VAKnieuws

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
24060

Geen wijziging van het dictum beoogd

Gerechtshof Den Haag, 24-07-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1311
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Alimentatie
Procesrecht
3:303 BW; 3:326 BW
Rechtsvraag

Belang bij hoger beroep?

Overweging

Het gaat in deze zaak om de vaststelling van kinderalimentatie. De man heeft principaal hoger beroep ingesteld tegen de wijze waarop de rechtbank de behoefte van de kinderen heeft berekend. De man verzoekt de bestreden beschikking voor zover die ziet op het NBI van de man en het jaar van uiteengaan van partijen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat bij de berekening van de kinderen voor het vaststellen van een onderhoudsbijdrage moet worden uitgegaan van het jaar 2020 in plaats van het jaar 2019. Het hof oordeelt dat de man met zijn hoger beroep niet beoogt een ander dictum te krijgen. Anders dan de man stelt, heeft de overweging van de rechtbank waarin de behoefte van de kinderen wordt berekend, geen kracht van gewijsde. De man heeft daarom geen rechtens relevant belang bij het hoger beroep. De man wordt niet-ontvankelijk verklaard. 

De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, ook tegen de overweging van de rechtbank over de behoefte van de kinderen. Ook de vrouw wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen wijziging van het dictum beoogd en aldus geen rechtens relevant belang heeft bij het hoger beroep.


 
24063

Uitzonderingsgronden erkenning buitenlands vonnis

Gerechtshof Den Haag, 10-07-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1364
Jurisprudentie - Rechtseenheid
IPR
Procesrecht
Gezag en omgang
23 Brussel II bis Verordening
Rechtsvraag

Moet de beslissing van de Spaanse rechter over het ouderlijk gezag zonder meer erkend worden?

Overweging

Op deze procedure is de Brussel II bis Verordening van toepassing. Op basis van de Brussel II bis Verordening dient de Nederlandse rechter de vonnissen van andere lidstaten te erkennen zonder dat daar een procedure met een inhoudelijke toets voor vereist is. Ingevolge artikel 23 van de Brussel II bis Verordening, aanhef en onderdeel c en d, wordt een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid (onder meer) niet erkend:

c) indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is medegedeeld of betekend, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing instemt;

d) ten verzoeke van een ieder die beweert dat de beslissing in de weg staat aan de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.

Deze gronden tot weigering van erkenning moeten strikt worden uitgelegd, omdat het de verwezenlijking van een van de fundamentele doelstellingen van Brussel II bis belemmert.

De moeder heeft haar stelling dat de vader in de procedure over het ouderlijk gezag in Spanje behoorlijk is opgeroepen niet met stukken onderbouwd. Het hof ziet in het vonnis van de Spaanse rechter ook niet terugkomen dat de Spaanse rechter heeft getoetst of de man voldoende is opgeroepen.


 
24054

Omgangsregeling uitvoerbaar bij lijfsdwang

Gerechtshof Den Haag, 01-05-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1139
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
585 Rv
Rechtsvraag

Is lijfsdwang in casu een passend dwangmiddel?

Overweging

Het hof oordeelt dat er geen grond is om de omgang tussen de vader en het kind te ontzeggen. Er zijn geen contra-indicaties. De moeder werkt niet mee aan het opbouwen van de omgang tussen de vader en het kind. Er is sprake van een jarenlang patroon waarbij de moeder bwust geen medewerking verleent. Uit de medische stukken van de moeder is niet gebleken dat de moeder het psychisch niet aan zou kunnen. Het hof verwacht niet dat de moeder de omgangsregeling zal nakomen zonder dwangmiddel. Eerdere dwangsommen hebben niet geholpen. De moeder is een keer de omgangsregeling nagekomen, en dat was toen er een lijfsdwang aan verbonden was. Het hof oordeelt dat in dit geval lijfsdwang een passende dwangmaatregel is, die voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het hof gaat daarbij uit van een rol van de gecertificeerde instelling, die volgens het hof er voor kan zorgen dat een eventuele lijfsdwang op zodanige wijze kan worden georganiseerd dat de minderjarige er zo min mogelijk negatieve gevolgen van ondervindt.


