VAKnieuws
Is de incidentele vordering voldoende gemotiveerd?RechtsvraagHeeft het hof miskend dat de incidentele vordering van de man onvoldoende is gemotiveerd nu is gesteld dat de vordering enkel in het gewijzigd petitum is opgenomen en niet in het lichaam van het verweerschrift? Overweging81 RO. De A-G stelt voorop dat de beoordeling van de vraag of een partij een verzoek van de wederpartij voldoende heeft betwist een feitelijke kwestie is waarover in cassatie slechts zeer beperkt kan worden geklaagd. De man heeft in het lichaam van zijn verweerschrift tevens incidenteel appel wel degelijk (zij het summier) melding heeft gemaakt van de omstandigheid dat de vrouw aan hem geen gebruiksvergoeding voor de woning betaalt, en dat de man hierdoor wordt benadeeld. Het ‘nieuwe’ verzoek komt derhalve niet voor het eerst en uitsluitend in het petitum aan de orde. Tegen die achtergrond geeft het bestreden oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. Cursussen binnenkort: |
|
Toepassingsbereik sanctie bij verrekening inkomsten of vermogenRechtsvraagDient de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW buiten toepassing te blijven indien tijdens de (appel)procedure waarin de verrekening wordt vastgesteld, verzwegen vermogen alsnog in de verrekening wordt betrokken? OverwegingIndien een van de echtgenoten na de uitspraak waarbij de verrekening is vastgesteld, ontdekt dat de ander een goed dat tot het te verrekenen vermogen behoort opzettelijk heeft verzwegen, zoek gemaakt of verborgen gehouden, kan eerstgenoemde zich in een eventuele appelprocedure op de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW beroepen en de daaruit voortvloeiende vordering in die procedure kan instellen. Een andere opvatting zou tot het onwenselijke resultaat leiden dat gedurende de procedure in eerste aanleg de met de sanctie beoogde prikkel ontbreekt. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Intrekking eigen uitspraak met instemming van partijen niet mogelijkRechtsvraagKan een rechter een eigen uitspraak met instemming van partijen intrekken en opnieuw beslissen? OverwegingBuiten het toepassingsbereik van de art. 31 en 32 Rv kan de rechter niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak aantasten, ook niet met instemming van partijen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat die aantasting is voorbehouden aan de hogere rechter, aan wie door aanwending van een rechtsmiddel kan worden gevraagd een uitspraak uit de vorige instantie te vernietigen. Cursussen binnenkort: |
|
Uitsluiting wettelijke indexering alimentatie bij gelijkblijvend inkomen mogelijkRechtsvraagIs er ruimte voor (gedeeltelijke) uitsluiting wettelijke indexering van alimentatie bij gelijkblijvend inkomen? OverwegingJa. Het hof heeft zijn beslissing om de indexering niet uit te sluiten gebaseerd op zijn oordeel dat niet aannemelijk is dat het pensioen van de man in de toekomst verlaagd zal worden. Daarmee heeft het hof evenwel miskend dat ook indien aannemelijk is dat het inkomen van de man in de toekomst gelijk blijft, zoals de man heeft betoogd, grond kan bestaan de wettelijke indexering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten. Cursussen binnenkort: |
|
Motiveringsgebrek bij toepassing kinderalimentatienormRechtsvraagHeeft het hof miskend dat de vrouw gemotiveerd had gesteld dat afgeweken diende te worden van de kinderalimentatienorm? OverwegingJa, het hof had nader moeten motiveren waarom de kinderalimentatienorm van toepassing is, gezien hetgeen de vrouw heeft gesteld. Bij een netto maandinkomen van € 11.164 ligt het niet voor de hand dat die behoefte gelijk zou zijn aan de behoefte bij het hoogste destijds in de tabel voorkomende netto maandinkomen van € 5.000 of meer. (zie rov. 3.3.5) Cursussen binnenkort: |
|
Niet bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven partneralimentatieRechtsvraagIs het hof er terecht van uitgegaan dat partijen niet bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven voor partneralimentatie? Overweging81 RO. A-G: Het hof heeft in rov. 12 uitdrukkelijk overwogen dat uit het feit dat partijen geen (behoefte- en) draagkrachtberekening hebben gemaakt, niet kan worden afgeleid dat zij bewust van de wettelijke maatstaven hebben willen afwijken. Dat oordeel is alleszins begrijpelijk. Nu partijen een partneralimentatie hebben vastgesteld die, naar zij aannamen, behoeftedekkend zou zijn, ligt het voor de hand dat, zoals ook de man heeft gesteld, van een draagkrachtberekening is afgezien, omdat duidelijk was dat de draagkracht van de man voor de (behoeftedekkende) partneralimentatie toereikend was. Cursussen binnenkort: |
|
Geen onderhoudsverplichting vóór inschrijving echtscheidingsbeschikkingRechtsvraagHeeft het hof door de ingangsdatum van de alimentatie te bepalen op 17 april 2014 miskend dat de alimentatieverplichting niet mag ingaan vóór de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand? OverwegingVolgens vaste rechtspraak staat het de rechter niet vrij de bij de echtscheidingsbeschikking of latere uitspraak te bepalen partneralimentatie te doen ingaan op een eerdere datum dan die van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (vgl. HR 8 juli 1996, ECLI:NL:HR:1996:AC0478, NJ 1997/120 en HR 10 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2961, NJ 1999/795). Het hof heeft in rov. 3.1 vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking ten tijde van de mondelinge behandeling op 15 juli 2014 nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De klacht is dus gegrond. Cursussen binnenkort: |
