VAKnieuws

Verdeling versus alimentatie

Nr: 25090 Hoge Raad der Nederlanden, 12-09-2025 ECLI:NL:HR:2025:1268 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:156 BW

Rechtsvraag

Is er sprake van een dubbeltelling is bij de berekening van de partneralimentatie rekening wordt gehouden met de dividenduitkeringen op de aandelen die in de verdeling zijn betrokken?

Overweging

De Hoge Raad vernietigt het cassatieberoep. Het hof heeft bepaald dat € 50.000,- dividenduitkering per jaar moet worden meegenomen in de draagkrachtberekening als inkomen. De man vindt dat er sprake is van een dubbeltelling. De Hoge Raad oordeelt van niet. Het werkelijke dividend is ruim drie keer zo hoog. Daarnaast is het werkelijke dividend hoger dan het geprognosticeerde resultaat waarvan uit is gegaan bij de waardering van de aandeling in het kader van de verdeling. 

Lees verder
 

Correctie in draagkrachtberekening wegens lagere leefkosten in Polen

Nr: 25085 Gerechtshof Den Haag, 20-08-2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:1568 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:397 BW

Rechtsvraag

Hoe moet de draagkracht van de man die in Polen woont worden berekend?

Overweging

Het hof berekent de draagkracht van de man met toepassing van de tremanormen, met dien verstande dat het hof benoemt dat de kosten van levensonderhoud in Polen gemiddeld 40% lager liggen dan in Nederland, en daarom verlaagt het hof de post 'noodzakelijke kosten van levensonderhoud' met 40%.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Gezamenlijk gezag met niet-ouder alleen mogelijk op gezamenlijk verzoek

Nr: 25087 Gerechtshof Amsterdam, 12-08-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:2159 Jurisprudentie Rechtseenheid Gezag en omgang 1:253t BW

Rechtsvraag

Kan de niet-juridische ouder eenzijdig verzoeken om samen met de juridische ouder met het gezamenlijk gezag te worden belast?

Overweging

Verzoeker en verweerder zijn tijdens hun relatie met een adoptietraject gestart. De minderjarige is tijdens de relatie bij hen geplaatst. Voordat partijen de adoptie konden verzoeken (vanaf één jaar na plaatsing) is de relatie verbroken. Daardoor was enkel éénouderadoptie mogelijk. Verzoeker heeft de minderjarige geadopteerd en is van rechtswege de juridisch ouder met gezag geworden. Partijen hebben afspraken gemaakt over de omgangsregeling met verweerder. Nu er een geschil is ontstaan tussen partijen over de omgangsregeling, heeft verweerder ex 1:253t BW verzocht hem samen met verzoeker met het gezamenlijk ouderlijk gezag te belasten. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Het hof vernietigt deze beslissing, omdat gezamenlijk gezag met een niet-ouder op grond van de wet enkel kan worden verzocht door een ouder met gezag en de niet-ouder gezamenlijk. De niet-ouder kan dit verzoek niet eenzijdig doen. Het hof is van oordeel dat dit niet in strijd is met artikel 8 EVRM en artikel 3 IVRK.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Gedeeltelijke gezagsuitoefening door GI alleen mogelijk bij een machtiging tot uithuisplaatsing

Nr: 25086 Gerechtshof Amsterdam, 12-08-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:2163 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht
Procesrecht
Artikel 1:265e BW

Rechtsvraag

Kan artikel 1:265e BW naar analogie worden toegepast bij wijziging hoofdverblijfplaats tijdens ondertoezichtstelling?

Overweging

De rechtbank heeft aan de GI het gedeeltelijk gezag toegekend voor de inschrijving van het kind bij een school. Het hof doet een rechtmatigheidstoets, en oordeelt dat de GI niet-ontvankelijk was in het verzoek om met het gedeeltelijk gezag te worden belast. Artikel 1:265e BW is alleen van toepassing in de situatie waarin het kind met een machtiging uit huis is geplaatst. Is casu is tijdens de ondertoezichtstelling de hoofdverblijfplaats van het kind gewijzigd maar van een machtiging tot uithuisplaatsing is geen sprake. In deze situatie kan artikel 1:265e BW niet analoog worden toegepast, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis. Het hof overweegt dat het van oordeel is dat in een situatie waarin de wetgever in zijn toelichting uitdrukkelijk op de reikwijdte van een wettelijke bepaling is ingegaan en deze heeft afgegrensd, het niet aan de rechter is om de reikwijdte van die wettelijke bepaling in weerwil van die toelichting op te rekken door de wettelijke bepaling naar analogie toe te passen op een situatie die buiten de door de wetgever expliciet bepaalde reikwijdte valt. 