 
24022

Het doel van het hoger beroep moet duidelijk zijn

Gerechtshof Den Haag, 17-04-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:688
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Huwelijksvermogensrecht
Procesrecht
359 Rv; 278 Rv.
Rechtsvraag

Moet een onduidelijk petitum in het hoger beroep leiden tot niet-ontvankelijkheid?

Overweging

De man is in hoger beroep gekomen tegen de echtscheidingsbeschikking. Hij richt zijn grieven tegen de beslissingen over de partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. In zijn petitum verzoekt hij de beschikking van de rechtbank op deze punten te vernietigen en opnieuw te beslissen over deze onderwerpen. De vrouw vindt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat de man geen duidelijk verzoek heeft gedaan. 

Het hof overweegt dat het beroepschrift op grond van de artikelen 359 juncto 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan bepaalde eisen moet voldoen. Het beroepschrift moet een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust omvatten. Het hof is van oordeel dat ondanks het onduidelijke petitum van de man, uit de grieven en de onderbouwing daarvan voldoende duidelijk blijkt wat de man met het hoger beroep wil bereiken. Het hof oordeelt dat de man wel ontvankelijk is in zijn hoger beroep. 

Zowel de verzoeken in het prinicipaal hoger beroep als de verzoeken in het incidenteel hoger beroep worden vervolgens afgewezen, voornamelijk omdat er onvoldoende is gesteld en onderbouwd.


 
24023

Hoger beroep tegen afwijzing verlenging ondertoezichtstelling niet mogelijk nadat de ondertoezichtstelling van rechtswege is geƫindigd.

Gerechtshof Den Haag, 17-04-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:692
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Jeugdrecht
Procesrecht
1:260 BW; 1:255 BW
Rechtsvraag

Tot wanneer kan in hoger beroep worden opgekomen tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling?

Overweging

In eerste aanleg heeft de rechtbank bij beschikking van 11 oktober 2023 het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ondertoezichtstelling liep daardoor van rechtswege af op 14 oktober 2023, het einde van de eerder verleende ondertoezichtstelling. De vader is in hoger beroep gekomen tegen deze afwijzing, maar hij heeft zijn hoger beroep ingesteld na 14 oktober 2023, dus na het van rechtswege eindigen van de ondertoezichtstelling. Volgens vaste jurisprudentie kan een ondertoezichtstelling niet meer verlengd worden als de ondertoezichtstelling op dat moment al van rechtswege is geëindigd. De vader is daarom niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.


 
24021

Inkorting giften wegens tekort in nalatenschap voor de legitieme porties

Gerechtshof Den Haag, 16-04-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:685
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Erfrecht
4:7 BW; 4:67 BW; 4:89 BW; 4:90 BW.
Rechtsvraag

Moeten de door erflaatster gedane giften worden ingekort zodat de legitieme vorderingen kunnen worden voldaan?

Overweging

In deze casus heeft de erflaatster haar woning verkocht aan een van haar erfgenamen (hierna: appellant 1). Appellant 1 heeft de koopprijs voldaan als volgt: een deel van de koopprijs is weggestreept tegen het gebruiksrecht van de erflaatster zolang zij nog zou leven, een deel van de koopprijs is weggestreept tegen de vordering van appellant 1 op erflaatster met betrekking tot de nalatenschap van de al eerder overleden echtgenoot van erflaatster, een deel van de koopprijs heeft erflaatster aan appellant 1 geschonken en een deel van de koopprijs heeft appellant 1 van erflaatster geleend, en erflaatster heeft dit bedrag later kwijtgescholden. Erflaatster heeft ook een schenking gedaan aan appellant 2. Uit de nalatenschap moeten meerdere schulden worden voldaan, en na voldoening daarvan blijft er onvoldoende over om de legitime porties van geïntimeerde 1 en geïntimeerde 2 in de nalatenschap van erflaatster te voldoen. 

