VAKnieuws
Onderhoudsplicht stiefvader jegens op zich zelf wonend jongmeerderjarig stiefkindRechtsvraagIs de stiefvader nog onderhoudsplichtig voor de jongmeerderjarigen nu zij niet meer bij hem in huis wonen en het contact is bekoeld? OverwegingDe jongmeerderjarigen zijn na de scheiding van de ouders opgegroeid bij de moeder en de stiefvader. De jongmeerderjarigen zijn op zichzelf gaan wonen na een incident tussen hen en de moeder en stiefvader. Het contact met de moeder en stiefvader is hierna vertroebeld. De jongmeerderjarigen en de vader menen dat de vader, de moeder én de stiefvader onderhoudsplichtig zijn voor de jongmeerderjarigen. Op grond van artikel 1:395a lid 2 BW is de stiefouder enkel onderhoudsplichtig voor de (jongmeerderjarige) kinderen die onderdeel uitmaken van zijn gezin. Is daar nog sprake van? Het hof oordeelt van wel. Dat de jongmeerderjarigen het ouderlijk huis hebben verlaten en dat het contact is bekoeld, maakt nog niet dat de jongmeerderjarigen geen onderdeel meer uitmaken van het gezin van de stiefvader. Het hof oordeelt tevens dat de stiefvader in gelijke mate draagplichtig is voor de jongmeerderjarigen als de vader en de moeder. Dit is op grond van artikel 1:400 BW het uitgangspunt, en het hof ziet in de situatie van partijen geen reden om daar van af te wijken. Tot slot oordeelt het hof dat de stiefmoeder niet onderhoudsplichtig is voor de jongmeerderjarigen. De jongmeerderjarigen hebben nooit onderdeel uitgemaakt van het gezin van de vader en de stiefmoeder. Dat zij weleens meerdere dagen achter elkaar bij de vader en stiefmoeder hebben verbleven maakt dit niet anders. Cursussen binnenkort: |
|
Wzd-machtiging biedt geen grond voor gedwongen verblijf in een Wvggz-instellingRechtsvraagKan de rechter een machtiging verlenen op grond van de Wet zorg en dwang terwijl duidelijk is dat deze machtiging niet in een Wzd-instelling ten uitvoer kan worden gelegd? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat dit niet kan. Ingevolge onder meer art. 5 lid 1 EVRM mag niemand van zijn vrijheid worden beroofd buiten de gevallen bij of krachtens de wet voorzien. De Wzd biedt geen grondslag voor gedwongen opname in een niet geregistreerde accomodatie (artikel 29 lid 1 Wzd). Een geregistreerde accomodatie is een accomodatie waarvoor de zorgaanbieder heeft laten registreren dat hij daar onvrijwillige zorg in het kader van de Wzd verleent (art. 20 lid 1, aanhef en onder b, Wzd in verbinding met art. 1 lid 1, aanhef en onder b en f, Wzd). Een beschikking tot inbewaringstelling dan wel machtiging tot opname en verblijf ingevolge de Wzd mag dus niet ten uitvoer worden gelegd in een accommodatie die uitsluitend is geregistreerd voor Wvggz -zorg.
Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Erkenning door biologische ouder kan niet vernietigd wordenRechtsvraagKan de erkenning door de vader op verzoek van de meerderjarige dochter vernietigd worden? OverwegingDe dochter verzoekt de erkenning door haar biologisch vader te vernietigen. De rechtbank heeft dit afgewezen, omdat de wet hier geen mogelijkheid toe biedt. De erkenning kan enkel worden vernietigd, indien vast is komen te staan dat de juridisch vader niet de biologisch vader is. In hoger beroep doet de dochter een beroep op artikel 8 EVRM. Zij vindt dat de erkenning een inbreuk maakt op haar privéleven. Het hof oordeelt dat een eventuele vernietiging van de erkenning een inbreuk maakt op het privéleven en familieleven van de vader. Op grond van artikel 8 EVRM heeft een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens lid 2 van artikel 8 EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Het beroep van de dochter op artikel 8 EVRM komt erop neer dat de wettelijke regel dat vernietiging van een erkenning alleen kan als de man die erkend heeft niet de biologische vader is, een inbreuk vormt op haar privé leven. Het hof oordeelt dat d e wettelijke regel dat vernietiging van de erkenning alleen mogelijk is als de erkenner niet de biologische vader is, een gerechtvaardigde inmenging is in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM: zij is bij wet voorzien en beoogt bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, in dit geval de vader. |
|
