VAKnieuws

Invloed eigen inkomen kinderen op behoefte aan kinderalimentatie

Nr: 16015 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:154 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:401 BW, 21 Rv

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat het inkomen van de kinderen hun behoefte niet heeft verminderd?

Overweging

Ja. Het hof heeft vooropgesteld dat de man bij de behandeling ter zitting in hoger beroep, nadat de kinderen nader omtrent hun eventuele bijverdiensten hebben verklaard, heeft meegedeeld dat hij begrijpt dat zij daarmee thans niet in eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat het door de kinderen gestelde en niet betwiste inkomen hun behoefte niet noemenswaardig heeft verminderd in die zin dat het aandeel van de man daarin lager dan € 140,-- per maand per kind zou zijn. In het oordeel van het hof ligt besloten dat het, naast de door de kinderen ontvangen zorgtoeslag, ook de premie ter dekking waarvan ze die toeslag ontvangen, in aanmerking heeft genomen. Dit oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Bopz: reikwijdte persoonlijk onderzoek door psychiater

Nr: 16016 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:161 Jurisprudentie Geschilbeslechting Bopz 2, 5 Wet Bopz

Rechtsvraag

Bopz: heeft de rechtbank terecht geconstateerd dat betrokkene is onderzocht door de psychiater?

Overweging

Nee. De geneeskundige verklaring houdt als verklaring van de psychiater onder meer het volgende in:“(…) ben als onafhankelijk psychiater 2x bij mevrouw langs geweest voor Rm beoordeling: eerste keer was ze er niet, had geen behoefte aan gesprek met mij. Tweede maal deed ze de deur open van haar appartement doch gaf direct aan mij niet te willen spreken (...).” Gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen van de psychiater moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat hij betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht. De andersluidende vaststelling van de rechtbank is dan ook onbegrijpelijk.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Cassatieprocesrecht: niet-ontvankelijkheid omdat verzoek niet juist is ondertekend

Nr: 16017 Hoge Raad der Nederlanden, 29-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:158 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 426a lid 1 Rv

Rechtsvraag

Cassatie: is het verzoekschrift juist ondertekend?

Overweging

Het ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat verzoeker in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

( noot red.: A-G heeft na raadpleging van de lijst van cassatieadvocaten geconstateerd dat verzoeker hierop niet voorkomt.)

Lees verder
 

Verantwoording over onvoltooide afwikkeling nalatenschap door overleden executeur

Nr: 16013 Hoge Raad der Nederlanden, 22-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:99 Jurisprudentie Rechtseenheid Erfrecht 4:151, 4:149 lid 1 c BW

Rechtsvraag

Dient een notaris, die een overleden executeur in zijn rol als executeur heeft opgevolgd, verantwoording af te leggen over de werkzaamheden van de overleden executeur?

Overweging

Nee. De verplichting van een executeur om rekening en verantwoording af te leggen over het door hem gevoerde beheer van een nalatenschap, heeft uitsluitend betrekking op het beheer van de nalatenschap van de erflater door wie hij als executeur is benoemd. Weliswaar eindigt de taak van de executeur door zijn dood, maar indien de executeur zijn werkzaamheden nog niet heeft voltooid op het tijdstip van zijn overlijden, ontstaat geen verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording. Geen rechtsregel brengt mee dat een dergelijke verplichting op de erfgenamen van de executeur komt te rusten.

Lees verder
 

81 RO, toekoming opeisbare rente bij uitleg testament

Nr: 16008 Hoge Raad der Nederlanden, 15-01-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2493 Jurisprudentie Geschilbeslechting Erfrecht 81 RO, 407 Rv, 4:138 BW

Rechtsvraag

Wie heeft recht op de opeisbaar geworden rente die is gegenereerd eerst na het overlijden van de bij testament aangewezen bezwaarde?

Overweging

HR: 81 RO.

A-G: Het oordeel van het hof, dat de resultante is van de aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van het testament, is in cassatie slechts op begrijpelijkheid te toetsen. De klacht voldoet niet aan de te stellen eisen.

