VAKnieuws 2016

Gescande handtekening onder verzoek van instelling is voldoende betrouwbaar

Nr: 16146 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-12-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:9529 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht
Jeugdrecht
1:265c lid 2 BW, 33 Rv, 278 Rv, 3:15c BW

Rechtsvraag

Is een gescande handtekening onder het verzoekschrift tot verlenging machtiging uithuisplaatsing rechtsgeldig?

Overweging

Ja, de Hoge Raad heeft in 1992 reeds geoordeeld (ECLI:NL:HR:1992:ZC0778) dat een redelijke, met de voortgang van de communicatietechniek rekening houdende en met de eisen van een goede procesorde verenigbare wetstoepassing met zich brengt dat, ingeval een naar behoren ondertekend verzoekschrift volledig, met de daarop zichtbare ondertekening, per fax wordt verzonden naar en ontvangen door de griffie van het gerecht waarbij het moet worden ingediend, de ter griffie ingekomen faxkopie dient te worden aangemerkt als een naar behoren ondertekend verzoekschrift. Het hof is van oordeel dat een gescande handtekening in het huidige digitale tijdperk minstens vergelijkbaar is met die op een faxkopie. Het hof gaat dan ook niet mee met de eis van de ouders dat het verzoekschrift een zogenaamde "natte" handtekening moet bevatten.

Een dergelijk gescande handtekening doet volgens het hof in de gegeven omstandigheden niet onder voor een originele handtekening. Voor het hof bestaat geen twijfel dat de gescande handtekening afkomstig is van mevrouw [I] . Nu verder gesteld noch gebleken is dat de Gecertificeerde Instelling (GI) als organisatie niet betrouwbaar is of de werkwijze onzorgvuldig plaatsvindt, ziet het hof geen enkel beletsel de ondertekening van het verzoekschrift van de GI acceptabel te achten. De door de advocaat ter zitting aangehaalde uitspraken zien op andersoortige procedures (straf-/bestuurszaken) en/of situaties. Met de GI is het hof daarom van oordeel dat sprake is van een naar behoren ondertekend verzoekschrift in de zin van artikel 278 lid 2 Rv.

Lees verder
 

Berekening draagkracht van zzp-er voor partneralimentatie

Nr: 16137 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-11-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:9064 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie
Fiscale aspecten
1:157 BW

Rechtsvraag

Welke periode van gemiddelde winst uit onderneming is bepalend voor de berekening van de draagkracht van een zzp-er?

Overweging

Het hof acht het in het onderhavige geval redelijk om bij de berekening van de draagkracht van de man uit te gaan van de winst uit onderneming over de jaren 2010 tot en met 2015. De man werkt als zzp-er (consultant) in de ICT-branche, binnen, gelet op zijn arbeidsverleden, het deelgebied logistiek. Op basis van de overgelegde financiële stukken constateert het hof dat er in de afgelopen zes jaar sprake is geweest van een patroon waarbij de man in periodes geen omzet behaalt. (...) Gelet op de door de man aangegeven onzekerheid in de continuïteit van zijn inkomen geeft het naar het oordeel van het hof daarom een meer representatief beeld van het inkomen van de man als wordt uitgegaan van zijn winst uit onderneming over een ruimere periode, de afgelopen zes jaren, dan over de door de vrouw verzocht periode van de laatste drie jaren.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Hof zet kanttekeningen bij jarenlange vrijwillige hulpverlening

Nr: 16128 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:851 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 1:265b BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht een machtiging uithuisplaatsing opgelegd? 

Overweging

Ja. Op grond van de stukken en de bij het hof bekende informatie valt voor het hof niet goed te verklaren waarom niet eerder (intensievere) hulpverlening voor de moeder in het gedwongen kader is ingezet. De moeder kampt met een ernstig traumatisch verleden en een verstandelijke beperking. Eerst naar aanleiding van het raadsrapport van 22 oktober 2015 is uiteindelijk een ondertoezichtstelling van de grond gekomen en heeft de raad vastgesteld dat een opname van de moeder in een residentieel traject noodzakelijk is om haar opvoedvaardigheden te onderzoeken. Uit de stukken komt naar voren dat er, ondanks de jarenlange hulpverlening in het vrijwillige kader (vanaf 2011) voortdurende forse zorgen waren over het onveilige opvoedingsklimaat waarin de minderjarige verkeerde. Het hof kan zich, terugkijkend en op basis van de bij het hof bekende gegevens, niet aan de indruk onttrekken dat de moeder, ook in de periode van vrijwillige hulpverlening, langdurig in haar mogelijkheden is overvraagd en dat die hulpverlening in ieder geval niet effectief is gebleken. Dat heeft te lang een schrijnende situatie voor zowel de moeder als ook de minderjarige tot gevolg gehad.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Onderbewindstelling is niet bedoeld om familieproblemen te voorkomen

