VAKnieuws 2016

Ingangsdatum wettelijke rente over gebruiksvergoeding voormalige echtelijke woning

Nr: 16025 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:374 Jurisprudentie Rechtseenheid Huwelijksvermogensrecht 1:165 BW, 6:119 lid 1 BW, 6:81-87 BW

Rechtsvraag

Kan aan de verplichting tot voldoening van een gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning met terugwerkende kracht wettelijke rente worden verbonden?

Overweging

Nee. De vordering van de vrouw op de man tot voldoening van een gebruiksvergoeding is eerst ontstaan en opeisbaar geworden als gevolg van de beschikking van het hof van 28 mei 2014 waarbij die gebruiksvergoeding aan de vrouw is toegekend. Derhalve kan de man vóór 28 mei 2014 niet met de voldoening van de gebruiksvergoeding in verzuim zijn geweest als bedoeld in art. 6:119 lid 1 BW in verbinding met de art. 6:81-87 BW.

Lees verder
 

81 RO: stelplicht en bewijslast bij afwikkeling huwelijkse voorwaarden

Nr: 16030 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2662 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht
Huwelijksvermogensrecht
Echtscheiding
81 RO, 149 Rv, 163 Rv

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht en bewijslast, en dat het aanbod van getuigenverhoor ten onrechte is gepasseerd?

Overweging

81 RO.

A-G over stelplicht en bewijslast: Welke onderbouwing van een procespartij mag worden verlangd is afhankelijk van het verloop van het debat. Een partij kan van meet af aan tekortschieten in haar stelplicht, maar ook door tijdens het debat niet in te gaan op voor toe- of afwijzing relevante feiten welke door de wederpartij naar voren zijn gebracht. Van een partij die bewijs door middel van getuigen aanbiedt mag echter niet worden gevergd dat zij, om tot levering van dat bewijs te worden toegelaten, op voorhand haar stellingen aannemelijk maakt.

A-G over bewijsaanbod vrouw: Het hof heeft, blijkens zijn oordeel dat een voldoende concreet bewijsaanbod ontbreekt, in de algemene bewijsaanbiedingen onvoldoende aanduiding gezien van die feiten en omstandigheden welke de vrouw zou willen bewijzen. Nu dit uit haar stellingname inderdaad niet duidelijk wordt voor de lezer, acht ik het oordeel van het hof niet in strijd met het recht noch onbegrijpelijk.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Behoedzaamheid bij wijziging alimentatie met terugwerkende kracht

Nr: 16028 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:365 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:157 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof heeft miskend dat het gehouden was te onderzoeken of een terugbetalingsverplichting inzake alimentatie ten laste van de vrouw in redelijkheid van haar kan worden gevergd?

Overweging

Ja. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad – zie onder meer HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001, NJ 2014/225 en HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232, NJ 2015/92 – gelden met betrekking tot de door de rechter te bepalen ingangsdatum van een (gewijzigde) onderhoudsverplichting een aantal regels. In de bestreden beschikking heeft het hof niet kenbaar deze regels toegepast. Evenmin heeft het hof kenbaar onderzocht of een terugbetalingsverplichting ten laste van de vrouw in redelijkheid kan worden aanvaard.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Pilotreglement hoven: afweging goede procesorde bij toepassing termijnen

Nr: 16027 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:359 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 79 RO, 133 Rv, 35 Rv, 1.6 pilotreglement hoven

Rechtsvraag

Heeft het hof het pilotreglement in strijd met de goede procesorde toegepast door na de termijn van zes weken voor het nemen van de memorie van grieven zonder vooraankondiging of verlening van een laatste termijn akte niet-dienen te verlenen?

Overweging

Ja, er wordt verwezen naar rov. 3.8 van HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064, NJ 2015/210. Een goede procesorde brengt mee dat het belang van het voorkomen van onredelijke vertraging van het geding moet worden afgewogen tegen de ernst van het verzuim en de gevolgen die strikte naleving van het reglement zou hebben voor de procesvoering van de partij die erdoor wordt getroffen. Art. 1.6 van het pilotreglement maakt deze afweging ook mogelijk. In een geval als het onderhavige dient die afweging zonder meer te leiden tot het verlenen van een korte termijn om het verzuim te herstellen. Een termijn van veertien dagen volstaat daartoe. Het hof heeft ten onrechte nagelaten een zodanige termijn te verlenen.

Zie ook ECLI:NL:HR:2016:376.

Lees verder
 

Stuiting verjaring pensioenrechten en aanvulling feitelijke grondslag door hof

Nr: 16026 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:375 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht
Huwelijksvermogensrecht
1:155 BW, 24 Rv

Rechtsvraag

Is de verjaring van pensioenrechten gestuit door de zitting beslagrekest?

Overweging

Nee. De vrouw heeft haar beroep op stuiting van de verjaring noch voor de rechtbank, noch voor het hof onderbouwd met een beroep op het indienen of behandelen van het door het hof bedoelde beslagrekest dan wel op het voeren van verweer daartegen door de man. Het hof heeft derhalve ten onrechte de feitelijke grondslag van het beroep van de vrouw op stuiting van de verjaring aangevuld en aldus art. 24 Rv geschonden.

Lees verder
 

Afgewezen beëindiging gezag alsnog toegewezen, waarde toezegging moeder

Nr: 16084 Gerechtshof Den Haag, 02-03-2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:1766 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:266 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht het verzoek tot beëindiging gezag afgewezen?

Overweging

Hoewel de moeder ter terechtzitting heeft verklaard, te berusten in de uithuisplaatsing van de minderjarigen, bestaat bij het hof gerede twijfel over de bereidheid van de moeder om de minderjarigen duurzaam in een pleeggezin te laten opgroeien, in die zin dat de moeder zich te zijner tijd zal verzetten tegen de jaarlijkse verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarigen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat recentelijk de moeder alvorens een eerste kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden met een mogelijk toekomstig pleeggezin voor minderjarige 2, zij al ernstige bezwaren heeft geuit over de buurt waarin dit pleeggezin woont, die zij mogelijk - net als andere bezwaren die zij in de toekomst mocht hebben - overbrengt op minderjarige 2. Daarnaast is de relatie tussen de moeder en de pleegmoeder (minderjarige 1) niet optimaal.

 

Duidelijkheid over hun toekomstperspectief is voor de minderjarigen belangrijk. Tussen partijen is niet in geschil dat in de onderhavige zaak niet wordt gewerkt aan een thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder. De beide minderjarigen zijn kwetsbare kinderen - die onder meer kampen met een reactieve hechtingsstoornis en diverse gedragsproblemen - en de moeder is vanwege haar verstandelijke beperking moeilijk leerbaar en niet in staat om de minderjarigen zelfstandig op te voeden. Het hof acht de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onvoldoende om de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen af te wenden.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Besloten plaatsing kan niet via een reguliere machtiging uithuisplaatsing

Nr: 16037 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:1855 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265a BW, 6.1.2 Jeugdwet

Rechtsvraag

Kunnen minderjarigen op basis van een reguliere machtiging uithuisplaatsing in een besloten groep geplaatst worden?

Overweging

Nee. Het is het hof uit de stukken gebleken dat jegens de minderjarige kennelijk vrijheidsbeperkingen maatregelen worden getroffen, onder meer in die zin dat er toezicht is op de minderjarige en waar hij zich begeeft, de deuren soms op slot gaan, hij zich onder begeleiding van begeleiders begeeft binnen de instelling en de bijbehorende terreinen alsmede post van offciële instanties alleen geopend worden in bijzijn van een begeleider. Het hof is van oordeel dat hier sprake is van een zodanige inperking van de vrijheden van de minderjarige dat die met de benodigde extra juridische waarborgen, in de vorm van een machtiging tot gesloten plaatsing dient te zijn omkleed. Het inperken van de vrijheden van de minderjarigen zoals dat kennelijk nu gebeurt op basis van een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing acht het hof onaanvaardbaar en in strijd met nationaal en internationaal recht. Dat de minderjarige die maatregelen zelf niet als vrijheidsbeperkend ervaart, maakt het oordeel van het hof niet anders.

Cursussen binnenkort:

Lees verder