VAKnieuws

Echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel geen belanghebbende bij machtiging op grond van de Wzd

Nr: 25097 Hoge Raad der Nederlanden, 03-10-2025 ECLI:NL:HR:2025:1450 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ
Procesrecht
24 Wzd, 25 Wzd, 38 Wzd, 41 Wzd, 282 Rv, 290 Rv

Rechtsvraag

Is de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de betrokkene belanghebbende in de procedure?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat de wet bepaalt dat de rechter zich, alvorens te beslissen over een verzoek tot het verlenen van een machtiging in de zin van de Wzd, waar mogelijk moet laten informeren door de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel en dat de griffier ook de beschikking moet sturen aan de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel. Dat betekent volgens de Hoge Raad niet dat de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel een belanghebbende is in de procedure en een eigen verweerschrift mag indienen. De Hoge Raad ziet in de wet noch in de parlementaire geschiedenis een aanknopingspunt op grond waarvan de echtgenoot, de geregistreerd partner of andere levensgezel moet worden aangemerkt als belanghebbende. Het EVRM biedt ook geen grondslag.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Familylife

Nr: 25102 Rechtbank Rotterdam, 02-10-2025 ECLI:NL:RBROT:2025:11766 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:377a BW; 8 EVRM

Rechtsvraag

Is de vader ontvankelijk in zijn verzoek over een omgangsregeling?

Overweging

De vader heeft het kind niet erkend. Hij verzoekt een omgangsregeling. De moeder betwist dat hij ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat de vader familylife heeft gehad met de minderjarige, en dat hij daarom ontvankelijk is. De moeder betwist niet dat zij na de geboorte nog bij de vader heeft gewoond met de minderjarige en uit onder meer de door de vader overgelegde foto's blijkt dat de vader vanaf de geboorte totdat de minderjarige een kleuter was, contact heeft gehad met de minderjarige. De rechtbank overweegt: " Voor ‘family life’ is de mate van betrokkenheid bij de minderjarige niet doorslaggevend. Voldoende is dat de man, in dit geval door verzorging van en contact met de minderjarige, zijn betrokkenheid bij haar heeft getoond, hetgeen ook blijkt uit de foto’s die de man heeft overgelegd ."

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Machtiging tot opname en verblijf

Nr: 25094 Hoge Raad der Nederlanden, 26-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1384 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 24 lid 4 Wzd

Rechtsvraag

Wat is een psychische stoornis in de zin van artikel 24 lid 4 Wzd?

Overweging

De rechtbank heeft een machtiging tot opname en verblijf verleend voor zes maanden, ten aanzien van betrokkene. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake is van een terugkerende alcoholverslaving en emotionele problemen, maar heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is van Korsakov. Volgens de rechtbank is er voldoende grond om een machtiging te verlenen op de grond dat er sprake is van een psychische aandoening in plaats van een psychogeriatrische aandoening in de zin van artikel 24 lid 4 Wzd. 

De Hoge Raad vernietigt de beschikking. DeHoge Raad overweegt dat u it de toelichting op het amendement waarmee art. 24 lid 4 Wzd is opgenomen in de wet , blijkt dat deze bepaling beoogt mogelijk te maken dat een betrokkene bij een wisselende zorgbehoefte kan ‘overstappen’ van de geestelijke gezondheidszorg naar de ouderenzorg of gehandicaptenzorg, zodat aan de betrokkene de juiste zorg op de juiste plek kan worden verleend. Op grond van deze bepaling kan een betrokkene met een psychische stoornis onvrijwillig worden opgenomen in een Wzd-accommodatie, in plaats van in een Wvggz-accommodatie, indien zijn zorgbehoefte daartoe aanleiding geeft. Gelet op deze toelichting moet worden aangenomen dat met ‘psychische stoornis’ in art. 24 lid 4 Wzd een psychische stoornis in de zin van de Wvggz is bedoeld. 

Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst.

Lees verder
 

Verhuiskwestie

Nr: 25098 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:5871 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:253a BW

Rechtsvraag

Moet de moeder terugverhuizen?

Overweging

De moeder is zonder instemming van de gezaghebbende vader naar een andere woonplaats verhuisd. In eerste aanleg heeft de rechtbank bepaald dat de moeder moet terugverhuizen naar de woonplaats waar de ouders voorheen woonden. De moeder heeft hier geen gehoor aan gegeven en is in hoger beroep gegaan. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, en bepaalt daarnaast dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zal worden bepaald bij de vader indien de moeder op 1 januari 2026 nog niet is terugverhuisd. De raad voor de kinderbescherming heeft dit laatste afgeraden, omdat er op dit moment enkel begeleide omgang is tussen de vader en het kind. Het hof overweegt dat de betrokken GI er voor moet zorgen dat het contact tussen het moment van de beslissing en 1 januari 2026 zodanig wordt opgebouwd dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats mogelijk is. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Belang van het kind niet altijd doorslaggevend

Nr: 25091 Hoge Raad der Nederlanden, 19-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1322 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:253a BW

Rechtsvraag

Mag de moeder het kind laten opvangen door familieleden die lid zijn van de Scientology kerk?