Hof: Naar het oordeel van het hof biedt het testament onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van de moeder dat erflater heeft beoogd de tijdens het leven van de dochter als verwachter gekweekte, maar pas na haar overlijden opeisbaar geworden rente met terugwerkende kracht in het vermogen van de dochter te laten vallen. De uit het testament blijkende wens van erflater om de moeder verzorgd achter te laten, staat hieraan niet in de weg, reeds omdat de vordering van de dochter/stichting in beginsel niet opeisbaar was tijdens het leven van de moeder. (...) Deze uitleg strookt met de wettelijke regeling die erin voorziet dat aan de dochter als bezwaarde, de rente toekomt die tot aan haar overlijden opeisbaar wordt.

Lees verder
 

81 RO, motivering arrest hof voldoet aan wettelijke eisen

Nr: 16009 Hoge Raad der Nederlanden, 15-01-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2230 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 81 RO, 1:254 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de bekrachtiging van de verlenging ondertoezichtstelling en voorlopige uithuisplaatsing voldoende gemotiveerd?

Overweging

HR: 81 RO.

A-G: Ja. De motiveringseis gaat niet zo ver dat zij een gedetailleerd antwoord van de rechter op ieder aangevoerd argument verlangt. In het algemeen is voldoende dat de rechter in zijn redengeving de voor toe- of afwijzing van de vordering of het verzoek essentiële stellingen of weren behandelt. Op bijzondere motiveringseisen – al dan niet voortvloeiend uit het Verdrag inzake de rechten van het kind – is in dit geding geen beroep gedaan. De motivering van het hof sluit aan bij de aanhaalde wettelijke bepalingen. Zij is nader uitgewerkt, begrijpelijk voor de lezer en kan de beslissing dragen. De algemene motiveringsklacht faalt om deze redenen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Reikwijdte specificering van bewijsaanbod via getuigen

Nr: 16010 Hoge Raad der Nederlanden, 15-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:49 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht 166, 353 Rv

Rechtsvraag

Kan de specificering van het bewijsaanbod ook de inhoud van de getuigenverklaringen betreffen?

Overweging

Nee. In het licht van HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7817, NJ 2005/270 en HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3009, NJ 2015/426 klaagt het onderdeel terecht dat het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door van eiser te verlangen dat hij zou toelichten wat de door hem genoemde getuigen, die nog niet als getuigen waren gehoord, over de door eiser te bewijzen aangeboden feiten zouden verklaren.

Lees verder
 

Vertaling van processtukken in Engels, Duits of Frans is in beginsel niet nodig

Nr: 16011 Hoge Raad der Nederlanden, 15-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:65 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht Rv, procesreglementen

Rechtsvraag

Is de overgelegde productie in het Duits terecht buiten beschouwing gelaten?

Overweging

Het overleggen van een vertaling van een productie is in beginsel niet noodzakelijk als die productie is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal. De rechter kan echter een vertaling verlangen als hij dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de wederpartij. Een vertaling is in beginsel wel noodzakelijk als een productie is gesteld in een andere vreemde taal.

In gevallen waarin een vertaling ontbreekt, maar deze naar het – ambtshalve of op verzoek van de wederpartij gegeven – oordeel van de rechter noodzakelijk of wenselijk is, behoort de partij die de productie heeft overgelegd, gelegenheid te krijgen een vertaling daarvan in het geding te brengen, tenzij de eisen van een goede procesorde zich daartegen verzetten. De rechter kan bepalen dat die vertaling door een beëdigd vertaler moet zijn opgemaakt en ondertekend.

Lees verder
 

Uitleg testament: moment van beoordelen van vervulling zekerheidsstelling

Nr: 16012 Hoge Raad der Nederlanden, 15-01-2016 ECLI:NL:HR:2016:46 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Erfrecht 4:45, 4:46 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat de akte vaststelling erfdelen (ter zekerheidsstelling), testamentair verplicht binnen een jaar te verlijden, zes jaar later niet alsnog hoeft te worden opgesteld?

