VAKnieuws 2016
Verevening buitenlandse pensioenen bij partneralimentatieRechtsvraagHoe dient in het buitenland opgebouwde pensioenrechten in het kader van partneralimentatie te worden verrekend/verevend? OverwegingEr bestaat, naar het oordeel van het hof, naar Duits recht een verschil tussen de publiekrechtelijke en de verbintenisrechtelijke pensioenverevening. Op grond van de publiekrechtelijke pensioenverevening verkrijgt de vereveningsgerechtigde echtgenoot een rechtstreekse aanspraak jegens de verzekeraar c.q. het uitvoeringsorgaan, terwijl de echtgenoot op grond van de verbintenisrechtelijke pensioenverevening een aanspraak jegens de andere echtgenoot verkrijgt die pas ontstaat bij het ingaan van het te verevenen pensioen. Aangezien het in casu om pensioenen gaat die in het Verenigd Koninkrijk en Australië zijn opgebouwd, het onduidelijk is in welke gevallen een dergelijk pensioen tot uitkering komt en onduidelijk is of de door de vrouw verzochte wijze van verevening/verrekening ook aldaar uitvoerbaar is, zal het hof de navolgende bepaling opnemen in het dictum, waarbij het hof tevens in zijn overweging betrekt dat partijen van mening verschillen over de formulering van een dergelijke bepaling. Het hof bepaalt dat de man gehouden is om vanaf het moment dat hij een ouderdomspensioenuitkering zal ontvangen van [I] UK Pension Fund en [J] onder nummer [00000] (Australië), de helft van het ouderdomspensioen, voor zover dat in de periode van 1 mei 2004 tot 31 januari 2015 is opgebouwd en wel op basis van het inkomen van de man op 28 januari 2015, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank, aan haar te voldoen in gelijke maandelijkse termijnen en zolang partijen leven. Cursussen binnenkort: |
|
Behoefte aan alimentatie van jongmeerderjarigeRechtsvraagHeeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de alimentatie voor de jongmeerderjarige niet kan worden vastgesteld? OverwegingNee. De behoefte van de jongmeerderjarige is tijdens zijn minderjarigheid nimmer vastgesteld; partijen hebben enkel bij het opmaken van het ouderschapsplan gezamenlijk begroot dat de totale kosten van de destijds minderjarige jongmeerderjarige en zijn broer en zus in totaal € 2.000,-- bedroegen. Evenmin als de rechtbank ziet het hof aanleiding om voor de vaststelling van de behoefte van de jongmeerderjarige (die thans nog niet studeert) aan te sluiten bij de normen van de Wet op de Studiefinanciering of de NIBUD tabellen. Door de jongmeerderjarige is in hoger beroep een gespecificeerde behoeftelijst overgelegd, waaruit blijkt dat hij per maand gemiddeld € 627,87 aan lasten heeft, welke lijst het hof redelijk voorkomt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het maandbedrag dat een aan het hoger onderwijs studerende thuiswonende jongmeerderjarige blijkens de WSF nodig heeft voor levensonderhoud voor het jaar 2016 is becijferd op € 862,15 per maand. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Geen gezagsbeëindiging door meewerkende ondersteunende houding moederRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het gezag van de moeder beëindigd? OverwegingUit de overgelegde stukken blijkt dat de moeder al ruim twee jaar goed meewerkt aan de hulpverlening en begeleiding van de minderjarige, dat de moeder de plaatsing in het gezinshuis niet tegenwerkt (en nooit tegen heeft gewerkt) en dat de moeder haar handtekening zet als dat volgens de hulpverlening nodig is. (...) Het hof is van oordeel dat de moeder met haar meewerkende, ondersteunende houding ten opzichte van de gezinshuisplaatsing en de overige hulpverlening de afgelopen jaren op juiste wijze haar verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, zoals bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, heeft gedragen. Immers, door haar meewerkende, ondersteunende opstelling jegens de gezinshuisplaatsing heeft de moeder het geestelijk en lichamelijk welzijn van de minderjarige bevorderd alsmede de ontwikkeling van haar persoonlijkheid. Zo lang de moeder de plaatsing in het gezinshuis ondubbelzinnig blijft steunen en ook aan de overige hulpverlening voor de minderjarige meewerkt, is naar het oordeel van het hof dan ook niet voldaan aan het vereiste van artikel 1:266 BW en levert gezagsbeëindiging een schending van artikel 8 EVRM op. Cursussen binnenkort: |