Overweging

Het hof neemt in zijn overweging mee dat partijen in eerste aanleg met elkaar zijn overeengekomen dat de moeder het kind niet zal laten opvangen door leden van de Scientology kerk, en dat daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Het hof wijst het verzoek van de moeder om te bepalen dat de moeder het kind wel mag laten opvangen door familieleden die tevens lid zijn van de Scientology kerk, af. De Hoge Raad vernietigt deze beslissing. Het hof heeft in het oordeel dat partijen geen bezwaren hebben geuit tegen de gemaakte afspraak dat het kind niet door leden van de scientology kerk wordt opgevangen, geen blijk gegeven van de door de moeder in hoger beroep aangevoerde bezwaren tegen de weergave van de gemaakte afspraak in eerste aanleg. 

Daarnaast overweegt de Hoge Raad dat op grond van artikel 1:253a BW bij geschillen over de gezagsuitoefening het belang van het kind wellicht zwaarwegend is, maar niet per definitie doorslaggevend. Het hof had ook aandacht moeten besteden aan het belang van de moeder om het kind kosteloos te kunnen laten opvangen door familieleden. Zeker gelet op het feit dat de vader financieel niets bijdraagt en ver weg is verhuisd, waardoor het grootste deel van de zorg op de moeder aankomt en de vader het kind ook niet meer kan opvangen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Zorgmachtiging verlengen kan enkel voor het verstrijken van de lopende machtiging

Nr: 25092 Hoge Raad der Nederlanden, 19-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1321 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 6:4 Wvggz; 6:5 Wvggz

Rechtsvraag

Kan de zorgmachtiging met 12 maanden worden verlengd, terwijl de mondelinge behandeling (na aanhouding) plaatsvind na het verlopen van de eerste machtiging?

Overweging

Nee, dat kan niet. In deze zaak heeft de officier van justitie verlenging van de zorgmachtiging van 12 maanden verzocht. Tijdens de mondelinge behandeling is betrokkene niet verschenen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling aangehouden om betrokkene de kans te geven zijn standpunt kenbaar te maken. De volgende mondelinge behandeling vindt plaats nadat de eerste machtiging is verlopen. De rechtbank verlengt vervolgens de machtiging met twaalf maanden. De Hoge Raad vernietigt de beslissing. In artikel 6:5 Wvggz staat dat een machtiging met twaalf maanden verlengd kan worden mits binnen drie weken na het verlengingsverzoek op dit verzoek wordt beslist en mits op dit verzoek wordt beslist voordat de bestaande machtiging is verlopen.

Lees verder
 

Vervolg op HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546

Nr: 25093 Hoge Raad der Nederlanden, 19-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1318 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 24 Rv

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank na terugverwijzing door de Hoge Raad de grenzen van de rechtsstrijd opgerekt door opnieuw te onderzoeken of de medische verklaring al dan niet gebrekkig was?

Overweging

Vervolg op HR 25 oktober 2024,  ECLI:NL:HR:2024:1546.

De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2024 de zaak terugverwezen naar de rechtbank, omdat de rechtbank de zorgmachtiging niet tijdelijk mocht verlengen in afwachting van een gedegen medische verklaring. Na terugverwijzing moet de rechtbank opnieuw beoordelen of er grond was voor de tijdelijke verlenging van de machtiging. Bij die herbeoordeling overweegt de rechtbank dat de medisch verklaring dat aan het verzoekschrift ten grondslag was gelegd wel gedegen was, terwijl de rechtbank voorheen had geoordeeld dat het gebrekkig was. De Hoge Raad vernietigt ook deze beslissing van de rechtbank. De rechtbank was gebonden aan haar eigen eerdere oordeel dat de medische verklaring onvoldoende was omdat de psychiater enkel dossieronderzoek had gedaan.

Lees verder
 

Verdeling versus alimentatie

Nr: 25090 Hoge Raad der Nederlanden, 12-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1268 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:156 BW

Rechtsvraag

Is er sprake van een dubbeltelling als bij de berekening van de partneralimentatie rekening wordt gehouden met de dividenduitkeringen op de aandelen die in de verdeling zijn betrokken?

Overweging

De Hoge Raad vernietigt het cassatieberoep. Het hof heeft bepaald dat € 50.000,- dividenduitkering per jaar moet worden meegenomen in de draagkrachtberekening als inkomen. De man vindt dat er sprake is van een dubbeltelling. De Hoge Raad oordeelt van niet. Het werkelijke dividend is ruim drie keer zo hoog. Daarnaast is het werkelijke dividend hoger dan het geprognosticeerde resultaat waarvan uit is gegaan bij de waardering van de aandeling in het kader van de verdeling. 

