VAKnieuws

Reikwijdte voorwaardelijkheid van toestemming tot erkenning kind door ander dan verwekker

Nr: 15017 Hoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3196 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:204 lid 3 BW

Rechtsvraag

Is een advocatenbrief van de verwekker aan de moeder voldoende om een toestemming erkenning door een ander dan de verwekker voorwaardelijk te laten zijn?

Overweging

Ja, een voorwaardelijke toestemming tot erkenning wordt ook aanvaard voor het geval de verwekker door middel van een brief van een advocaat aan de moeder (of aan haar advocaat) om toestemming tot erkenning heeft verzocht. Door die brief is voor de moeder immers kenbaar dat de verwekker juridische actie onderneemt om tot erkenning van het kind te komen. Het zou onaanvaardbaar zijn dat, voordat de verwekker bij uitblijven van een (positief) antwoord van de moeder zijn juridische weg kan vervolgen met het indienen van een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank, de moeder een voor de verwekker positieve uitkomst daarvan kan blokkeren door, nadat zij die brief heeft ontvangen, toestemming tot erkenning aan een andere man te geven. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Motiveringsgebrek aan aanwijzing van jeugdbescherming gepasseerd

Nr: 15013 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-10-2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:4202 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:264 lid 1 BW, 1:3 Awb, 3:46 Awb

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank het verzoek van moeder om vervallenverklaring van een onvoldoende gemotiveerde aanwijzing van jeugdbescherming terecht afgewezen?

Overweging

Ja. Een aanwijzing van jeugdbescherming moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat algemene bepalingen over besluiten en de bijzondere bepalingen over beschikkingen van die wet van toepassing zijn, zoals algemene voorschriften over zorgvuldigheid en belangenafweging, over de bekendmaking van besluiten en over het vooraf horen van de belanghebbenden. Weliswaar berust de aanwijzing niet op een deugdelijke motivering, maar moeders zienswijze is opgenomen in de aanwijzing. Tevens is uit de door de jeugdbescherming ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep gegeven toelichting genoegzaam is gebleken dat de jeugdbescherming zich rekenschap heeft gegeven van de belangen van de moeder, maar de zwaarwegende belangen van de kinderen heeft laten prevaleren. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank.

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Andere curator benoemd dan de voorkeur van de 18-jarige curandus

Nr: 15012 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7964 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:383 lid 2 BW, 1:378 BW

Rechtsvraag

Onder welke omstandigheden kan worden afgeweken van de voorkeurscurator van betrokkene?

Overweging

De vader kan de intensieve zorg en de veilige omgeving niet waarborgen die de 18-jarige nodig heeft omdat hij onvoldoende inziet dat de 18-jarige vanwege zijn geestelijke beperkingen een goed gestructureerde omgeving nodig heeft met intensieve beleiding en hulpverlening. Contact met zijn moeder, een constante factor, wordt mogelijk verstoord door een voorgenomen verhuizing naar België. Tevens is er kans op conflicten tussen de ouders, te meer nu de ouders van mening verschillen over wat de 18-jarige nodig heeft. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank waarin een BV als onpartijdige derde tot curator is benoemd.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Kopschopperzaak Eindhoven, criteria voor privacyschending

Nr: 15015 Hoge Raad der Nederlanden, 13-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3024 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdstrafrecht adolescenten (16-23 jarigen) 8 EVRM, 359a Sv

Rechtsvraag

Wat zijn de criteria voor privacyschending bij media-aandacht voor strafzaak?

Overweging

Voor de beantwoording van de vraag of in gevallen als de onderhavige sprake is van inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en of deze inbreuk gerechtvaardigd is, kunnen onder meer - zoals ook blijkt uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal aangehaalde jurisprudentie van het EHRM - de volgende factoren van belang zijn:

- het publieke dan wel private karakter van de plaats welke op het beeldmateriaal waarneembaar is waar of van de situatie waarin de betrokkene zich bevindt;

- de persoon van de betrokkene, waaronder diens leeftijd of bijzondere kwetsbaarheid;

- de hoedanigheid van de betrokkene, zoals de publieke bekendheid van de betrokkene, dan wel of hij verdachte is van een (ernstig) strafbaar feit;

- de mate van herkenbaarheid van de betrokkene op het beeldmateriaal en de aard en indringendheid van de informatie die door of in samenhang met het beeldmateriaal wordt verstrekt omtrent de identiteit, uiterlijke kenmerken of gedragingen van de betrokkene;