|
Geen medeaansprakelijkheid opvolgend advocaat voor voldoen griffierechtRechtsvraagIs de opvolgend advocaat medeaansprakelijk voor voldoening van griffierecht dat is vastgesteld op basis van proceshandeling die door de voorgaande advocaat is verricht? OverwegingNee. In het stelsel van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) wordt het griffierecht door een partij verschuldigd bij de eerste uitroeping van de zaak of op de eerste roldatum. Dit brengt mee dat de medeaansprakelijkheid van een advocaat op de voet van art. 28 Wgbz rust en blijft rusten op degene die als zodanig voor die partij optreedt op het moment dat de proceshandeling wordt verricht waardoor de verplichting tot betaling van het griffierecht ontstaat. Deze advocaat draagt immers de verantwoordelijkheid voor het verrichten van die proceshandeling. De tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van de Wgbz bieden geen aanknopingspunt om aan te nemen dat de medeaansprakelijkheid van art. 28 Wgbz daarnaast zou komen te rusten op de advocaat die in een procedure voor een partij gaat optreden nadat de proceshandeling is verricht die de verplichting tot betaling van het griffierecht in het leven heeft geroepen. Cursussen binnenkort: |
|
Wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling niet aanwezigRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht een ondertoezichtstelling opgelegd? OverwegingNee, de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling waren ten tijde van het wijzen van de beschikking niet aanwezig. Naar het oordeel van het hof zijn door de raad, noch door de gecertificeerde instelling concrete bedreigingen aangevoerd op grond waarvan de minderjarigen destijds onder toezicht gesteld moesten worden.
Immers, door de raad is ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat de raad in de onderhavige zaak meerdere fouten heeft gemaakt. Zo staat onder meer vast dat er ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg sprake was van een miscommunicatie tussen de raad en Veilig Thuis over de second opinion omtrent het medisch dossier van [minderjarige] , dit terwijl de rechtbank in haar beslissing het afwachten van deze second opinion als een van haar dragende overwegingen heeft opgenomen. Daar komt bij dat door de raad ter terechtzitting in hoger beroep is aangegeven dat aan de ondertoezichtstelling sinds het bekend worden met deze omissie nauwelijks uitvoering is gegeven en dat door de raad aan de ondertoezichtstelling van de minderjarigen geen verdere uitvoering meer zal worden gegeven. Cursussen binnenkort: |
|
Partijen zijn bewust afgeweken van wettelijke maatstaven bij partneralimentatieRechtsvraagZijn partijen destijds bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven van partneralimentatie? OverwegingJa. De stukken en de toelichting die ieder van beide partijen heeft gegeven op het tot stand komen van de afspraken over de partneralimentatie geven de indruk dat partijen geen intentie hebben gehad zich te richten op de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht. Voor partijen is telkens leidend geweest hun afspraak om de vrouw te laten wonen in de woning aan de a-straat en er zijn destijds dan ook geen berekeningen van behoefte of draagkracht gemaakt. De hele door partijen in 2009 opgestelde constructie is (in samenhang met de verdeling) gemaakt om de vrouw financieel in de positie te brengen om een nieuwe woning te kunnen financieren en haar (onder meer) in de gelegenheid te stellen de hypothecaire lasten te kunnen blijven voldoen. Zo hebben partijen niet alleen de partneralimentatie gelijk gesteld aan de door de vrouw te betalen hypotheekrente, maar daarbij ook een convenant opgesteld met daarin opgenomen een hoger (fictief) bedrag aan partneralimentatie om het de vrouw mogelijk te maken om -ondanks haar lagere totale inkomen- de benodigde financiering voor de aankoop van de woning te verkrijgen bij de bank. Volgens de man was de overeengekomen partneralimentatie mede bedoeld zijn aandeel in de onderhoudskosten van de kinderen te dekken. De strekking van de gemaakte constructie was om de vrouw en de kinderen goed achter te laten en partijen hebben er destijds alles aan gedaan om de vrouw in het nieuwe huis te kunnen laten wonen. Cursussen binnenkort: |