Handelingen die geen uitstel kunnen lijdenRechtsvraagZijn de in opdracht van de vrouw uitgevoerde werkzaamheden aan het dak en de dakkapel van de onverdeelde woning handelingen die geen uitstel kunnen lijden? OverwegingHet hof overweegt dat partijen tot 7 november 2024 samen eigenaar van de woning waren. Het beheer geschiedt dan door hen samen, tenzij zij dat anders regelen. Wel kan ieder van hen handelingen van gewoon onderhoud of tot behoud van dat goed en handelingen die geen uitstel kunnen lijden, zo nodig zelfstandig verrichten (artikel 3:170 BW). De uitgaven die voortvloeien uit handelingen die bevoegdelijk ten behoeve van de woning zijn verricht moeten partijen ieder voor de helft dragen (artikel 3:172 BW). De vrouw heeft een lekkage aan het dak en de dakkapel geconstateerd, en vervolgens werkzaamheden laten uitvoeren waarbij het dak en de dakkapel zijn vervangen. Zij vindt dat zij bevoegd was deze werkzaamheden zelfstandig uit te voeren. Het hof oordeelt dat zij dat niet was. In geval van een lekkage die acuut verholpen moet worden is een (nood)reparatie een handeling die geen uitstel kan lijden. Vervolgstappen als het (laten) vervangen van dak(bedekking) en dakkapel zijn van een andere orde en vallen daar niet onder, ook al zouden deze noodzakelijk zijn. Dat soort stappen vragen ook tijd, voorbereiding en overleg, en dus was er genoeg tijd om de man hier bij te betrekken. Cursussen binnenkort: |
|
OndertoezichtstellingRechtsvraagMag bij de beoordeling van een verzoek tot het ondertoezichtstellen van een kind, mee wegen dat de gemeente terughoudend is in het verlenen van hulp? OverwegingDe Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de minderjarige voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er is al zeven jaar hulpverlening in het vrijwillige kader betrokken bij de minderjarige en zijn ouders, en dit baat niet. De GI vindt dat een ondertoezichtstelling weinig zal toevoegen. De ouders staan achter de hulpverlening en uithuisplaatsing, zodat hulpverlening en een uithuisplaatsing in het vrijwillige kader volstaat. Daarbij brengt de GI naar voren dat de gemeente terughoudend is in het aanbieden van hulp, waardoor de GI ook weinig (meer) denkt te kunnen betekenen dan de hulpverlening in het vrijwillig kader. De kinderrechter volgt de GI hierin niet. Z ij toetst aan het criterium van de wet en is van oordeel dat sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De GI voert de regie over de in te zetten hulpverlening en de gemeente is op grond van de Jeugdwet verplicht deze hulp te bieden. Cursussen binnenkort: |
|
Artikel 1:262b BW naar analogie toepassen bij toetsing voogdijmaatregelRechtsvraagMoet artikel 1:262b BW in onderhavig geval analoog worden toegepast op een geschil betreffende de uitvoering van de voogdijmaatregel? OverwegingDe moeder was 15 jaar toen de minderjarige werd geboren. De voogdij over de minderjarige is bij de GI belegd. De moeder en de minderjarige hebben samen in een pleeggezin en een gezinshuis gezeten, en vervolgens heeft de GI de minderjarige apart in een pleeggezin ondergebracht. De moeder woont nu bij de grootmoeder. De moeder en de grootmoeder hebben op grond van artikel 1:262b BW een geschil aanhangig gemaakt over de uitvoering van de voogdijmaatregel. Zij komen op tegen de plaatsing van de minderjarige (zonder de moeder) in een pleeggezin. De moeder wil samen met de minderjarige in een gezinshuis of pleeggezin verblijven, of bij grootmoeder. De kinderrechter heeft de moeder en de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard omdat artikel 1:262b BW enkel voorziet in de mogelijkheid om een geschil betreffende de uitvoering van een ondertoezichtstelling aan de kinderrechter voor te leggen. In dit geval gaat het om een voogdijmaatregel. De wet kent geen grond om een geschil over de uitvoering van de voogdijmaatregel aan de kinderrechter voor te leggen. In beginsel staat tegen een beslissing op een verzoek op grond van artikel 1:262b BW geen hoger beroep open. Het hof oordeelt dat in dit geval sprake is van een doorbrekingsgrond. Het hof oordeelt dat de kinderrechter de moeder ontvankelijk had moeten verklaren. Doordat de moeder minderjarig was toen de minderjarige werd geboren, heeft zij nooit het ouderlijk gezag gehad. In die zin wijkt haar situatie af van de meeste gevallen van voogdijmaatregelen, waarbij het gezag van een ouder is ontnomen. Er heeft daardoor nooit een toetsingsmoment plaatsgevonden over het woonperspectief van de minderjarige. Het hof is daarom van oordeel dat artikel 1:262b BW in dit geval analoog moet worden toegepast. Het hof toetst de verzoeken van de moeder en de grootmoeder inhoudelijk en wijst deze af.
