VAKnieuws 2016
Klacht over toepassing Marokkaans bewijsrecht voldoet niet aan de eisenRechtsvraagHad het hof ambtshalve het Marokkaanse bewijsrecht moeten toepassen bij afwikkeling van het huwelijksvermogenregime ten aanzien van de woning? OverwegingNee. Hetgeen het hof heeft overwogen, impliceert dat partijen naar zijn oordeel ieder de stelplicht en de bewijslast dragen van hun respectieve stellingen dat zij bij de verkoop van de woning in 2009 daarvan eigenaar waren. Nu het middel niet aanvoert dat enige regel van Marokkaans recht tot een andere stelplicht of bewijslast leidt, laat staan welke regel dat is, voldoet de klacht niet aan de daaraan ingevolge art. 426a lid 2 Rv te stellen eisen. Cursussen binnenkort: |
|
Verzoek moeder om omgangsregeling tussen vader en kind terecht afgewezenRechtsvraagIs het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen tussen kind 1 en de vader terecht afgewezen? OverwegingJa. Gelet op de onderzoeksresultaten van de Raad en op de herhaalde en hardnekkige en stellige wijze waarop de vader ieder contact met de minderjarige afwijst is het hof van oordeel dat de vader kennelijk ongeschikt en niet in staat moet worden geacht tot omgang. De vader heeft in het algemeen een diepgewortelde afkeer van kinderen. Inmiddels heeft hij na veel inzet enige vorm van binding met kind 2. Het hof acht het, gezien de afkeer van kinderen en de afwijzing van contact met kind 1 uiterst onwaarschijnlijk dat de vader in de komende tijd een invulling van zijn vaderschap richting kind 1 kan geven die in haar belang is. Bij de vader is sprake van psychiatrische problematiek waarvoor hij behandeling behoeft. De vader weigert echter op dit moment behandeling en heeft geen hulpvraag zodat hulpverlening en behandeling niet opgelegd kan worden, zoals de moeder stelt. Nu de vader zo hardnekkig is in zijn stelling dat hij geen omgang wenst te hebben met kind 1 dan wel dat hij daartoe niet in staat is, bestaat een onaanvaardbaar risico dat de vader, als hij al de aan hem op leggen afspraken over omgang zou nakomen, niet op verantwoorde wijze zal zorgdragen voor kind 1 terwijl kind 1 nog zeer jong en kwetsbaar is en voor de verzorging tijdens de omgang geheel afhankelijk is van de vader. Het vaststellen van een omgangsregeling onder deze omstandigheden is dan ook tevens in strijd met zwaarwegende belangen van kind 1. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
81 RO, disciplinair onderzoek Deken en vrijheid van meningsuitingRechtsvraagVoldoet art. 46 Advocatenwet als wettelijke grondslag voor inbreuk op vrijheid van meningsuiting? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: art. 46 Advocatenwet voldoet. Eiser (advocaat) heeft het standpunt ingenomen dat, anders dan in de tuchtrechtspraak voor advocaten wordt aangenomen, de ‘open’ norm in art. 46 Advocatenwet niet voldoende wettelijke basis biedt voor de Deken om een onderzoek in te stellen naar meningsuitingen van een in zijn arrondissement ingeschreven advocaat. Indien eiser bedoelt dat de norm in art. 46 Advocatenwet zich niet kan uitstrekken over de uitlatingen van eiser omdat deze norm a priori ongeschikt is om welke meningsuiting van een advocaat dan ook te beoordelen, zodat de Deken niet eens aan een onderzoek of aan het indienen van een Dekenbezwaar bij de Raad van Discipline had mogen beginnen, heeft het hof geen rechtsregel geschonden door dat standpunt niet te aanvaarden. Eerst bij een inhoudelijke beoordeling – die aan de tuchtrechter is – kan worden vastgesteld of voor de ter verantwoording geroepen advocaat inderdaad niet kenbaar en niet voorzienbaar was dat de norm van art. 46 Advocatenwet op zijn gedraging (meningsuiting) zou worden toegepast. Cursussen binnenkort: |
|
Prejudiciële vragen inzake toepassingsbereik Rv in kort gedingRechtsvraag1. Zijn de art. 125-127 Rv respectievelijk 249-250 Rv van (overeenkomstige) toepassing in kort geding en hoe verhouden die bepalingen zich in dat geval tot elkaar? 2. Is overgangsrecht nodig ten aanzien van de gelding van art. 9 Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie (inzake intrekking procedure en gevorderde proceskosten)? OverwegingAd 1: Het kort geding in eerste aanleg kent een eigen Procesreglement. De art. 125-127 en 249-250 Rv zijn niet rechtstreeks op het kort geding in eerste aanleg van toepassing. Ook een overeenkomstige toepassing van die bepalingen in kort geding kan niet worden aanvaard omdat zij in diverse opzichten te zeer zijn toegesneden op de bodemprocedure. Wel bieden deze bepalingen aanknopingspunten voor de regels die met betrekking tot de intrekking van een kort geding in eerste aanleg worden gegeven. Opmerking verdient dat de art. 125-127 en 249-250 Rv wel van toepassing zijn in het hoger beroep van het kort geding, dat wel een behandeling op de rol kent en waarmee die bepalingen wel stroken. Ad 2: Ja, in reeds aanhangige afzonderlijke procedures en voor vorderingen in afzonderlijke procedures die aanhangig worden gemaakt binnen een termijn van drie maanden na heden. (zie rov. 3.7 en 3.4.3) Cursussen binnenkort: |
|
Misbruik van procesrecht door doelbewust gekozen verkeerde rechtsingangRechtsvraagHeeft de advocaat misbruik gemaakt van artikel 69 Rv nu daags voor het verlopen van de beroepstermijn middels een appeldagvaarding een ongemotiveerd beroepschrift is ingediend, zodat de advocaat met verlenging van de beroepstermijn gronden kan aanvoeren? OverwegingJa, er is evident sprake van misbruik van procesrecht nu de advocaat van de man welbewust een verkeerde rechtsingang heeft gekozen middels het indienen van een appeldagvaarding zonder gronden in plaats van een beroepschrift met gronden. De advocaat van de man heeft immers het hoger beroep ingesteld middels het V1-formulier (‘Nieuw verzoekschrift’). Het hof maakt hieruit op dat de advocaat van de man er zich van bewust was dat hij in hoger beroep diende te komen middels een beroepschrift en dat hij uitsluitend heeft gedagvaard om tijdig in hoger beroep te (kunnen) komen. De wisselbepaling van art. 69 Rv is hiervoor niet bedoeld. Cursussen binnenkort: |