VAKnieuws 2017
Schriftelijkheidseis relatiebeding is strikte normRechtsvraagHeeft het hof ten onrechte geoordeeld dat niet is voldaan aan de uit art. 7:653 lid 1 BW voortvloeiende eis dat het personeelsreglement met de arbeidsovereenkomst aan medewerker ter beschikking is gesteld en dat medewerker ook niet uitdrukkelijk heeft verklaard met het relatiebeding in te stemmen? OverwegingNee. De eisen uit het arrest HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0384, NJ 2008/503 dienen strikt te worden uitgelegd. Voor zover het onderdeel een ruime uitleg of een verruiming van deze eisen bepleit, doet het dat (dus) tevergeefs. Aan die eisen is niet voldaan in de omstandigheden die het onderdeel vermeldt. Opmerking verdient dat de op 1 januari 2015 in werking getreden wijziging van art. 7:653 lid 1 BW voor een geval als het onderhavige geen verandering heeft gebracht in het bestaande recht, en dat ook de totstandkomingsgeschiedenis van deze wetswijziging geen aanknopingspunt biedt voor een versoepeling van de in het genoemde arrest gegeven eisen als door het onderdeel wordt bepleit. |
|
81 RO: grievenstelsel hof en wijze van presenteren incidenteel appel door bijzonder curatorRechtsvraagHad het hof de bijzondere curator niet-ontvankelijk moeten verklaren in haar incidentele appel omdat zij geen (voldoende) duidelijke grief heeft geformuleerd tegen de beschikking van de rechtbank? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: Nee, uit hetgeen is aangevoerd in het verweerschrift in hoger beroep tevens houdende incidenteel appel blijkt voldoende duidelijk dat en waarom de bijzondere curator bezwaren had tegen de beschikking van de rechtbank. Dat de bijzondere curator haar bezwaren in een lopend verhaal heeft vervat, waarin veel aandacht is besteed aan de verslaglegging van de gesprekken met betrokkenen, maakt dit niet anders. (...) In haar verweerschrift in hoger beroep tevens houdende incidenteel appel heeft de bijzondere curator verslag gedaan van de gesprekken met betrokkenen, haar advies toegelicht en haar incidenteel appel geformuleerd. Ten aanzien van het gezag over de dochter komt de bijzondere curator tot de conclusie dat het naar haar mening niet in het belang van de dochter is dat grootvader mede met het gezamenlijk gezag belast blijft. Belangrijkste reden is dat het gezag van de grootvader onderdeel dreigt te worden van een machtsstrijd met de vader. Op grond van die conclusie verzoekt de bijzondere curator het hof in incidenteel appel de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het inleidende verzoek om de grootvader mede te belasten met het gezamenlijk gezag over de dochter, alsnog af te wijzen. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Bindendheid Hoge Raadarrest inzake kindgebonden budgetRechtsvraagHeeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het niet redelijk is dat de vrouw een aandeel levert in de kosten van de minderjarige, dan wel dat het hof zijn oordeel met betrekking tot de draagkracht van de vrouw onvoldoende heeft gemotiveerd? OverwegingIngevolge de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad dient het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop in aanmerking te worden genomen bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw degene is die het kindgebonden budget ontvangt, zodat het hof deze omstandigheid in aanmerking had moeten nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de vrouw. Het hof is ten onrechte ervan uitgegaan dat de door de Hoge Raad in genoemde prejudiciële beslissing neergelegde regel slechts “in beginsel” geldt. Een zodanige beperking valt in de prejudiciële beslissing niet te lezen. Voor zover het oordeel van het hof dat het niet redelijk is dat de vrouw een aandeel levert in de kosten van de minderjarige, berust op zijn uitleg van de prejudiciële beslissing, geeft het blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor zover dat oordeel berust op een berekening van de draagkracht van de vrouw, geeft het onvoldoende inzicht in de door het hof gevolgde gedachtegang, nu vaststaat dat de vrouw het kindgebonden budget ontvangt. Cursussen binnenkort: |
|