Lees verder
 

Wagonstelsel

Nr: 25095 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-09-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:5559 Jurisprudentie Geschilbeslechting IPR
Huwelijksvermogensrecht
Artikel 7 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978.

Rechtsvraag

Welk recht beheerst het huwelijksvermogensregime van partijen?

Overweging

Het hof oordeelt dat op het moment van de huwelijkssluiting het Marokkaans recht van toepassing was, maar dat ergens tussen 1995 en 1997 van rechtswege het Nederlands recht van toepassing is geworden. Het hof legt uit dat artikel 7 lid 1 van het Haags Huwelijksvermogensrechtverdrag aangeeft dat het toepasselijke recht in beginsel niet verandert, ook niet als de nationaliteit of huwelijksdomicilie wijzigt. Artikel 7 lid 2 van het Verdrag geeft op deze regel een aantal uitzonderingen. In een aantal gevallen treedt automatische verandering van het huwelijksvermogensregime op, bijvoorbeeld in de situatie waarin de echtgenoten de nationaliteit verwerven van het land waar zij hun gewone verblijfplaats hebben. Doordat de man ergens tussen 1995 en 1997 de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen en partijen op dat moment hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, geldt op grond van artikel 7 lid 2 onder 1 van het Verdrag dat het Nederlandse recht vanaf dat moment van toepassing is. De stelling van de man die erop neerkomt dat de sterke verbondenheid met Marokko altijd is blijven bestaan, maakt dit niet anders. Door een samenval van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats en de gemeenschappelijke nationaliteit is op grond van de wet automatisch het Nederlands recht van toepassing. Daarbij is het niet relevant of bij de verkrijging van de gemeenschappelijke nieuwe nationaliteit daarnaast de oude nationaliteit behouden blijft.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Kinderopvangkosten behoefteverhogend

Nr: 25100 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-09-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:5562 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:397 BW

Rechtsvraag

Moet de behoefte worden verhoogd met de netto kinderopvangkosten?

Overweging

Het hof oordeelt dat de behoefte moet worden verhoogd met de netto kosten voor de kinderopvang. De behoefte bedroeg € 242,- per maand in 2023 en de netto kinderopvangkosten € 140,- per maand. Volgens het hof zijn de netto kinderopvangkosten dusdanig hoog in verhouding tot de hoogte van de behoefte dat deze kosten niet kunnen worden gecompenseerd door lagere uitgaven op andere posten. Dat de man het er niet mee eens is dat er überhaupt kosten worden gemaakt voor kinderopvang, omdat zijn moeder ook op de kinderen kan passen, acht het hof niet van belang. De vrouw mag zelf bepalen hoe zij de kinderopvang regelt op de dagen dat de kinderen bij haar verblijven.

Lees verder
 

Correctie in draagkrachtberekening wegens lagere leefkosten in Polen

Nr: 25085 Gerechtshof Den Haag, 20-08-2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:1568 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:397 BW

Rechtsvraag

Hoe moet de draagkracht van de man die in Polen woont worden berekend?

Overweging

Het hof berekent de draagkracht van de man met toepassing van de tremanormen, met dien verstande dat het hof benoemt dat de kosten van levensonderhoud in Polen gemiddeld 40% lager liggen dan in Nederland, en daarom verlaagt het hof de post 'noodzakelijke kosten van levensonderhoud' met 40%.

Lees verder
 

Gezamenlijk gezag met niet-ouder alleen mogelijk op gezamenlijk verzoek

Nr: 25087 Gerechtshof Amsterdam, 12-08-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:2159 Jurisprudentie Rechtseenheid Gezag en omgang 1:253t BW

Rechtsvraag

Kan de niet-juridische ouder eenzijdig verzoeken om samen met de juridische ouder met het gezamenlijk gezag te worden belast?

Overweging

Verzoeker en verweerder zijn tijdens hun relatie met een adoptietraject gestart. De minderjarige is tijdens de relatie bij hen geplaatst. Voordat partijen de adoptie konden verzoeken (vanaf één jaar na plaatsing) is de relatie verbroken. Daardoor was enkel éénouderadoptie mogelijk. Verzoeker heeft de minderjarige geadopteerd en is van rechtswege de juridisch ouder met gezag geworden. Partijen hebben afspraken gemaakt over de omgangsregeling met verweerder. Nu er een geschil is ontstaan tussen partijen over de omgangsregeling, heeft verweerder ex 1:253t BW verzocht hem samen met verzoeker met het gezamenlijk ouderlijk gezag te belasten. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Het hof vernietigt deze beslissing, omdat gezamenlijk gezag met een niet-ouder op grond van de wet enkel kan worden verzocht door een ouder met gezag en de niet-ouder gezamenlijk. De niet-ouder kan dit verzoek niet eenzijdig doen. Het hof is van oordeel dat dit niet in strijd is met artikel 8 EVRM en artikel 3 IVRK.

Cursussen binnenkort:

Lees verder