Het hof overweegt dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot legtieme vormen een feitelijke beperking van de testeervrijheid van erflaatster inhouden. De legitieme portie is een wettelijk vastgesteld recht van geïntimeerden. Nu vaststaat dat de nalatenschap van erflaatster (zonder giften) negatief is, verklaart het hof voor recht dat de genoemde giften moeten worden betrokken bij de berekening van de legitieme rechten van geïntimeerden en dat deze giften in aanmerking komen voor inkorting door geïntimeerden op de voet van de artikel 4:89 en 4:90 BW ter voldoening van hun legitieme porties.


 
24025

Erkenning van Algerijnse echtscheiding

Gerechtshof Den Haag, 20-03-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:694
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Echtscheiding
IPR
Procesrecht
10:56 BW; 10:57 BW;; 10:59 BW
Rechtsvraag

Kan de in Algerije uitsproken echtscheiding erkend worden?

Overweging

De vrouw heeft in Nederland de echtscheiding verzocht op een moment waarop de man in Algerije al de echtscheiding had verzocht. In eerste aanleg was de procedure in Algerije niet bekend bij de rechtbank. De man is niet verschenen in de procedure in Nederland en de rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken. In hoger beroep verzoekt de man om de in Algerije uitgesproken echtscheiding te erkennen en de beschikking van de rechtbank in Nederland aangaande de echtscheiding te vernietigen. 

Het hof overweegt dat erkenning van een beslissing van een Algerijnse rechter niet valt binnen het formele toepassingsgebied van de erkenningsregelingen in de Verordening Brussel II-bis. Ook bestaat er geen verdrag of andere regeling betreffende de erkenning tussen Nederland en Algerije. Het hof toetst de erkenning op grond van het Nederlandse commune internationale privaatrecht zoals in de wet opgenomen in de artikelen 10:56 BW tot en met 10:59 BW. Het hof toetst de rechtsmacht van de Algerijnse rechter, de behoorlijke rechtspleging in de Algerijnse echtscheidingsprocedure en de verenigbaarheid van de erkenning met de Nederlandse openbare orde. 

Het hof overweegt dat volgens de wetsgeschiedenis met ‘kennelijk onverenigbaar met de openbare orde’ tot uitdrukking is gebracht dat sprake zal moeten zijn van een manifeste strijd met de waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden beschouwd. Dit betekent dat de openbare orde slechts in uitzonderlijke gevallen tegen de erkenning van een buitenlandse beslissing kan worden ingezet. Het hof oordeelt dat het feit dat de vrouw in Algerije zelf de echtscheiding niet kon verzoeken, geen strijd oplevert met de Nederlandse openbare orde. De vrouw heeft immers in dezelfde periode in Nederland de echtscheiding verzocht, en is in de procedure in Algerije verschenen en vertegenwoordigd door een advocaat. Daarbij laat het hof ook meewegen dat de Nederlandse rechter wel naar Nederlands recht kan beoordelen of de vrouw recht heeft op partneralimentatie.


 
24024

Vervangende toestemming Islamitische / openbare basisschool en buitenschoolse opvang

Gerechtshof Den Haag, 13-03-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:693
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
Algemeen
Gezag en omgang
1:253a BW
Rechtsvraag

Is openbaar onderwijs het uitgangspunt wanneer ouders het niet eens zijn over religieus onderwijs?

Overweging

De ouders van de minderjarige zijn gescheiden. Beide ouders zijn praktiserend moslim, en hebben de wens om de minderjarige een opvoeding te geven waarin de islam in meerdere of mindere mate een belangrijke rol speelt. Zij geven daar wel ieder een andere invulling aan. De moeder wil dat de minderjarige naar een openbare basisschool gaat en de vader wil dat de minderjarige naar een islamitische basisschool gaat. Beide ouders hebben vervangende toestemming voor inschrijving op de door hen gewenste scho(o)l(en) verzocht. 

