VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Religieuze echtscheiding

Nr: 25047 Gerechtshof Den Haag, 08-04-2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:669 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Echtscheiding 6:162 BW; 8 EVRM; 12 EVRM.

Rechtsvraag

Handelt de man onrechtmatig door niet mee te werken aan de talaq-echtscheiding in Pakistan nadat in Nederland op verzoek van de vrouw de echtscheiding is uitgesproken?

Overweging

Het hof overweegt als volgt. De Hoge Raad heeft in een arrest van 22 januari 1982 (NJ 1882/489) aanvaard dat de weigering van een man het nodige te doen om tot een religieuze echtscheiding te komen, onrechtmatig kan zijn wanneer deze weigering in strijd is met de zorgvuldigheid die de man in het maatschappelijk verkeer jegens de vrouw in acht behoort te nemen. Deze rechtspraak is inmiddels gecodificeerd in artikel 1:68 lid 2 BW en artikel 827 lid 1 sub e Rv.

De vrouw stelt dat de man de talaq in Pakistan heeft uitgesproken, maar dat hij weigert om mee te werken aan het finaliseren van de islamitische echtscheiding middels bekrachtiging van de talaq. De man betwist dit. De bewijslast rust op de vrouw. De vrouw heeft haar stelling onvoldoende aangetoond. Het hof is daarom van oordeel dat de man niet onrechtmatig handelt door niet mee te werken aan de bekrachtiging van de talaq.

Voor zover de vrouw zich, meer in het algemeen, erop beroept dat de man gehouden is om mee te werken aan beëindiging van het religieuze Pakistaans-Islamitische huwelijk door middel van de talaq, en de man zich erop beroept dat er al sprake is van een khula-echtscheiding (althans dat zij de echtscheiding door middel van een khula zelf kan bewerkstelligen), overweegt het hof nog het volgende. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat het huwelijk in Pakistan nog niet is ontbonden. Daarnaast is het huwelijk in Nederland op verzoek van de vrouw uitgesproken. De man heeft aangeboden in Pakistan mee te werken aan de beëindiging van het Pakistaans/islamitisch huwelijk middels de Khula. Die vorm van echtscheiding geschiedt op initiatief van de vrouw en heeft andere financiële gevolgen. De vrouw wil dat niet. Naar het oordeel van het hof kan in deze omstandigheden niet worden geconcludeerd dat de man jegens de vrouw onrechtmatig handelt door na zoveel jaren niet (meer) mee te werken aan de beëindiging van het religieuze huwelijk op de door de vrouw gewenste wijze, met alle financiële risico’s voor de man (betalen achterstallig levensonderhoud en bruidsgave) van dien. Ook om die redenen kan een vordering van de vrouw tot medewerking aan de talaq op grond van onrechtmatig handelen van de man niet worden toegewezen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder