VAKnieuws

Rechtsmacht Nederlandse rechter bij verzoeken omtrent Nederlandse kinderen die in Turkije wonen

Nr: 16067 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:3926 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht
IPR
1, 4 HKbV 1961, Brussel II-bis

Rechtsvraag

Heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht nu (Nederlandse) kinderen in Turkije hun gewone verblijfplaats hebben?

Overweging

Nee. De rechtbank heeft rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken (om wijziging hoofdverblijfplaats en omgang) aangenomen op grond van artikel 4 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, nu dit naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de kinderen is en zij de Nederlandse nationaliteit hebben. Het hof neemt als vaststaand aan de onweersproken stelling van de man in eerste aanleg dat de vrouw met de kinderen sinds februari 2013 in Turkije verblijft.

Nu de vrouw, die mede het ouderlijk gezag heeft, met de kinderen al sinds februari 2013 in Turkije woont is het hof van oordeel dat van een gewoon verblijf van de kinderen in een lidstaat thans, maar ook in september 2015 geen sprake is en was. Hierbij speelt een rol dat niet gebleken is dat de man, hoewel hij stelt dat de vrouw zonder zijn toestemming met de kinderen naar Turkije is vertrokken, tijdig relevante actie heeft ondernomen ter terugvoering van de kinderen naar Nederland.

Op grond van artikel 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 is, kort gezegd, bevoegd de rechterlijke autoriteit van de Staat waar de minderjarige zijn gewone verblijf heeft. Uit het boven overwogene - dat het hof ook voor de beoordeling in het licht van dit verdrag relevant oordeelt - blijkt dat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Turkije ligt, zodat de Nederlandse rechter hieraan geen rechtsmacht of bevoegdheid kan ontlenen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Lijfsdwang gerechtvaardigd ter nakoming omgang met kind van 6 jaar

Nr: 16057 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-05-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:3579 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 585 Rv, 1:377a BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht lijfsdwang opgelegd ter nakoming van de omgangsregeling met een zesjarig kind?

Overweging

Ja. De advocaat van verzoekster heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat verzoekster zal weigeren mee te werken aan contactherstel tussen verweerder en de minderjarige. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het belang van de minderjarige om omgang te hebben met verweerder prevaleert boven het belang van verzoekster bij het niet toepassen van lijfsdwang en dat de toepassing van lijfsdwang als uiterste middel gerechtvaardigd is, ook als het hof daarin betrekt dat - in het geval dat zou worden overgegaan tot het in hechtenis nemen van verzoekster - de minderjarige voor een langere tijd aan zijn moeder zou worden onttrokken.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Opheffing onderbewindstelling vanwege beperkte grondslag

Nr: 16044 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:2931 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:449 lid 2 BW

Rechtsvraag

Is de onderbewindstelling terecht door de rechtbank opgeheven ondanks dat de schulden niet gestabiliseerd zijn?

Overweging

Ja, de grondslag van de onderbewindstelling is niet mede gebaseerd op de schuldenpositie en het bewind op de andere grondslag - niet in staat zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen - is niet zinvol gebleken en er is niet (dan wel niet voldoende onderbouwd) weersproken dat de grond waarop het bewind is verleend, zich niet meer voordoet.

Lees verder
 

Partneralimentatie, grievend gedrag en lotsverbondendheid

Nr: 16092 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:5326 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:392 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat er geen sprake meer is van lotsverbondendheid wegens grievend gedrag van de vrouw?

Overweging

Ja. De ingrijpende en ongefundeerde beschuldigingen van de vrouw, het permanent diskwalificerende karakter van die beschuldigingen, de lange periode dat de vrouw deze beschuldigingen uit van inmiddels vier jaren, het continueren van haar gedrag, en het beschikbaar houden van diskwalificerende informatie op social media (facebook), brengt het hof tot het oordeel dat de vrouw de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid en betamelijkheid ver heeft overschreden, en wel in die mate dat die gedragingen in onderling samenhang bezien een einde hebben gemaakt aan de lotsverbondenheid van de man jegens de vrouw, die nu juist één van de voornaamste gronden is voor de alimentatieplicht. Op grond hiervan is het hof - evenals en met de rechtbank - van oordeel dat van de man in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij nog langer een bijdrage levert in de kosten van levensonderhoud van de vrouw omdat door het kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Tijdelijke ontzegging omgang vanwege problematiek ouders

Nr: 16046 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:2749 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:377a BW

Rechtsvraag

In hoeverre geeft de problematiek van en tussen ouders aanleiding de omgang tijdelijk te ontzeggen?

