VAKnieuws 2018

Disfunctioneren werkneemster en verhouding tot ziekte

Nr: 18272 Rechtbank Midden-Nederland, 24-10-2018 ECLI:NL:RBMNE:2018:5210 Jurisprudentie Geschilbeslechting Ziekte 7:671b lid 2 BW, 7:670 BW

Rechtsvraag

Is er sprake van een ziekte of gebrek waardoor de arbeidsovereenkomst niet kan worden beëindigd?

Overweging

Door werkgeefster is voldoende onderbouwd en door werkneemster is niet, althans onvoldoende, weersproken dat het disfunctioneren er in is gelegen dat werkneemster de nieuwe techniek van het maken van opnamen technisch gezien niet goed onder de knie kreeg. Er was sprake van een gebrek aan inzicht en zij had onvoldoende vermogen om de theorie in de praktijk toe te passen. Dit disfunctioneren openbaarde zich vanaf april 2016. 

Dat werkneemster kampt met een ziekte of gebrek die haar beperkt in haar persoonlijk en sociaal functioneren blijkt genoegzaam uit de door haar overgelegde rapporten. Dat dit haar belemmert in haar werk als diagnostisch laborante is eveneens gebleken. Werkneemster heeft echter onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een oorzakelijk verband tussen haar ziekte of gebrek en het onder 4.5-4.9 omschreven disfunctioneren. Niet gebleken is dat de door werkneemster gestelde ziekte of het gebrek de oorzaak is van de aard van het disfunctioneren. Uit het door werkneemster gestelde en de overgelegde stukken is immers van deze mentale beperking pas gebleken vanaf april 2017. Het verbetertraject liep in die periode reeds 11 maanden. De ziekte of het gebrek werd bovendien vastgesteld op een moment dat - na al 11 maanden onder streng toezicht te hebben gestaan teneinde haar functioneren te verbeteren - de druk door werkgeefster werd opgevoerd. In het gesprek van 15 maart 2017 werd immers door werkgeefster aan werkneemster meegedeeld dat besloten was haar als noodgreep dichter bij de opleiders te plaatsen en werd haar meegedeeld dat als geen verbetering zou plaatsvinden werkgeefster zou toewerken naar haar ontslag. Het is voorstelbaar dat het werkneemster in zo een situatie mentaal te veel wordt en zij zich niet in staat acht het verbetertraject voort te zetten. 

Tot slot heeft werkneemster nog gesteld dat ook haar fysieke gesteldheid de oorzaak is van haar disfunctioneren. Bij werkneemster is (in december 2017) artrose vastgesteld. Aangezien de functie van diagnostisch laborante fysiek als zwaar wordt beoordeeld, heeft dit haar belemmerd in de goede uitvoering van haar werkzaamheden. Ook met betrekking tot dit standpunt heeft werkneemster onvoldoende het oorzakelijk verband tussen de artrose en de aard van het disfunctioneren onderbouwd; daarvan is ook niet gebleken. Ten eerste omdat uit niets is gebleken dat werkneemster deze klachten ter sprake heeft gebracht in het kader van haar verbetertraject. Het ligt voor de hand dat als zij dagelijks pijnklachten ondervindt dat zij dit in een eerder stadium aankaart en niet pas in de onderhavige procedure. Bovendien is uit de door werkneemster overgelegde rapporten in het geheel niet gebleken dat de artrose de oorzaak is van haar disfunctioneren. De kantonrechter ziet gelet op de overgelegde informatie en de stellingen van partijen in dit verband ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen die zich hierover uitlaat.

Cursussen binnenkort:

5

De zieke werknemer

11-11-2025
Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Weigering aanpassing LinkedInprofiel leidt tot ontslag op staande voet met transitievergoeding

Nr: 18124 Rechtbank Midden-Nederland, 06-03-2018 ECLI:NL:RBMNE:2018:2076 Jurisprudentie Geschilbeslechting Ontslag en ontbinding
WWZ
7:673 BW, 7:677 BW, 7:678 BW

Rechtsvraag

Kan werknemer die is teruggezet in functie, maar oude functie – ondanks aanpassingsverzoek van werkgever - blijft voeren op LinkedIn, worden ontslagen? Zo ja, heeft hij recht op transitievergoeding?

Overweging

Uit de ontslagbrief van 17 oktober 2017 blijkt dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet de aanhoudende weigering van verzoeker is geweest om een redelijke instructie van verweerder op te volgen, namelijk om zijn LinkedInprofiel in overeenstemming te brengen met zijn functie van accountmanager New Business. (...)

Uit de inhoud en de strekking van de door en namens verweerder aan verzoeker gezonden verzoeken en sommaties is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk dat het de bedoeling was dat verzoeker zijn gehele LinkedInprofiel, waaronder de kopregel, zou aanpassen aan zijn gewijzigde functie. Het staat vast dat verzoeker niet aan deze verzoeken en sommaties heeft voldaan. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat de kopregel van zijn LinkedInprofiel ook thans nog “Marketing & -PR” vermeldt.