Nr: 16127 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-10-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:8532 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:431 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht een onafhankelijke bewindvoerder aangesteld? 

Overweging

Dat de 80-jarige rechthebbende niet zelf haar (financiële) administratie kan voeren en dat bepaalde dingen haar meermalen moeten worden uitgelegd, acht het hof echter niet genoeg voor het oordeel dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De rechthebbende wil graag dat een van haar kinderen haar financiën beheert, die daartoe ook in staat en bereid is. Omdat de andere kinderen van de rechthebbende het daar niet mee eens zijn en het betreffende kind niet vertrouwen, wensen zij bij nader inzien dan maar dat een onafhankelijk bewindvoerder de financiën van de rechthebbende doet. Hetgeen daartoe is aangevoerd is grotendeels gebaseerd op (oude) problemen binnen de familie, met name tussen de kinderen onderling en/of de kinderen met hun moeder. De instelling van een beschermingsbewind is echter niet bedoeld ter beslechting van dergelijke familieproblemen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Geen uithuisplaatsing in vrijwillig kader, moment van toepassing

Nr: 16122 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-10-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:8083 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 1:265a BW, 28 Overgangswet nieuw BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank de machtigingen uithuisplaatsing terecht verlengd of hadden ze moeten worden afgewezen omdat plaatsing in een vrijwillig kader kan geschieden, zoals de vader betoogt?

Overweging

Ja, op grond van artikel 1:265a BW zoals dat met ingang van 1 januari 2015 luidt, geschiedt plaatsing van een minderjarige die onder toezicht is gesteld, gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend met een machtiging tot uithuisplaatsing. Ingevolge artikel 28, lid 2 sub b, van de Overgangswet nieuw BW geldt voor de uithuisplaatsing van een minderjarige die voor die datum onder toezicht is gesteld het vereiste van artikel 1:265a BW pas vanaf het moment dat de ondertoezichtstelling voor het eerst wordt verlengd. Bij beschikking van 1 mei 2015 is de ondertoezichtstelling verlengd, zodat het vereiste van 1:265a BW van toepassing is. Het hof is derhalve met de gecertificeerde instelling van oordeel dat plaatsing van de kinderen in het vrijwillige kader in het onderhavige geval niet mogelijk is.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Verevening buitenlandse pensioenen bij partneralimentatie

Nr: 16103 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:7178 Jurisprudentie Geschilbeslechting Fiscale aspecten 1:392 BW, Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Rechtsvraag

Hoe dient in het buitenland opgebouwde pensioenrechten in het kader van partneralimentatie te worden verrekend/verevend?

Overweging

Er bestaat, naar het oordeel van het hof, naar Duits recht een verschil tussen de publiekrechtelijke en de verbintenisrechtelijke pensioenverevening. Op grond van de publiekrechtelijke pensioenverevening verkrijgt de vereveningsgerechtigde echtgenoot een rechtstreekse aanspraak jegens de verzekeraar c.q. het uitvoeringsorgaan, terwijl de echtgenoot op grond van de verbintenisrechtelijke pensioenverevening een aanspraak jegens de andere echtgenoot verkrijgt die pas ontstaat bij het ingaan van het te verevenen pensioen.