Overweging

Duidelijk is dat de ouders nog steeds niet, althans onvoldoende, in staat zijn om met elkaar te communiceren en daardoor niet in staat zijn om de minderjarige onbelast contact met haar beide ouders te laten hebben. Uit de eindrapportage van de deskundige volgt dat de ouders beiden de oorzaak van de communicatieproblemen volledig bij de ander neerleggen.

 

Ter zitting is naar voren gekomen dat er sprake is van meervoudige traumaproblematiek bij de moeder en dat zij hiervoor de komende periode een EMDR-therapie zal ondergaan. De moeder heeft recentelijk een intakegesprek gehad met de psychotherapeut die haar voor haar trauma's zal behandelen. Voorts is naar voren gekomen dat de vader nog geen concrete stappen heeft gezet om in het belang van de minderjarige te werken aan contactherstel door hiervoor in behandeling te gaan bij een onafhankelijke psychotherapeut en een nadere verklaring over te leggen dat bij hem geen sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Dit ondanks dat hem dit reeds verschillende keren is geadviseerd.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Besloten plaatsing kan niet via een reguliere machtiging uithuisplaatsing

Nr: 16037 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:1855 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265a BW, 6.1.2 Jeugdwet

Rechtsvraag

Kunnen minderjarigen op basis van een reguliere machtiging uithuisplaatsing in een besloten groep geplaatst worden?

Overweging

Nee. Het is het hof uit de stukken gebleken dat jegens de minderjarige kennelijk vrijheidsbeperkingen maatregelen worden getroffen, onder meer in die zin dat er toezicht is op de minderjarige en waar hij zich begeeft, de deuren soms op slot gaan, hij zich onder begeleiding van begeleiders begeeft binnen de instelling en de bijbehorende terreinen alsmede post van offciële instanties alleen geopend worden in bijzijn van een begeleider. Het hof is van oordeel dat hier sprake is van een zodanige inperking van de vrijheden van de minderjarige dat die met de benodigde extra juridische waarborgen, in de vorm van een machtiging tot gesloten plaatsing dient te zijn omkleed. Het inperken van de vrijheden van de minderjarigen zoals dat kennelijk nu gebeurt op basis van een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing acht het hof onaanvaardbaar en in strijd met nationaal en internationaal recht. Dat de minderjarige die maatregelen zelf niet als vrijheidsbeperkend ervaart, maakt het oordeel van het hof niet anders.

Cursussen binnenkort:

4

Scheidingscongres 2025

12-12-2025
Lees verder
 

Toepassing prejudiciële antwoorden inzake kindgebonden budget

Nr: 16007 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-12-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:9947 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:397 lid 1 BW, 1:402a lid 1 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank ten onrechte op de behoefte van de kinderen niet in mindering gebracht het door de de vrouw ontvangen bedrag aan kindgebonden budget?

Overweging

Uit de correspondentie van partijen blijkt dat beide partijen het hof verzoeken uitspraak te doen met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015. In deze uitspraak heeft de Hoge Raad de gestelde prejudiciële vragen als volgt beantwoord:

1. Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen dienen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.

2. Er dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget.

Het voorgaande brengt met zich dat het kindgebonden budget geen invloed heeft op de behoefte van de kinderen, zoals vastgesteld bij beschikking van 2 december 2013, van € 1.185,- per maand. Per 1 januari 2015 bedraagt de naar analogie van artikel 1:402a lid 1 BW geïndexeerde behoefte van de kinderen afgerond € 1.205,- per maand. Grief 3 van de man faalt.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Andere curator benoemd dan de voorkeur van de 18-jarige curandus

Nr: 15012 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7964 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:383 lid 2 BW, 1:378 BW

Rechtsvraag

Onder welke omstandigheden kan worden afgeweken van de voorkeurscurator van betrokkene?

Overweging

De vader kan de intensieve zorg en de veilige omgeving niet waarborgen die de 18-jarige nodig heeft omdat hij onvoldoende inziet dat de 18-jarige vanwege zijn geestelijke beperkingen een goed gestructureerde omgeving nodig heeft met intensieve beleiding en hulpverlening. Contact met zijn moeder, een constante factor, wordt mogelijk verstoord door een voorgenomen verhuizing naar België. Tevens is er kans op conflicten tussen de ouders, te meer nu de ouders van mening verschillen over wat de 18-jarige nodig heeft. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank waarin een BV als onpartijdige derde tot curator is benoemd.

Lees verder
 

Terugkomen op instemming met verzoek onderbewindstelling

Nr: 16001 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7853 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:435 lid 3 BW

Rechtsvraag

Kan een onderbewindgestelde die heeft ingestemd met het verzoek om bewind in hoger beroep terugkomen op dit verzoek?

