VAKnieuws
Onvoldoende inzage in financiële stukken leidt tot gelijkwaardige bijdrage aan kinderalimentatieRechtsvraagWelke gevolgtrekking kan een rechter ten aanzien van kinderalimentatie trekken uit het feit dat beide partijen onvoldoende inzage geven in hun financiële situatie? OverwegingIngevolge artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Beide partijen hebben onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hun draagkracht ontoereikend is om in de door de rechtbank vastgestelde behoefte van het kind te voorzien. Volgt toedeling bij helfte. Cursussen binnenkort: |
|
Inkomensverlies en Covid-19 als feit van algemene bekendheidRechtsvraagIs het inkomensverlies van de man, gelet op zijn alimentatieverplichtingen, voor herstel vatbaar en verwijtbaar? OverwegingDe man was als sous-chef werkzaam bij [naam1] BV. Op 23 november 2020 heeft de man een beëindigingsovereenkomst getekend, waarbij de arbeidsovereenkomst is beëindigd per 1 juni 2021 vanwege een fundamenteel verschil van inzicht over de inhoud van de werkzaamheden en de manier waarop de werkzaamheden door de man zijn verricht. Ter zitting heeft de man een nadere toelichting gegeven en verklaard dat hij vanwege de coronacrisis geen werk meer had, waardoor hij dagen moest inleveren, andere werkzaamheden moest verrichten en vanwege zijn psychische problemen veel ziek is geweest. Uiteindelijk is hierdoor een verschil van inzicht ontstaan en heeft de man ingestemd met de beëindigingsovereenkomst. (...) Voor de beantwoording van de vraag of al dan niet rekening moet worden gehouden met het inkomensverlies aan de zijde van de man, dient allereerst te worden beoordeeld of dit inkomensverlies voor herstel vatbaar is. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval, omdat niet is gebleken dat de man op dit moment zijn oude inkomen kan terugkrijgen door terugkeer in zijn oude baan of anderszins en dat dit evenmin van hem kan worden gevergd. De man ontvangt vanaf 1 juni 2021 een WW-uitkering en vanaf 12 juli 2021 is hij ziekgemeld en vrijgesteld van verdere sollicitatieverplichtingen. Weliswaar geldt voor het toekennen van deze uitkering een andere toets dan voor het vaststellen van kinderalimentatie, maar het hof oordeelt dat onder de gegeven omstandigheden de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het inkomensverlies gedurende deze periode niet voor herstel vatbaar is. Het hof acht het daarbij een feit van algemene bekendheid dat de economische gevolgen van de Covid-19 uitbraak ook invloed hebben (gehad) op de bedrijfstak waarin de man werkzaam was. Daarbij heeft de man voldoende aangetoond dat hij psychische klachten heeft die maken dat hij op dit moment niet in staat is te solliciteren. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de man zich tegenover de vrouw van de gedragingen had moeten onthouden, met andere woorden of het inkomensverlies verwijtbaar is. De enkele omstandigheid dat de man akkoord is gegaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder ontslagvergoeding is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van verwijtbaar inkomensverlies. Vanwege de economische gevolgen van de Covid-19 uitbraak in combinatie met de psychische klachten van de man, kan naar het oordeel van het hof het inkomensverlies de man niet worden verweten. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Deskundigenonderzoek, terugplaatsing bij ouders en belang van de kinderenRechtsvraagIs een deskundigenonderzoek naar terugplaatsing bij ouders in het belang van de kinderen? OverwegingIn 2019 zijn onderzoeken verricht en daaruit kwamen beperkingen bij de ouders naar voren. Ook werd geconstateerd dat de ouders de problematiek bij de kinderen onvoldoende (h)erkenden. Op grond van die bevindingen is niet te verwachten dat de ouders de kinderen in de toekomst voldoende kunnen bieden in pedagogisch opzicht. De ouders wensen nu een nieuw onderzoek, omdat er volgens hen veel is veranderd sinds de voormelde onderzoeken. De ouders denken dat zij in de toekomst wel weer voor beide of voor één van de kinderen kunnen zorgen, eventueel met dagelijkse ondersteuning. De jeugdbeschermer vindt dat een onafhankelijk onderzoek voor de kinderen geen meerwaarde heeft. Dit betekent uitstel wat betreft duidelijkheid over het perspectief waar de kinderen zullen opgroeien en bij een dergelijk onderzoek zullen de contacten tussen de ouders en de kinderen moeten worden uitgebreid, hetgeen de kinderen niet goed aankunnen. Het hof is van oordeel dat de bezwaren tegen een deskundigenonderzoek die de jeugdbeschermer benoemt, zwaarwegend zijn. De kinderen kampen beiden met (zeer) forse problematiek, hebben op dit moment professionele opvoeders nodig en vertonen zorgelijk gedrag rondom de contactmomenten met ouders. Hun belangen verzetten zich tegen een dergelijk onderzoek. De wens van de ouders om te laten zien wat zij hebben bereikt gaat niet voor op het belang van de kinderen. Er is veel hulp voor de kinderen ingezet en er zijn onderzoeken uitgevoerd bij de kinderen. De kinderen bevinden zich nu in een stabiele situatie met toegeruste opvoeders, waarin ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Het hof is daarom van oordeel dat het belang van de kinderen zich verzet tegen een onderzoek als bedoeld in artikel 810a lid 2 Rv naar de mogelijkheden voor een terugplaatsing bij de ouders en eveneens tegen een onderzoek naar een netwerkplaatsing. Cursussen binnenkort: |