|
Afwijzing verzoek om contra-expertise bij ondertoezichtstellingRechtsvraagIs het verzoek van de moeder om contra-expertise bij ondertoezichtstelling terecht afgewezen? Overweging81 RO. A-G: Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Het hof heeft de ratio van art. 810a lid 2 Rv in aanmerking genomen. In rov. 3.13 van de bestreden beschikking van het hof ligt besloten dat de moeder naar het oordeel van het hof voldoende gelegenheid heeft gekregen om gemotiveerd te kunnen weerspreken wat de Raad voor de Kinderbescherming en zijn deskundigen hebben aangevoerd over de noodzaak van de verzochte ondertoezichtstelling. Het hof heeft het benoemen van een deskundige strijdig geoordeeld met het belang van de minderjarigen. Cursussen binnenkort: |
|
Eisen aan verzoek van advocaat om schriftelijke aanwijzing gecertificeerde instellingRechtsvraagWanneer valt een verzoek van een advocaat aan te merken als een verzoek om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling? OverwegingBij brief van 8 oktober 2015 heeft de advocaat zich namens de moeder tot de gecertificeerde instelling gewend met het verzoek hem te berichten welke regeling inzake de contacten tussen minderjarige en de moeder ‘ nu precies is gemaakt ’. De brief van 8 oktober 2015 is in (te) algemene bewoordingen gesteld en houdt niet veel meer in dan een verzoek om te worden geïnformeerd over de precieze stand van zaken met betrekking tot de contacten tussen minderjarige en de moeder. De brief bevat geen uitdrukkelijk verzoek in de zin van artikel 1:265 BW om een eerder gegeven beperking van de contacten met minderjarige geheel dan wel gedeeltelijk in te trekken noch een verzoek in de zin van 1:264, lid 2, BW om de beperking van de contacten met minderjarige in een zodanige aanwijzing vast te leggen. Gelet hierop en gezien de wijze waarop de brief van de moeder is geformuleerd, is de rechtbank van oordeel dat de gecertificeerde instelling het verzoek van de moeder niet hoefde op te vatten als een uitdrukkelijk verzoek om een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 1:264 of 1:265 BW juncto artikel 1:265f BW. Cursussen binnenkort: |
|
Aanmerking overbruggingskrediet als normale bedrijfsuitoefening vereist motiveringRechtsvraagBehoort een overbruggingskrediet tot de normale uitoefening van een bedrijf? OverwegingTegen de achtergrond van eerdere rechtspraak en in het licht van bedoelde stellingen, is zonder nadere motivering onbegrijpelijk hoe het hof tot het oordeel is gekomen dat het aangaan van het overbruggingskrediet behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf plachten te worden verricht. Deze stellingen komen immers erop neer dat – anders dan de bestaande kredietverlening (waaronder de door ING beschikbaar gestelde seizoensfaciliteit) – het overbruggingskrediet ertoe strekte de onderneming in staat te stellen op zeer korte termijn extern kapitaal aan te trekken, terwijl zonder dit externe kapitaal de beëindiging van de kredietrelatie en het faillissement van de onderneming aanstaande waren. De omstandigheid dat het overeengekomen overbruggingskrediet mede ertoe strekte de onderneming in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening nog gedurende die te overbruggen periode voort te zetten, ontneemt aan deze rechtshandeling niet haar uitzonderlijke – met de acuut dreigende discontinuïteit van de onderneming samenhangende – karakter. Cursussen binnenkort: |
|
Herstelmogelijkheid bij verzuim indiening wrakingsverzoekRechtsvraagKan een wrakingsverzoek buiten behandeling worden gelaten zonder gelegenheid te geven het verzuim te herstellen dat het verzoek niet is ondertekend door een advocaat? OverwegingNee, het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het voorschrift van art. 39 lid 1 Rv buiten toepassing te laten op de grond dat het wrakingsverzoek niet was ondertekend door een advocaat. Aan de man had gelegenheid behoren te worden geboden dat verzuim te herstellen (vgl. art. 281 lid 1 in verbinding met art. 362 Rv). (Zie ook HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3633) Cursussen binnenkort: |
|
Reikwijdte van het bewust afwijken van wettelijke maatstaven bij alimentatieRechtsvraagGeldt het bewust afwijken van de wettelijke maatstaven voor specifieke, voor de bepaling van de hoogte van het levensonderhoud relevante, posten, feiten of omstandigheden ook het overige deel van het convenant? OverwegingNee. Toepassing van de wettelijke maatstaven leidt in beginsel tot een redelijk evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van beide partijen. Dit pleit ervoor de inbreuk op dit evenwicht en de gevolgen daarvan, zich niet verder te doen uitstrekken dan partijen zijn overeengekomen. De door partijen overeengekomen inbreuk op deze bevoegdheid tot wijziging van een overeengekomen levensonderhoud moet niet ruimer worden uitgelegd dan de desbetreffende overeenkomst noodzakelijk meebrengt. Cursussen binnenkort: |