VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Opvolgend werkgeverschap in het kader van de ketenregeling

Nr: 17237 Hoge Raad der Nederlanden, 02-11-2017 ECLI:NL:HR:2017:2905 Jurisprudentie Rechtseenheid Arbeidsovereenkomstenrecht
Algemeen
7:668a BW

Rechtsvraag

Wanneer geldt nog de maatstaf voor het aannemen van opvolgend werkgeverschap van de Hoge Raad van 11 mei 2012 (Van Tuinen/Wolters)?

Overweging

Ook het opvolgend werkgeverschap in de zin van art. 7:668a lid 2 BW is een dergelijk ‘juridisch gekwalificeerd feit’ dat een vereiste is voor het intreden van bepaalde rechtsgevolgen. Dat brengt mee dat bij de toepassing van het huidige art. 7:668a BW de kwalificatie van een werkgeverswisseling die heeft plaatsgevonden voor 1 juli 2015, ingevolge het stelsel van de Overgangswet Nieuw BW moet geschieden naar het voordien geldende recht, tenzij een specifieke bepaling van overgangsrecht iets anders meebrengt. Met betrekking tot de wijziging van de maatstaf voor het aannemen van opvolgend werkgeverschap zijn evenwel geen specifieke overgangsrechtelijke bepalingen in de WWZ opgenomen.

Bij beantwoording van de vraag of een op of na 1 juli 2015 eindigende arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:668a BW (de ketenregeling) aangemerkt moet worden als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd, moet derhalve voor de toepassing van het tweede lid een werkgeverswisseling die heeft plaatsgevonden voor 1 juli 2015 nog worden beoordeeld naar de maatstaf van het arrest Van Tuinen/Wolters (HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9603, NJ 2013/171).

Lees verder