Het hof overweegt dat, nu de ouders het niet eens zijn, gekeken moet worden welke vorm van onderwijs het meest in het belang van de minderjarige is. Het hof oordeelt dat de minderjarige recht heeft op, en belang heeft bij het volgen van neutraal onderwijs op een openbare basisschool, zonder religieuze inslag, en dat zij niet dient te worden ingeschreven op een islamitische buitenschoolse opvang. Bij openbaar onderwijs krijgt de minderjarige ruimte voor het vormen van haar eigen geloofsbelijdenis en worden beide ouders in staat gesteld om hun geloofsbelijdenis ieder op hun eigen wijze met de minderjarige te delen, zonder dat de minderjarige op school te veel wordt gestuurd in een richting van één bepaalde uiting van die geloofsbelijdenis.


 
24016

Gezag van gewijsde van een oordeel over het toepasselijke recht

Gerechtshof Den Haag, 20-02-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:262
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
IPR
Huwelijksvermogensrecht
Procesrecht
artikel 236 lid 1 Rv
Rechtsvraag

Strekt het gezag van gewijsde van een in kracht van gewijsde gegane beschikking over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, zich ook uit tot het aan die verdelingsbeslissing ten grondslag gelegde oordeel over het toepasselijke recht?

Overweging

Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. In de echtscheidingsprocedure tussen partijen heeft de rechtbank beslist dat het Nederlands recht van toepassing is op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime, en dat naar Nederlands recht tussen partijen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen geldt. Tevens heeft de rechtbank partijen bevolen over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen. De man is niet tegen die beschikking in hoger beroep gegaan. Die beschikking is daarom in kracht van gewijsde gegaan. In deze procedure heeft de vrouw de verdeling van de voormalige echtelijke woning gevorderd. De man stelt het toepasselijk recht op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime aan de orde omdat hij vindt dat de rechtbank in de echtscheidingsprocedure onterecht heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is. Het hof oordeelt dat nu het oordeel over het toepasselijke recht dragend is geweest voor de beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, het gezag van gewijsde zich ook uitstrekt tot het oordeel over het toepasselijke recht.


 
24017

Rechtmatigheidstoets voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing

Gerechtshof Den Haag, 20-12-2023 ECLI:NL:GHDHA:2023:2743
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Jeugdrecht
artikel 1:255 BW; artikel 1:257 BW, artikel 1:265b BW.
Rechtsvraag

Is het feit dat de moeder met het destijds onder toezicht gestelde kind naar het buitenland is vertrokken, bij terugkeer grond voor een voorlopige ondertoezichtstelling?

Overweging

In 2020 stond de minderjarige onder toezicht gesteld, en verzocht de gecertificeerde instelling de kinderrechter een machtiging om de minderjarige uit huis te plaatsen bij de vader (destijds zonder gezag). De moeder is toen met de minderjarige naar het buitenland vertrokken, zonder te laten weten waar zij naartoe gingen. Daardoor hebben vader en de minderjarige drie jaar geen contact met elkaar gehad. De moeder en de minderjarige zijn in 2023 teruggekeerd, en bij terugkeer is de minderjarige direct voorlopig onder toezicht gesteld en met spoed uit huis geplaatst bij de (inmiddels met het gezag belaste) vader. Het hof toetst de rechtmatigheid van deze beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging uithuisplaatsing. Het hof oordeelt dat de kinderrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat er sprake was van een ernstig vermoeden dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd, omdat de moeder door het kind mee te nemen naar het buitenland, de minderjarige uit haar vertrouwde omgeving heeft weggehaald en heeft onttrokken aan het toezicht van de gecertificeerde instelling. Ook heeft de kinderrechter gezien de omstandigheden op goede gronden een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend.

Het hof wijst de verzoeken om een contra-expertise, benoeming bijzondere curator en benoeming deskundige af.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.