- het doel waarmee het beeldmateriaal is vergaard en geopenbaard, waarbij aan de orde kan komen of het gaat om opsporing of identificatie van verdachten van (ernstige) strafbare feiten en of voorzienbaar is dat het beeldmateriaal wordt gebruikt op een wijze die verder gaat dan hetgeen redelijkerwijze nodig is voor het te bereiken doel;

- de wijze van vergaring en openbaarmaking van het beeldmateriaal, waarbij aan de orde kan komen of het beeldmateriaal is gemaakt en gepubliceerd met toestemming van de betrokkene, of de beeldopnamen zijn gemaakt op publieke plaatsen waar opnameapparatuur normaliter wordt gebruikt met een gelegitimeerd en voorzienbaar doel, en of er sprake is van een naar tijd en reikwijdte beperkt gebruik dan wel dat de beelden integraal zijn vrijgegeven aan het algemene publiek;

- de mate waarin het beeldmateriaal in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving is verkregen en verspreid.

Lees verder
 

Terugkomen op instemming met verzoek onderbewindstelling

Nr: 16001 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7853 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:435 lid 3 BW

Rechtsvraag

Kan een onderbewindgestelde die heeft ingestemd met het verzoek om bewind in hoger beroep terugkomen op dit verzoek?

Overweging

Nee. De rechthebbende is in hoger beroep gekomen van een beslissing van de kantonrechter waarmee hij heeft gekregen waarom hij heeft verzocht, namelijk onderbewindstelling. Uit het geheel aan feiten volgt dat de rechthebbende deze beslissing destijds, bij het indienen van het verzoek, ook heeft gewild. Het rechtsmiddel van hoger beroep is niet gegeven om aan een partij wier verzoek door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven de beschikking waarin dit verzoek is toegewezen ongedaan te maken omdat die partij bij nader inzien de voorkeur eraan geeft van het verzoek af te zien wegens de aan de inwilliging van het verzoek verbonden consequenties. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de rechthebbende de toewijzing van zijn verzoek tot onderbewindstelling met benoeming van een bewindvoerder niet ongedaan kan maken door in hoger beroep alsnog van dit verzoek af te zien.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Eisen aan de ondertekening van een verzoekschrift bij de Hoge Raad

Nr: 15007 Hoge Raad der Nederlanden, 09-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:940 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 81 RO, 426a lid 1 Rv

Rechtsvraag

Is het verzuim in cassatie ten aanzien van de ondertekening van het verzoekschrift tijdig hersteld?

Overweging

81 RO. Nee, het verzuim dat het verzoekschrift niet voldoet aan het vereiste van art. 426a lid 1 Rv dat het is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, is niet op tijd hersteld. Dit verzuim kan in cassatie worden hersteld doordat binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad van het oorspronkelijke verzoekschrift, een advocaat bij de Hoge Raad een door hem getekend exemplaar van datzelfde verzoekschrift ter griffie indient. Deze termijn is een uiterste termijn en als advocaten zijn afgegaan op een mededeling van de griffie is dat niet verschoonbaar.

Lees verder
 

Kinderalimentatie: antwoord prejudiciële vragen kindgebonden budget

Nr: 15008 Hoge Raad der Nederlanden, 09-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3011 Jurisprudentie Rechtseenheid Alimentatie
Fiscale aspecten
392 Rv, 1:397 BW, 1:404 BW

Rechtsvraag

Vraag 1. Moet bij de bepaling van de kinderalimentatie rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit: in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen dan wel in aanmerking te nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt?

Vraag 2. Dient er onderscheid gemaakt te worden tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget? Zo ja, op welke wijze?

Overweging

Antwoord 1. Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen dienen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.

Antwoord 2. Er dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget.

Lees verder
 

Belangenafweging bij ontzegging contact tussen vader en kind

Nr: 15003 Hoge Raad der Nederlanden, 02-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2004 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 81 RO, 1:253a BW

Rechtsvraag

Heeft het hof alle gepaste maatregelen genomen om de belemmering voor contact tussen vader en zoon bij gezamenlijk gezag weg te nemen, zijnde gebrek aan medewerking van moeder?

Overweging

81 RO. A-G: de motivering van het hof dat het belang van het kind kan meebrengen dat het belang van contact moet wijken voor een zwaarder wegend belang, te weten dat de zoon gespaard blijft van een geestelijke instorting van de moeder als meest verzorgende ouder, is niet onbegrijpelijk. Een ondertoezichtstelling wordt niet als geschikte oplossing gezien door de Raad voor de Kinderbescherming.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Bopz: vermenging rechtsfiguren voorlopige en voorwaardelijke machtiging

Nr: 15004 Hoge Raad der Nederlanden, 02-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:2915 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Bopz 14a, 14b Wet Bopz, 5 EVRM

Rechtsvraag

Is een voorlopige machting ter opname in een zwakzinnigeninrichting onder voorwaarden, waarbij betrokkene in beginsel thuis verblijft, mogelijk?

Overweging

Nee, een dergelijke machtiging is strijdig met de wet. Nu de rechtbank de voorlopige machtiging heeft verleend, ervan uitgaande dat betrokkene onder voorwaarden thuis kan verblijven, heeft zij in wezen een voorlopige machtiging verleend met elementen van een voorwaardelijke machtiging. Deze vermenging van twee te onderscheiden rechtsfiguren is in strijd met art. 14a lid 2, aanhef en onder b, in verbinding met art. 14d lid 1 Wet Bopz. Tevens voorziet wetsvoorstel 31996 (reeds aangenomen door de Tweede Kamer) niet in een voorwaardelijke machtiging voor verstandelijk gehandicapten.
Lees verder
 

Beroepstermijn bij appel tegen tussenvonnis

Nr: 15014 Hoge Raad der Nederlanden, 02-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:2905 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht 339 Rv

Rechtsvraag

Is appel na eindvonnis mogelijk tegen eindbeslissingen in tussenvonnis?

Overweging

Indien in een uitspraak door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan de instantie, is in zoverre sprake van een einduitspraak. De appel- of cassatietermijn tegen dat gedeelte van de uitspraak begint te lopen op de dag na die uitspraak. Indien een partij tegen dat deel van de uitspraak wil opkomen, mag hij daarom niet wachten tot de einduitspraak, maar moet hij meteen beroep instellen. Dit geldt echter alleen voor het onderdeel van het gevorderde waaraan in het dictum van de deeluitspraak een einde is gemaakt. Wat betreft het deel van de uitspraak dat als een tussenuitspraak is aan te merken, mag met het instellen van beroep worden gewacht tot op het desbetreffende gedeelte van het gevorderde einduitspraak is gedaan (HR 7 december 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC0076, NJ 1992/85).

Lees verder
 

Lotsverbondenheid: na 10 jaar financiële onafhankelijkheid geen partneralimentatie meer

Nr: 16005 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7377 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:157 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank de vrouw terecht partneralimentatie toegekend tien jaar na de echtscheiding?

Overweging

Nee. Het hof is van oordeel dat ruim tien jaar na de echtscheiding, in redelijkheid niet meer kan worden gesproken van een uit het huwelijk voortvloeiende lotsverbondenheid tussen partijen waarop een onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw kan worden gebaseerd.

De door een huwelijk ontstane lotsverbondenheid vormt de basis waarop partneralimentatie is gegrond. Vast staat dat de vrouw, nu zij gedurende tien jaren na de echtscheiding geen aanspraak heeft gemaakt op een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud, steeds in staat is geweest om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Dat de vrouw, zoals zij heeft gesteld, ervoor heeft gekozen om het door haar na de echtscheiding in het kader van de overbedeling ontvangen bedrag van € 45.000,- te gebruiken om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien, doet daaraan niet af. De vrouw is tot in 2014, te weten ruim tien jaar na de echtscheiding, geheel financieel onafhankelijk van de man geweest.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Overleggen nieuwe processtukken nadat advocaat zich heeft onttrokken

Nr: 15001 Hoge Raad der Nederlanden, 25-09-2015 ECLI:NL:PHR:2015:845 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 81 RO, 282 lid 1 Rv, 278 lid 3 Rv, 279 Rv.

Rechtsvraag

Kan iemand zelf aanvullende stukken overleggen aan de rechter als zijn advocaat zich inmiddels heeft onttrokken?

Overweging

81 RO. Ja, vindt de A-G. Onttrekking door een advocaat ná het moment van indiening van het (appel)verzoekschrift/verweerschrift staat er niet aan in de weg staat dat die partij nadere stukken in het geding brengt. Dit strookt met 279 lid 1 Rv.

Cursussen binnenkort:

Lees verder