelingen van het derde directielid gedaagde 1. Daarnaast acht de rechtbank onaannemelijk dat AJW Group B.V. en AJW Technisch Uitzendbureau B.V, althans hun (indirecte) bestuurders, zich niet hebben afgevraagd hoe de onderneming gelijk bij de start daarvan al beschikte over een dergelijke grote database van kandidaten, die de kern van de onderneming vormde en die normaal gesproken over een veel langere tijd wordt opgebouwd. Uit het voorgaande volgt dat gedaagde 1 door het meenemen en kopiëren van een door VRTU opgebouwd bestand en het aan derden ter beschikking stellen daarvan onrechtmatig jegens VRTU heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die VRTU dientengevolge lijdt. Uit doelmatigheidsoverwegingen zal de rechtbank in het midden laten of gedaagde 1 daardoor ook tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de arbeidsovereenkomst, zoals VRTU (primair) stelt. Voor de omvang en de hoogte van de door VRTU geleden schade doet niet ter zake of deze wordt gebaseerd op tekortschieten uit hoofde van de arbeidsovereenkomst of op onrechtmatige daad, terwijl aldus de – mogelijk met bewijslevering gepaard gaande – vraag of in de arbeidsovereenkomst een verbodsbeding met betrekking tot het meenemen van documenten is opgenomen (hetgeen gedaagde 1 betwist) geen behandeling meer behoeft. VRTU heeft daartoe onder meer gesteld dat zij schade heeft geleden doordat bedrijfsgeheime informatie in handen van derden is gekomen. Verder bestaat haar schade uit omzetderving omdat haar personeelsbestand van actieve medewerkers onder de 150 is gezakt en gedaagden medewerkers hebben gecontracteerd die voorheen bij VRTU werkzaam waren. De rechtbank acht dit voldoende voor het aannemen van de mogelijkheid van schade en zal de vordering daarom toewijzen. In de schadestaatprocedure kan aan de orde komen in hoeverre de database van VRTU uniek is en in hoeverre het onrechtmatig handelen van gedaagden dienaangaande tot schade voor VRTU heeft geleid. Gedaagden zullen derhalve hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de door VRTU als gevolg van het hiervoor beschreven onrechtmatige handelen van gedaagden geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Cursussen binnenkort: |
|
Bopz, 81 RO: geen onredelijke vertraging procedureRechtsvraagIs de procedure rond een verzoek om voorlopige machtiging onredelijk vertraagd doordat tussen de mondelinge behandeling en de uitspraak twee maanden zijn verstreken? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: Nee. Na indiening van het verzoek op 18 mei 2017 is dit mondeling behandeld op 30 mei 2017. De behandeling is aangehouden tot 20 juni 2017, waarbij de officier van justitie de mogelijkheid kreeg om een andersoortige machtiging te verzoeken. Op 27 juni 2017 heeft de officier van justitie aangegeven van deze mogelijkheid geen gebruik te maken en de rechtbank verzocht een beslissing te geven op het oorspronkelijke verzoek. De rechtbank heeft vervolgens (de advocaat van) betrokkene de gelegenheid gegeven daarop te reageren, hetgeen de advocaat bij e-mail van 13 juli 2017 heeft gedaan. Op 20 juli 2017 heeft een nieuwe zitting plaatsgevonden en is een eindbeschikking gegeven. Van een onredelijke vertraging is mijns inziens geen sprake. Bovendien blijkt uit de beschikking van 20 juli 2017 welke stappen er tussen 18 mei 2017 en 20 juli 2017 genomen zijn. De beschikking is daarmee voldoende gemotiveerd. |
|
Geen bevoegdheid echtscheidingsverzoek, wel bevoegdheid gezagsverzoekenRechtsvraagKunnen er voorzieningen worden getroffen voor wat betreft het gezag over een in Nederland wonende minderjarige, terwijl er ten aanzien van het echtscheidingsverzoek geen Nederlandse bevoegdheid bestaat? OverwegingJa. De omstandigheid dat bij de Nederlandse rechter geen echtscheidingsprocedure tussen de vrouw en de man aanhangig is of kan worden gemaakt, staat niet in de weg aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op grond van art. 8 lid 1 Verordening Brussel II-bis. Evenmin staat daaraan in de weg dat het