Cursussen binnenkort: |
|
Bruidsgave naar Iraans rechtRechtsvraagKan de vrouw in Nederland betaling van de bruidsgave naar Iraans recht vorderen? OverwegingHet hof oordeelt dat de vrouw in Nederland betaling van de bruidsgave kan vorderen. De vraag of – en zo ja, in hoeverre en op welke wijze – een vorderingsrecht naar Iraans recht bij de Nederlandse rechter geldend kan worden gemaakt, moet naar Nederlands internationaal privaatrecht worden gekwalificeerd als een vraag van procesrecht, waarop Nederlands recht van toepassing is. Dit betekent dat de formeelrechtelijke aspecten op grond van artikel 10:3 BW onderworpen zijn aan Nederlands recht als het recht van de aangezochte rechter (lex fori). Er staat geen rechtsregel van Nederlands procesrecht in de weg aan het vorderen van de bruidsgave in een dagvaardingsprocedure. Ook de stelling van de man dat de vrouw haar vordering voorafgaande aan of tegelijk met haar verzoek tot echtscheiding aan de Nederlandse rechter had moeten voorleggen, volgt het hof niet. Uit de huwelijksakte blijkt dat de bruidsgave aan de vrouw moet worden betaald op haar verzoek “(…) payable to the wife upon her demand (…) ”. Dat betekent dus dat de vrouw op ieder moment haar vordering mag/kan instellen. De vrouw is dus ontvankelijk in haar vordering en dat zij haar vordering eerst bij dagvaarding instelt, levert geen misbruik van procesrecht op. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, dat de man de bruidsgave aan de vrouw moet betalen. Uit de huwelijksakte blijken geen voorwaarden voor de opeisbaarheid daarvan, en voor zover de vrouw naar Iraans gewoonterecht afstand moet doen van haar aanspraak op de bruidsgave om te kunnen scheiden, is dat in strijd met de Nederlandse openbare orde. De Nederlandse rechter moet er dus van uit gaan dat de vrouw hier geen afstand van heeft gedaan of moet doen. De bruidsgave an sich is volgens het hof niet in strijd met de Nederlandse openbare orde. Cursussen binnenkort: |
|
Gezamenlijk gezag met stiefouderRechtsvraagGeldt de eis dat de moeder drie jaar met het eenhoofdig gezag belast moet zijn voordat zij kan verzoeken naast haar ook haar nieuwe partner met het ouderlijk gezag te belasten, onverminderd als de vader van het kind is overleden? OverwegingDe moeder en de stiefvader zijn al samen sinds de zwangerschap van het kind, en de stiefvader heeft al vanaf de geboorte voor het kind gezorgd. De moeder verzoekt de stiefvader naast haar met het ouderlijk gezag over het kind te belasten. Artikel 1:253t BW eist (onder meer) dat de moeder ten minste gedurende drie jaar met het eenhoofdig gezag belast moet zijn geweest. Aan die eis is niet voldaan. De rechtbank gaat aan deze eis voorbij omdat de vader is overleden. Cursussen binnenkort: |
|
Koopovereenkomst tussen erflaatster en erfgenaam mogelijk een giftRechtsvraagKan een gift in de zin van artikel 4:67 BW ook besloten liggen in een samenstel van rechtshandelingen? OverwegingIn deze zaak heeft erflaatster haar woning aan de zoon verkocht en de koopprijs aan de zoon uitgeleend, zonder de verplichting daarop af te lossen en rente te betalen. Later heeft erflaatster documenten ondertekend waarin staat dat de zoon bepaalde bedragen kon verrekenen met de schuld. De Hoge Raad oordeelt dat een gift in de zin van artikel 4:67 BW besloten kan liggen in een samenstel van rechtshandelingen. Het hof heeft bij zijn beoordeling of de verkoop van de woning een gift oplevert, wel de koopprijs van de woning en de rente- en aflossingsvrije lening in onderlinge samenhang in aanmerking genomen, maar daarbij niet betrokken het betoog van de dochter over het beroep op verrekening van de zoon. Daarmee heeft het hof miskend dat bedoeld betoog, alsook zijn oordeel daarover in het kader van de beoordeling of op de lening ter zake van de koopsom is afgelost – welk oordeel onder meer inhoudt dat sprake is geweest van een schijnhandeling en ten onrechte voor rekening van erflaatster opgevoerde posten – van belang kan zijn voor de vraag of bij de verkoop van de woning in 1995 sprake is geweest van een gift. Cursussen binnenkort: |
|
