VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Uitspraak mede gegeven door raadsheer-plaatsvervanger die nog niet als zodanig beëdigd was

Nr: 17198 Hoge Raad der Nederlanden, 06-10-2017 ECLI:NL:HR:2017:2561 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht
Arbeidsprocesrecht
5 en 6 Wet Rechterlijke Organisatie; 5g Wrra

Rechtsvraag

Is een beschikking nietig als een van de raadsheren op het moment van de uitspraak weliswaar rechter is, maar nog niet als raadsheer is beëdigd, doch wel vlak erna en met een verklaring die zich uitstrekt over de periode voorafgaand aan de beëdiging?

Overweging

Een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast in een rechtbank is ingevolge art. 40 lid 2 Wet RO van rechtswege rechter-plaatsvervanger in de overige rechtbanken, maar geen raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof. Hieruit volgt dat (ook) een rechter in een rechtbank, waarvan in dit geval sprake is, bij benoeming in het ambt van raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof, voorafgaand aan de datum van indiensttreding dient te worden beëdigd.

Uit de brief van de president van het hof, alsook uit het desbetreffende, ambtshalve door de plaatsvervangend Procureur-Generaal opgevraagde Koninklijk Besluit, blijkt dat betrokkene is benoemd tot raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof Amsterdam met ingang van 1 augustus 2016 of, indien de beëdiging later plaatsvindt, met ingang van de datum van beëdiging. Nu de beëdiging eerst heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2016, is de benoeming op die datum ingegaan, derhalve nadat de bestreden beschikking is gewezen. 
Dat betekent dat de bestreden beschikking is gewezen niet door drie, maar door twee raadsheren en daarom ingevolge art. 5 lid 2 Wet RO dient te worden vernietigd (zie ook HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607, NJ 2017/202). De omstandigheid dat bij gelegenheid van de beëdiging aan het wettelijk voorgeschreven eedsformulier het in de brief van de president aangehaalde ‘addendum’ is toegevoegd, brengt in het voorgaande geen wijziging.

Lees verder