stelsel van art. 827 lid 1, aanhef en onder c, Rv in verbinding met art. 1:251a lid 2 BW berust op het uitgangspunt dat voorzieningen betreffende, onder meer, “het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over (…) minderjarige kinderen van de echtgenoten” als ‘nevenvoorziening’ kunnen worden getroffen door de rechter die de echtscheiding uitspreekt. De Nederlandse rechter die op grond van art. 8 lid 1 Verordening Brussel II-bis bevoegd is om kennis te nemen van een verzoek met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind, kan zijn beslissing op dat verzoek aanhouden in afwachting van de uitkomst van een bij een buitenlandse rechter aanhangige of aanhangig te maken echtscheidingsprocedure, dan wel aan zijn beslissing voorwaarden verbinden die verband houden met een in het buitenland uit te spreken echtscheiding. Cursussen binnenkort: |
|
Hoge billijke schadevergoeding voor journalist Heijdendael in conflict met VPRORechtsvraagHeeft werkgever VPRO in het kader van ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de VPRO en journalist Heijdendael ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten? OverwegingPartijen vinden allebei dat de tussen hen ontstane onherstelbare vertrouwensbreuk terug te voeren is tot de uitzending van Argos van 13 juni 2015, en meer in het bijzonder tot de discussie over het fotorolletje (met foto’s van het afvoeren van mannen in moslimenclave Srebrenica, red.). Voorafgaand aan de uitzending heeft tussen partijen een stevige inhoudelijke discussie plaatsgevonden over het wel of niet uitzenden van de tweede reconstructie die Heijdendael en B hadden uitgevoerd. Niet in geschil is dat de eindredacteur de uiteindelijke beslissing neemt over wat wel en niet in een uitzending wordt opgenomen. C heeft, als eindredacteur van het programma Argos, besloten om de reconstructie niet op te nemen in de uitzending. Als belangrijkste argument heeft hij hiervoor destijds gegeven – en ook bij de mondelinge behandeling herhaald – dat hij de kwestie ‘journalistiek niet zo belangrijk’ vond. Met name, zo begrijpt de kantonrechter, omdat ook van de tweede reconstructie niet met zekerheid te zeggen valt dat het op die manier gegaan is. Het is niet de bedoeling om op de stoel van de eindredacteur te gaan zitten. De afwegingen die de eindredacteur gemaakt heeft worden door de kantonrechter als een gegeven beschouwd, maar deze worden wel op hun waarde geschat en worden meegewogen bij de beoordeling van het ontstane arbeidsconflict. (...) Gelet op het grote belang dat Heijdendael – met een beroep op deze beginselen – hechtte aan het uitzenden van het voor het Ministerie van Defensie ontlastende materiaal, was naar het oordeel van de kantonrechter een zeer zorgvuldige wijze van omgaan met de kwestie geboden. VPRO heeft die zorgvuldigheid niet betracht. Zij had kunnen begrijpen dat het afdoen van de kwestie als journalistiek niet belangrijk genoeg, niet alleen inhoudelijk te weinig gemotiveerd is, maar ook kwetsend ten opzichte van Heijdendael als gewaardeerd en gerespecteerd onderzoeksjournalist. Dat de kwestie onzorgvuldig is behandeld, wordt (achteraf) overigens ook erkend door VPRO-directeur M, zo valt te lezen in zijn e-mail van 13 januari 2017 aan Heijdendael. Ook C zegt achteraf dat hij beter had kunnen communiceren en dat hij wel een paar zinnen aan de reconstructie had kunnen wijden. En daar zit naar het oordeel van de kantonrechter het grootste probleem. VPRO zegt steeds achteraf dat er onzorgvuldig en/of onjuist is gehandeld, maar daarmee heeft ze onvoldoende de bij Heijdendael ontstane schade kunnen wegnemen. Als goed werkgever heeft zij de verantwoordelijkheid om vooraf na te denken over hoe zij met haar werknemers omgaat. Natuurlijk kan er wel eens een fout gemaakt worden en kunnen excuses soms voldoende zijn. In dit geval is er echter sprake van een opeenstapeling van fouten en toezeggingen die niet nagekomen worden die ervoor gezorgd hebben dat Heijdendael ziek werd en ziek bleef. Cursussen binnenkort: |