Overweging

Nee. De rechthebbende is in hoger beroep gekomen van een beslissing van de kantonrechter waarmee hij heeft gekregen waarom hij heeft verzocht, namelijk onderbewindstelling. Uit het geheel aan feiten volgt dat de rechthebbende deze beslissing destijds, bij het indienen van het verzoek, ook heeft gewild. Het rechtsmiddel van hoger beroep is niet gegeven om aan een partij wier verzoek door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven de beschikking waarin dit verzoek is toegewezen ongedaan te maken omdat die partij bij nader inzien de voorkeur eraan geeft van het verzoek af te zien wegens de aan de inwilliging van het verzoek verbonden consequenties. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de rechthebbende de toewijzing van zijn verzoek tot onderbewindstelling met benoeming van een bewindvoerder niet ongedaan kan maken door in hoger beroep alsnog van dit verzoek af te zien.

Lees verder
 

Lotsverbondenheid: na 10 jaar financiële onafhankelijkheid geen partneralimentatie meer

Nr: 16005 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7377 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:157 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank de vrouw terecht partneralimentatie toegekend tien jaar na de echtscheiding?

Overweging

Nee. Het hof is van oordeel dat ruim tien jaar na de echtscheiding, in redelijkheid niet meer kan worden gesproken van een uit het huwelijk voortvloeiende lotsverbondenheid tussen partijen waarop een onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw kan worden gebaseerd.

De door een huwelijk ontstane lotsverbondenheid vormt de basis waarop partneralimentatie is gegrond. Vast staat dat de vrouw, nu zij gedurende tien jaren na de echtscheiding geen aanspraak heeft gemaakt op een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud, steeds in staat is geweest om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Dat de vrouw, zoals zij heeft gesteld, ervoor heeft gekozen om het door haar na de echtscheiding in het kader van de overbedeling ontvangen bedrag van € 45.000,- te gebruiken om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien, doet daaraan niet af. De vrouw is tot in 2014, te weten ruim tien jaar na de echtscheiding, geheel financieel onafhankelijk van de man geweest.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Vragen aan Haags Juridisch Instituut over toepasselijk recht bij verzoek om nietigverklaring Marokkaans huwelijk

Nr: 15011 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:5723 Jurisprudentie Rechtseenheid Echtscheiding 10:58 BW, 3 lid 1 sub ca Brussel II

Rechtsvraag

Wat is het toepasselijk recht bij een verzoek om nietigverklaring Marokkaans huwelijk?

Overweging

Het hof zal de volgende zeven vragen aan het Internationaal Juridisch Instituut te Den Haag voorleggen:
1. Heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht? Zo ja op grond van welke bepalingen. Geldt artikel 3 lid 1 sub ca Brussel II bis alleen voor (gewezen) echtgenoten of ook voor derden/externen. Zo ja waaruit is dit te concluderen?
2. Indien de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, welk recht is dan van toepassing?


3. Indien Marokkaans recht van toepassing is heeft het hof de volgende vragen:
a. heeft er op 7 maart 1988 een naar Marokkaans recht rechtsgeldig huwelijk plaatsgevonden?
b. kan naar Marokkaans recht nietigverklaring van een dergelijk huwelijk worden verzocht?
c. kan naar Marokkaans recht een derde nietigverklaring verzoeken?
4. Dient de verstoting en de beoordeling daarvan door de rechter naar Nederlands recht conform artikel 10:58 BW, zoals de rechtbank heeft gedaan, betrokken te worden in deze casus nu een Marokkaanse rechter heeft geoordeeld dat er een huwelijk heeft plaatsgevonden op 7 maart 1988?
5. Kan de Nederlandse rechter met toepassing van Marokkaans recht het huwelijk van
7 maart 1988 nietig verklaren gelet op de uitspraak van de rechtbank te Nador van maart 2012?
6. Geldt artikel 10:58 BW, ingevoerd per 1 januari 2012, ook voor een verstoting in 1988?
7. Zijn er overigens nog bijzonderheden te vermelden die in dit kader van belang zijn en/of in hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen maar wel van belang kunnen zijn voor de beslechting van het voorliggende geschil?

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Geen benoeming bijzonder curator bij verschil van inzicht

Nr: 15010 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:5473 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:250 BW

Rechtsvraag

Is een verschil van inzicht tussen jeugdbescherming en de ouders een reden tot benoeming van een bijzonder curator?

Overweging

Als er sprake is van een belangenconflict is er mogelijk een reden een bijzonder curator te benoemen. De stellingen van de ouders zijn in casu onvoldoende om te concluderen dat er een belangenconflict is. Hooguit is er sprake van een verschil van inzicht tussen jeugdbescherming en de ouders, maar dit verschil biedt onvoldoende grond voor benoeming van een bijzondere curator. De jeugdbeschermer die is aangesteld, is een neutrale persoon die tot taak heeft de belangen van het kind te hartigen.

Lees verder