Overweging

Nee. Het hof heeft het testament kennelijk zo uitgelegd, dat daarin de voorwaarde was opgenomen dat de bedoelde zekerheidsstelling binnen een jaar moest worden verlangd. Het heeft vervolgens geoordeeld dat die voorwaarde niet meer kon worden vervuld en derhalve ingevolge art. 4:45 lid 1 BW voor niet geschreven moet worden gehouden. Het hof heeft miskend dat de vraag of sprake is van een onmogelijk te vervullen voorwaarde of last als bedoeld in art. 4:45 lid 1 BW, dient te worden beoordeeld naar het tijdstip van overlijden van de erflater. Niet valt in te zien dat het op dat tijdstip onmogelijk was de in het testament genoemde akte binnen een jaar te doen verlijden.

Lees verder
 

Herstelmogelijkheid bij verzuim indiening wrakingsverzoek

Nr: 15035 Hoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3629 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht 39 lid 1, 281, 362 Rv

Rechtsvraag

Kan een wrakingsverzoek buiten behandeling worden gelaten zonder gelegenheid te geven het verzuim te herstellen dat het verzoek niet is ondertekend door een advocaat?

Overweging

Nee, het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het voorschrift van art. 39 lid 1 Rv buiten toepassing te laten op de grond dat het wrakingsverzoek niet was ondertekend door een advocaat. Aan de man had gelegenheid behoren te worden geboden dat verzuim te herstellen (vgl. art. 281 lid 1 in verbinding met art. 362 Rv).

(Zie ook HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3633)

Lees verder
 

Reikwijdte van het bewust afwijken van wettelijke maatstaven bij alimentatie

Nr: 15036 Hoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3635 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:401 lid 1 BW

Rechtsvraag

Geldt het bewust afwijken van de wettelijke maatstaven voor specifieke, voor de bepaling van de hoogte van het levensonderhoud relevante, posten, feiten of omstandigheden ook het overige deel van het convenant?

Overweging

Nee. Toepassing van de wettelijke maatstaven leidt in beginsel tot een redelijk evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van beide partijen. Dit pleit ervoor de inbreuk op dit evenwicht en de gevolgen daarvan, zich niet verder te doen uitstrekken dan partijen zijn overeengekomen. De door partijen overeengekomen inbreuk op deze bevoegdheid tot wijziging van een overeengekomen levensonderhoud moet niet ruimer worden uitgelegd dan de desbetreffende overeenkomst noodzakelijk meebrengt.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Aanmerking overbruggingskrediet als normale bedrijfsuitoefening vereist motivering

Nr: 15037 Hoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3606 Jurisprudentie Rechtseenheid Huwelijksvermogensrecht 1:88 BW

Rechtsvraag

Behoort een overbruggingskrediet tot de normale uitoefening van een bedrijf?

Overweging

Tegen de achtergrond van eerdere rechtspraak en in het licht van bedoelde stellingen, is zonder nadere motivering onbegrijpelijk hoe het hof tot het oordeel is gekomen dat het aangaan van het overbruggingskrediet behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf plachten te worden verricht.

Deze stellingen komen immers erop neer dat – anders dan de bestaande kredietverlening (waaronder de door ING beschikbaar gestelde seizoensfaciliteit) – het overbruggingskrediet ertoe strekte de onderneming in staat te stellen op zeer korte termijn extern kapitaal aan te trekken, terwijl zonder dit externe kapitaal de beëindiging van de kredietrelatie en het faillissement van de onderneming aanstaande waren. De omstandigheid dat het overeengekomen overbruggingskrediet mede ertoe strekte de onderneming in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening nog gedurende die te overbruggen periode voort te zetten, ontneemt aan deze rechtshandeling niet haar uitzonderlijke – met de acuut dreigende discontinuïteit van de onderneming samenhangende – karakter.

Cursussen binnenkort:

Lees verder