Lees verder
 

Geen DNA test want 16-jarige verzet zich tegen erkenning en omgang

Nr: 25088 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-07-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:4812 Jurisprudentie Geschilbeslechting Erkenning
Gezag en omgang
Artikel 1:204 lid 3 BW en artikel 1:377a lid 1 BW.

Rechtsvraag

Is er aanleiding voor een veroordeling tot medewerking aan een DNA-onderzoek?

Overweging

De man wil dat de minderjarige wordt veroordeeld tot medewerking aan een DNA-onderzoek. Als uit DNA-onderzoek blijkt dat de minderjarige zijn biologisch kind is wil hij vervangende toestemming krijgen om de minderjarige te erkennen en wil hij dat er een omgangsregeling wordt vastgelegd. De man vindt dat het hof eerst moet beoordelen of de minderjarige kan worden veroordeeld tot medewerking aan een DNA-onderzoek omdat zijn verzoeken over de erkenning en omgangsregeling voorwaardelijke verzoeken zijn. Het hof oordeelt eerst of er grond is om aan de man vervangende toestemming tot erkenning te verlenen en of er een grond is om de verzochte omgangsregeling toe te wijzen. Het hof oordeelt in beide gevallen van niet. De minderjarige verzet zich fel tegen de erkenning en tegen elke vorm van contact met de man. Nu het hof die verzoeken op voorhand al niet zal toewijzen als uit DNA-onderzoek zou blijken dat de man de biologische vader is, heeft de man geen belang bij de verzochte medewerking aan een DNA-onderzoek.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Beëindiging gezamenlijk gezag onder verwijzing naar Verdrag van Istanbul

Nr: 25084 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-07-2025 ECLI:NL:GHSHE:2025:2079 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:253n BW; artikel 3 aanhef en sub a Verdrag van Istanbul

Rechtsvraag

Zijn er gronden om het gezamenlijk gezag te beëindigen?

Overweging

De vader is veroordeeld voor en wordt verdacht van fysieke en seksuele mishandeling van de moeder. De vader heeft meerdere gevangenisstraffen uitgezeten en zit thans al ruim een jaar in voorlopige hechtenis. De moeder heeft verzocht het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten. Het hof wijst dit verzoek toe. Een van de omstandigheden die het hof van zwaarwegend belang acht, is dat in gevolge het Verdrag van Istanbul bij het nemen van beslissingen over gezag en omgang rekening moet worden gehouden met de rechten en de veiligheid van slachtoffers van geweld. In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen/mannen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar het is vanzelfsprekend dat de veiligheid van de ouder en het kind de eerste en belangrijkste voorwaarde is waaraan moet worden voldaan. Voor het hof betekent dit dat mede-gezag van de vader in strijd is met de uitgangspunten van het Verdrag van Istanbul en in strijd is met de rechten en belangen van de moeder en de kinderen. Zij moeten immers in hun veiligheid worden beschermd tegen de vader. Het dwingen van de vrouw tot overleg met de man over beslissingen die van belang zijn voor de kinderen is hiermee onverenigbaar.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Wettelijke indexering alimentatie bij wijziging alimentatie

Nr: 25073 Hoge Raad der Nederlanden, 18-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1165 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:402a BW

Rechtsvraag

Moet de rechter bij wijziging of vaststelling van de alimentatie met terugwerkende kracht ambtshalve de wettelijke indexering ook toepassing op de periode voor de beschikkingsdatum?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat de wettelijke indexering ex 1:402a BW enkel van toepassing is op de periode na de datum van de uitspraak, maar dat men wel kan verzoeken om de wettelijke indexering ook toe te passen op de alimentatie voor de uitspraakdatum en dat de rechter (zowel in eerste aanleg als in hoger beroep) zich er rekenschap van moet geven wat de gevolgen zouden zijn geweest voor de hoogte van de alimentatie indien de ingangsdatum en de uitspraakdatum op dezelfde datum hadden gelegen. De rechter mag die gevolgen verdisconteren in de hoogte van de alimentatie voor de uitspraakdatum.