De feiten zoals hiervoor beschreven, leveren een dringende reden op voor het aan verzoeker gegeven ontslag op staande voet. Verweerder hoefde niet te blijven accepteren dat verzoeker zich naar buiten toe bleef presenteren als verantwoordelijk voor de marketing en PR van haar bedrijf. Verzoeker heeft erop gewezen dat hij (in elk geval tot de zomer van 2017) altijd naar tevredenheid heeft gefunctioneerd, dat zijn inkomensterugval aanzienlijk zal zijn, dat zijn kansen op de arbeidsmarkt niet optimaal zijn en dat verweerder hem het werk lastig heeft gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt een afweging van deze omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden niet tot de conclusie dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd zou zijn. Van een buitenproportionele ernstige sanctie is evenmin sprake. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 onder j BW.

 (...)

De kantonrechter heeft hiervóór geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt evenwel niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal of verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer in strijd met eigen in de praktijk toegepaste en voor de werknemer kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, geld leent uit de bedrijfskas en zulks leidt tot een vertrouwensbreuk (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 40). Het hiervoor genoemde handelen van verzoeker ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet in de lijn van de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis. Het is opzettelijk geweest en kinderachtig, maar vond plaats tegen de achtergrond van onderhandelingen over het einde van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever. Dat betekent dat de transitievergoeding wel verschuldigd is. Nu verweerder geen specifiek verweer heeft gevoerd tegen het door verzoeker gevorderde bedrag van € 2.287,-- aan transitievergoeding, zal dit bedrag worden toegewezen.

Cursussen binnenkort:

5

De zieke werknemer

11-11-2025
Lees verder
 

Hoge billijke schadevergoeding voor journalist Heijdendael in conflict met VPRO

Nr: 18025 Rechtbank Midden-Nederland, 12-01-2018 ECLI:NL:RBMNE:2018:100 Jurisprudentie Geschilbeslechting Arbeidsovereenkomstenrecht
Algemeen
7:669 lid 3 sub g BW

Rechtsvraag

Heeft werkgever VPRO in het kader van ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de VPRO en journalist Heijdendael ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten?

Overweging

Partijen vinden allebei dat de tussen hen ontstane onherstelbare vertrouwensbreuk terug te voeren is tot de uitzending van Argos van 13 juni 2015, en meer in het bijzonder tot de discussie over het fotorolletje (met foto’s van het afvoeren van mannen in moslimenclave Srebrenica, red.). Voorafgaand aan de uitzending heeft tussen partijen een stevige inhoudelijke discussie plaatsgevonden over het wel of niet uitzenden van de tweede reconstructie die Heijdendael en B hadden uitgevoerd. Niet in geschil is dat de eindredacteur de uiteindelijke beslissing neemt over wat wel en niet in een uitzending wordt opgenomen. C heeft, als eindredacteur van het programma Argos, besloten om de reconstructie niet op te nemen in de uitzending. Als belangrijkste argument heeft hij hiervoor destijds gegeven – en ook bij de mondelinge behandeling herhaald – dat hij de kwestie ‘journalistiek niet zo belangrijk’ vond. Met name, zo begrijpt de kantonrechter, omdat ook van de tweede reconstructie niet met zekerheid te zeggen valt dat het op die manier gegaan is. Het is niet de bedoeling om op de stoel van de eindredacteur te gaan zitten. De afwegingen die de eindredacteur gemaakt heeft worden door de kantonrechter als een gegeven beschouwd, maar deze worden wel op hun waarde geschat en worden meegewogen bij de beoordeling van het ontstane arbeidsconflict. (...)

Gelet op het grote belang dat Heijdendael – met een beroep op deze beginselen – hechtte aan het uitzenden van het voor het Ministerie van Defensie ontlastende materiaal, was naar het oordeel van de kantonrechter een zeer zorgvuldige wijze van omgaan met de kwestie geboden. VPRO heeft die zorgvuldigheid niet betracht. Zij had kunnen begrijpen dat het afdoen van de kwestie als journalistiek niet belangrijk genoeg, niet alleen inhoudelijk te weinig gemotiveerd is, maar ook kwetsend ten opzichte van Heijdendael als gewaardeerd en gerespecteerd onderzoeksjournalist. Dat de kwestie onzorgvuldig is behandeld, wordt (achteraf) overigens ook erkend door VPRO-directeur M, zo valt te lezen in zijn e-mail van 13 januari 2017 aan Heijdendael. Ook C zegt achteraf dat hij beter had kunnen communiceren en dat hij wel een paar zinnen aan de reconstructie had kunnen wijden. 

En daar zit naar het oordeel van de kantonrechter het grootste probleem. VPRO zegt steeds achteraf dat er onzorgvuldig en/of onjuist is gehandeld, maar daarmee heeft ze onvoldoende de bij Heijdendael ontstane schade kunnen wegnemen. Als goed werkgever heeft zij de verantwoordelijkheid om vooraf na te denken over hoe zij met haar werknemers omgaat. Natuurlijk kan er wel eens een fout gemaakt worden en kunnen excuses soms voldoende zijn. In dit geval is er echter sprake van een opeenstapeling van fouten en toezeggingen die niet nagekomen worden die ervoor gezorgd hebben dat Heijdendael ziek werd en ziek bleef.

Lees verder