Aangezien het in casu om pensioenen gaat die in het Verenigd Koninkrijk en Australië zijn opgebouwd, het onduidelijk is in welke gevallen een dergelijk pensioen tot uitkering komt en onduidelijk is of de door de vrouw verzochte wijze van verevening/verrekening ook aldaar uitvoerbaar is, zal het hof de navolgende bepaling opnemen in het dictum, waarbij het hof tevens in zijn overweging betrekt dat partijen van mening verschillen over de formulering van een dergelijke bepaling. Het hof bepaalt dat de man gehouden is om vanaf het moment dat hij een ouderdomspensioenuitkering zal ontvangen van [I] UK Pension Fund en [J] onder nummer [00000] (Australië), de helft van het ouderdomspensioen, voor zover dat in de periode van 1 mei 2004 tot 31 januari 2015 is opgebouwd en wel op basis van het inkomen van de man op 28 januari 2015, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank, aan haar te voldoen in gelijke maandelijkse termijnen en zolang partijen leven. 

Lees verder
 

Partijen zijn bewust afgeweken van wettelijke maatstaven bij partneralimentatie

Nr: 16097 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:6925 Jurisprudentie Rechtseenheid Alimentatie
Fiscale aspecten
1:401 BW

Rechtsvraag

Zijn partijen destijds bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven van partneralimentatie?

Overweging

Ja. De stukken en de toelichting die ieder van beide partijen heeft gegeven op het tot stand komen van de afspraken over de partneralimentatie geven de indruk dat partijen geen intentie hebben gehad zich te richten op de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht. Voor partijen is telkens leidend geweest hun afspraak om de vrouw te laten wonen in de woning aan de a-straat en er zijn destijds dan ook geen berekeningen van behoefte of draagkracht gemaakt.

De hele door partijen in 2009 opgestelde constructie is (in samenhang met de verdeling) gemaakt om de vrouw financieel in de positie te brengen om een nieuwe woning te kunnen financieren en haar (onder meer) in de gelegenheid te stellen de hypothecaire lasten te kunnen blijven voldoen. Zo hebben partijen niet alleen de partneralimentatie gelijk gesteld aan de door de vrouw te betalen hypotheekrente, maar daarbij ook een convenant opgesteld met daarin opgenomen een hoger (fictief) bedrag aan partneralimentatie om het de vrouw mogelijk te maken om -ondanks haar lagere totale inkomen- de benodigde financiering voor de aankoop van de woning te verkrijgen bij de bank. Volgens de man was de overeengekomen partneralimentatie mede bedoeld zijn aandeel in de onderhoudskosten van de kinderen te dekken. De strekking van de gemaakte constructie was om de vrouw en de kinderen goed achter te laten en partijen hebben er destijds alles aan gedaan om de vrouw in het nieuwe huis te kunnen laten wonen.

Lees verder
 

Verzoek moeder om omgangsregeling tussen vader en kind terecht afgewezen

Nr: 16091 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:4505 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:377a lid 3 BW

Rechtsvraag

Is het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen tussen kind 1 en de vader terecht afgewezen?

Overweging

Ja. Gelet op de onderzoeksresultaten van de Raad en op de herhaalde en hardnekkige en stellige wijze waarop de vader ieder contact met de minderjarige afwijst is het hof van oordeel dat de vader kennelijk ongeschikt en niet in staat moet worden geacht tot omgang. De vader heeft in het algemeen een diepgewortelde afkeer van kinderen. Inmiddels heeft hij na veel inzet enige vorm van binding met kind 2. Het hof acht het, gezien de afkeer van kinderen en de afwijzing van contact met kind 1 uiterst onwaarschijnlijk dat de vader in de komende tijd een invulling van zijn vaderschap richting kind 1 kan geven die in haar belang is.

Bij de vader is sprake van psychiatrische problematiek waarvoor hij behandeling behoeft. De vader weigert echter op dit moment behandeling en heeft geen hulpvraag zodat hulpverlening en behandeling niet opgelegd kan worden, zoals de moeder stelt. Nu de vader zo hardnekkig is in zijn stelling dat hij geen omgang wenst te hebben met kind 1 dan wel dat hij daartoe niet in staat is, bestaat een onaanvaardbaar risico dat de vader, als hij al de aan hem op leggen afspraken over omgang zou nakomen, niet op verantwoorde wijze zal zorgdragen voor kind 1 terwijl kind 1 nog zeer jong en kwetsbaar is en voor de verzorging tijdens de omgang geheel afhankelijk is van de vader. Het vaststellen van een omgangsregeling onder deze omstandigheden is dan ook tevens in strijd met zwaarwegende belangen van kind 1.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Rechtsmacht Nederlandse rechter bij verzoeken omtrent Nederlandse kinderen die in Turkije wonen

Nr: 16067 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:3926 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht
IPR
1, 4 HKbV 1961, Brussel II-bis

Rechtsvraag

Heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht nu (Nederlandse) kinderen in Turkije hun gewone verblijfplaats hebben?