Lees verder
 

Aanbod getuigen horen

Nr: 25074 Hoge Raad der Nederlanden, 11-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1141 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht art. 166 Rv jo. art. 168 Rv jo. art. 353 Rv

Rechtsvraag

Moet een aanbod tot het leveren van tegenbewijs middels het horen van getuigen nader gespecificeerd worden?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voorbij had mogen gaan aan het aanbod van de man tot het horen van getuigen. Dat de man niet nader heeft gespecificeerd waar de getuigen nog meer over zouden kunnen verklaren dan zij al op schrift hadden gedaan, is geen reden om zijn aanbod te passeren. Ook kon het hof zijn aanbod niet passeren op basis van de inhoud van de schriftelijke verklaringen, want dat is vooruit lopen op het bewijs dat nog geleverd kan worden.

Lees verder
 

Afstand van recht op advocaat Wvggz

Nr: 25075 Hoge Raad der Nederlanden, 11-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1138 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling GGZ 6:4 Wvggz

Rechtsvraag

Betrokkene wilde niet worden bijgestaan door zijn advocaat. Mocht de rechter daaruit de conclusie trekken dat betrokkene afstand deed van het recht om door een advocaat te worden bijgestaan?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat de rechter uit de mededeling door betrokkene dat hij niet bijgestaan wilde worden door zijn huidige advocaat, niet de conclusie mocht trekken dat hij ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn recht om te worden bijgestaan door een advocaat. De rechter had moeten onderzoeken of betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenste. Het resultaat van dit onderzoek moet uit de beschikking blijken.

Lees verder
 

Hoor en wederhoor

Nr: 25076 Hoge Raad der Nederlanden, 11-07-2025 ECLI:NL:HR:2025:1130 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht 19 Rv; 16 EVRM

Rechtsvraag

Mocht de rechter uitgaan van de juistheid van een stelling die is ingenomen in het laatst genomen processtuk?

Overweging

In deze alimentatiekwestie waarin de man onder bewind is gesteld, heeft de vrouw in het laatste processtuk gesteld en met stukken onderbouwd dat de man in 2021 door verkoop van onroerend goed € 400.000,- heeft ontvangen. Het hof heeft deze stelling ten grondslag gelegd aan de beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet uit mocht gaan van de juistheid van deze stelling zonder de man en de bewindvoerder hier eerst nog over te horen.

Lees verder
 

Vader is geen belanghebbende

Nr: 25077 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-07-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:4260 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht
Procesrecht
Artikelen 806 lid 1 en 358 lid 2 Rv en 8 EVRM

Rechtsvraag

Is de vader belanghebbende bij de beslissingen over de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing?

Overweging

De vader heeft geen gezag over de minderjarige. De minderjarige is in het verleden een tijdje uit huis geplaatst geweest bij de vader. Daarnaast heeft de minderjarige een tijdje, toen hij was weggelopen uit de accomodatie waar hij geplaatst was, bij de vader verbleven. De GI heeft dit toen tijdelijk gedoogd. 

Het hof oordeelt dat de vader bij de voorliggende verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing geen belanghebbende is omdat hij geen ouderlijk gezag heeft over de minderjarige, en zijn recht op familieleven niet door deze beslissingen wordt geraakt. De ondertoezichtstelling gaat niet over het contact tussen de vader en de minderjarige. En de minderjarige heeft ook nooit zijn hoofdverblijfplaats bij de vader gehad.

Lees verder
 

Hoger beroep te laat ingediend

Nr: 25078 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-07-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:4253 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht 358 lid 2 Rv

Rechtsvraag

Is de man een 'niet verschenen belanghebbende' in de zin van artikel 358 lid 2 Rv?

Overweging

De man heeft drie jaar na datum beschikking hoger beroep ingesteld. In eerste aanleg is hij wel met een advocaat in de procedure verschenen en een verweerschrift ingediend. Die advocaat heeft zich vervolgens onttrokken. De man is niet ter mondelinge behandeling verschenen. Hij stelt dat hij niet wist dat er een mondelinge behandeling is geweest en dat er al een beschikking was gewezen, doordat hij geen advocaat meer had. Hij vindt dat hij moet worden gezien als een niet verschenen belanghebbende in de zin van artikel 358 lid 2 Rv, en dat hij daarom tijdig hoger beroep heeft ingesteld.

Het hof oordeelt dat de man te laat hoger beroep heeft ingesteld. Hij is een verschenen belanghebbende omdat hij in eerste aanleg met advocaat is verschenen in de procedure en een verweerschrift heeft ingediend. 

Lees verder