Ontslagbescherming enkel voor werknemers en niet voor ambtenarenRechtsvraagPrejudiciële vraag: staat het Europese recht de lidstaten toe te voorzien in een specifieke voorafgaande bescherming bij ontslag, doch enkel voor personen met een handicap die werknemer zijn, welke bescherming evenwel niet geldt voor personen met dezelfde handicap die ambtenaar zijn? OverwegingJa, artikel 7, lid 2, van richtlijn 2000/78, gelezen in het licht van het VN-Verdrag en in samenhang met het in de artikelen 20 en 21 van het Handvest verankerde algemene beginsel van gelijke behandeling, aldus moet worden uitgelegd dat dit een regeling van een lidstaat toestaat als aan de orde in het hoofdgeding, die aan werknemers met bepaalde handicaps een specifieke voorafgaande bescherming bij ontslag toekent, doch een dergelijke bescherming niet toekent aan ambtenaren met dezelfde handicaps, tenzij er sprake is van schending van het beginsel van gelijke behandeling, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om te verifiëren. Bij deze verificatie dient de vergelijking van de situaties te worden gebaseerd op een analyse die zich toespitst op het geheel van relevante nationale rechtsregels die de positie regelen van, enerzijds, werknemers met een bepaalde handicap, en, anderzijds, ambtenaren met dezelfde handicap, waarbij met name rekening dient te worden gehouden met het doel van de bescherming bij het ontslag waarop het hoofdgeding betrekking heeft. |
|
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap en bereikte overeenstemmingRechtsvraagKan het hof een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststellen nu partijen ter zitting in hoger beroep overeenstemming hebben bereikt? OverwegingNee. Ter zitting in hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, met uitzondering van de schuld aan X. De man betwist het bestaan van deze gemeenschapsschuld en voor zover de lening zou bestaan is hem niet bekend hoe en onder welke voorwaarden deze lening is verstrekt, aldus de man. Het hof heeft partijen voorgehouden dat verdeling van gemeenschapsschulden niet mogelijk is en dat het hof zal oordelen dat indien en voor zover er sprake is van een gemeenschapsschuld aan X de hoofdregel geldt, te weten dat partijen na de datum van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap een gelijke draagplicht hebben ter zake van deze schuld. Partijen hebben ter zitting verklaard zich daarin te kunnen vinden. Nu partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gehele ontbonden huwelijksgemeenschap, kan het hof de (wijze van) verdeling niet vaststellen, gezien het bepaalde in artikel 3:185 lid 1 BW. Cursussen binnenkort: |
|
Huwelijksvermogensrecht: weging afspraken rond verhuur woningen bij eenmanszaak zonder afgescheiden vermogenRechtsvraagKomt een deel van de verhuur van de woningen aan de vrouw toe als privévermogen los van huwelijksgoederengemeenschap? OverwegingNee. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Er was tijdens het huwelijk slechts één vermogen, te weten het huwelijksvermogen. De kennelijk door de man en de vrouw gemaakte afspraken rondom de verhuur van de woningen heeft geen privévermogen aan de kant van de vrouw noch aan de kant van de man doen ontstaan. Hetgeen via de verhuur van het atelier en een deel van het woonhuis tot de peildatum van 29 oktober 2015 is ontvangen is ten goede gekomen aan de huwelijksgemeenschap, en is opgegaan in de banksaldi. De kosten van de woning, waaronder de betaling van de hypotheekrente is ten laste gegaan van het huwelijksvermogen. Tot de peildatum zijn er tussen partijen ter zake de kosten over een weer geen vergoedingsrechten ontstaan noch zijn er vorderingsrechten ontstaan. De rechtbank zal de verzoeken zoals partijen die over en weer hebben gedaan ter zake de huurinkomsten en de kosten van de woning, waaronder de hypotheekrente, dan ook afwijzen, voor zover het de periode tot 29 oktober 2015 betreft. Vanaf de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap, 29 oktober 2015, is de 7e titel van Boek 3 Burgerlijk Wetboek van toepassing. Wat betreft de woning komt dit er kort gezegd op neer dat partijen als deelgenoten in de gemeenschap de aan de woning verbonden kosten in gelijke mate dienen te dragen en dat de opbrengsten, in gelijke mate ten goede komen aan beide. Vanaf 29 oktober 2015 dient de man de helft van de hypotheekrente voor zijn rekening te nemen. Indien de vrouw meer dan de helft van de hypotheekrente heeft voldaan, dan dient de man hetgeen hij te weinig heeft betaald aan de vrouw te vergoeden. Wat betreft de huurinkomsten geldt dat hetgeen de vrouw heeft ontvangen, na aftrek van de niet betwiste 10% aan kosten van de verhuur, voor de helft aan de man dient te worden betaald. Cursussen binnenkort: |