Onderhoudsplicht jegens kind jonger dan 21 jaar gaat voor op onderhoudsplicht jegens meerderjarig kindRechtsvraagIs een ouder onderhoudsplichtig jegens een studerend kind van 21 jaar of ouder? En zo ja, hoe verhoudt die onderhoudsplicht zich tot de onderhoudsplicht jegens kinderen onder de 21 jaar? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat een ouder niet per definitie onderhoudsplichtig is jegens een studerend kind van 21 jaar of ouder. Wel kan een ouder op grond van een morele of contractuele verplichting gehouden zijn om het kind in staat te stellen zijn studie af te ronden. Wanneer een ouder onderhoudsplichtig is voor zowel een kind onder de 21 jaar en een kind boven de 21 jaar, gaat de onderhoudsplicht jegens het kind onder de 21 jaar voor. Dat betekent dat bij de berekening van de kinderalimentatie de bijdrage die de ouder aan het meerderjarige kind betaalt, niet in mindering mag worden gebracht op de draagkracht voor de kinderalimentatie. Daarbij is niet van belang of de ouders van het minderjarige kind samen in staat zijn alle kosten van het kind te betalen. Eerst moet worden onderzocht in welke verhouding de ouders ieder voor het minderjarige kind moeten bijdragen, en pas daarna kan worden onderzocht in welke mate de ouder nog kan bijdragen in de kosten van het meerderjarige kind. Cursussen binnenkort: |
|
De aanvulling en wijziging van het verzoek in hoger beroep zijn in strijd met de goede procesorde en tweeconclusieregelRechtsvraagKan de vrouw na indiening van haar beroepschrift haar verzoeken in hoger beroep nog baseren op een ander toepasselijk recht en inhoudelijk wijzigen? OverwegingDe rechtbank heeft in een tussenbeschikking geoordeeld dat op het huwelijksvermogen van partijen het Nederlands recht van toepassing is, en in de eindbeschikking heeft de rechtbank alle verzoeken over de verdeling afgewezen. De vrouw is tegen zowel de tussenbeschikking als de eindbeschikking in hoger beroep gegaan. In haar beroepschrift tegen de eindbeschikking baseert zij haar grieven en verzoeken geheel op het uitgangspunt dat het Engelse recht van toepassing is op het huwelijksvermogen van partijen. Nadat de man in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel appel zich baseert op het Nederlandse recht, doet de vrouw in haar verweerschrift op het incidenteel een aanvullend subsidiair verzoek waarin zij uit gaat van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Vervolgens, nadat het hof in het hoger beroep tegen de tussenbeschikking van de rechtbank de beslissing dat het Nederlandse recht van toepassing is heeft bekrachtigd, wijzigt zij haar primaire verzoeken over de verdeling waarbij zij haar verzoeken baseert op de toepasselijkheid van het Nederlande recht. Het hof oordeelt dat de aanvulling en wijziging van de verzoeken van de vrouw in strijd is met de goede procesorde en de tweeconclusieregel. De vrouw heeft geen rechtens relevante omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat, bij wijze van uitzondering op de tweeconclusieregel, de aanvulling en wijziging van de verzoeken van de vrouw wel toelaatbaar zouden zijn. Cursussen binnenkort: |
|
PartijdebatRechtsvraagIs het hof buiten het partijdebat getreden door te oordelen dat het uitgekeerde dividend geen onderdeel vormt van de verkoopbrengst? OverwegingDe man heeft de aandelen en de goodwill in zijn BV verkocht. In overleg met de koper is het dividend uitgekeerd vóór de verkoop, zodat de koper dit bedrag niet hoefde te financieren. In de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zijn partijen beiden van mening dat het uitgekeerde dividend onderdeel is van de verkoopopbrengst. Het debat tussen partijen gaat om de vraag of de verkoopopbrengst - bestaande uit de koopsom en het uitgekeerde dividend - behoort tot het vermogen van de man dat op grond van de huwelijkse voorwaarden buiten de finale afrekening blijft. Het hof heeft geoordeeld dat het dividend geen onderdeel uit maakt van de verkoopopbrengst en moet worden aangemerkt als op grond van de huwelijkse voorwaarden te verrekenen vermogen van de man. De Hoge Raad oordeelt dat het hof hiermee buiten het partijdebat is getreden. In de conclusie schrijft de A-G hierover: Voor zover het hof van oordeel is geweest dat het hem vrij stond, om naar analogie van de vrijheid die de verdelingsrechter op grond van art. 3:185 BW toekomt, buiten het partijdebat te beslissen over de omvang van de verkoopopbrengst van de BV heeft het hof de man ten onrechte niet, althans onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. De enkele vraag tijdens de mondelinge behandeling of het dividend tot de verkoopprijs van de BV behoorde, zonder duidelijk te maken dat voor het hof een beslispunt zou zijn wat tot de verkoopopbrengst van de BV behoort, volstaat daarvoor niet. Het hof heeft daarmee een ontoelaatbare verrassingsbeslissing gegeven. Cursussen binnenkort: |