Overweging

Nee. De rechtbank heeft rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken (om wijziging hoofdverblijfplaats en omgang) aangenomen op grond van artikel 4 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, nu dit naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de kinderen is en zij de Nederlandse nationaliteit hebben. Het hof neemt als vaststaand aan de onweersproken stelling van de man in eerste aanleg dat de vrouw met de kinderen sinds februari 2013 in Turkije verblijft.

Nu de vrouw, die mede het ouderlijk gezag heeft, met de kinderen al sinds februari 2013 in Turkije woont is het hof van oordeel dat van een gewoon verblijf van de kinderen in een lidstaat thans, maar ook in september 2015 geen sprake is en was. Hierbij speelt een rol dat niet gebleken is dat de man, hoewel hij stelt dat de vrouw zonder zijn toestemming met de kinderen naar Turkije is vertrokken, tijdig relevante actie heeft ondernomen ter terugvoering van de kinderen naar Nederland.

Op grond van artikel 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 is, kort gezegd, bevoegd de rechterlijke autoriteit van de Staat waar de minderjarige zijn gewone verblijf heeft. Uit het boven overwogene - dat het hof ook voor de beoordeling in het licht van dit verdrag relevant oordeelt - blijkt dat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Turkije ligt, zodat de Nederlandse rechter hieraan geen rechtsmacht of bevoegdheid kan ontlenen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Lijfsdwang gerechtvaardigd ter nakoming omgang met kind van 6 jaar

Nr: 16057 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-05-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:3579 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 585 Rv, 1:377a BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht lijfsdwang opgelegd ter nakoming van de omgangsregeling met een zesjarig kind?

Overweging

Ja. De advocaat van verzoekster heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat verzoekster zal weigeren mee te werken aan contactherstel tussen verweerder en de minderjarige. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het belang van de minderjarige om omgang te hebben met verweerder prevaleert boven het belang van verzoekster bij het niet toepassen van lijfsdwang en dat de toepassing van lijfsdwang als uiterste middel gerechtvaardigd is, ook als het hof daarin betrekt dat - in het geval dat zou worden overgegaan tot het in hechtenis nemen van verzoekster - de minderjarige voor een langere tijd aan zijn moeder zou worden onttrokken.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Opheffing onderbewindstelling vanwege beperkte grondslag

Nr: 16044 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:2931 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:449 lid 2 BW

Rechtsvraag

Is de onderbewindstelling terecht door de rechtbank opgeheven ondanks dat de schulden niet gestabiliseerd zijn?

Overweging

Ja, de grondslag van de onderbewindstelling is niet mede gebaseerd op de schuldenpositie en het bewind op de andere grondslag - niet in staat zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen - is niet zinvol gebleken en er is niet (dan wel niet voldoende onderbouwd) weersproken dat de grond waarop het bewind is verleend, zich niet meer voordoet.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Partneralimentatie, grievend gedrag en lotsverbondendheid

Nr: 16092 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:5326 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:392 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat er geen sprake meer is van lotsverbondendheid wegens grievend gedrag van de vrouw?

Overweging

Ja. De ingrijpende en ongefundeerde beschuldigingen van de vrouw, het permanent diskwalificerende karakter van die beschuldigingen, de lange periode dat de vrouw deze beschuldigingen uit van inmiddels vier jaren, het continueren van haar gedrag, en het beschikbaar houden van diskwalificerende informatie op social media (facebook), brengt het hof tot het oordeel dat de vrouw de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid en betamelijkheid ver heeft overschreden, en wel in die mate dat die gedragingen in onderling samenhang bezien een einde hebben gemaakt aan de lotsverbondenheid van de man jegens de vrouw, die nu juist één van de voornaamste gronden is voor de alimentatieplicht. Op grond hiervan is het hof - evenals en met de rechtbank - van oordeel dat van de man in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij nog langer een bijdrage levert in de kosten van levensonderhoud van de vrouw omdat door het kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder