VAKnieuws 2016
Niet opeisen van alimentatie levert geen grond op voor kwijtschelding alimentatieschuldRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het verzoek van de man tot kwijtschelding van de resterende alimentatieschuld afgewezen? OverwegingJa, het hof overweegt dat het verzoek van de man om de vóór de ingangsdatum van de wijziging ontstane alimentatieschuld “kwijt te schelden” niet op de wet is gebaseerd en dus niet kan worden toegewezen. Artikel 1:401 BW biedt de alimentatierechter geen ruimte om ongewijzigde, en dus verschuldigd gebleven alimentatietermijnen kwijt te schelden (vgl. HR 2 januari 1953, NJ 1953, 148). Voor zover de man met zijn verzoek om kwijtschelding een beroep doet op rechtsverwerking, faalt dit. Wat er zij van zijn stelling dat de vrouw gedurende een periode van zes jaren sinds de beschikking van 29 april 2009 nimmer om betaling van kinderalimentatie heeft gevraagd, enkel stilzitten of enkel tijdsverloop levert volgens vaste rechtspraak geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. De man heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld en te bewijzen aangeboden die daartoe zouden kunnen nopen. Cursussen binnenkort: |
|
Bekostiging verbouwing aan echtelijke woning is natuurlijke verbintenisRechtsvraagHeeft de man voldaan aan een natuurlijke verbintenis tot verzorging van de vrouw door de verbouwingen aan de echtelijke woning te bekostigen? OverwegingJa. Partijen hebben ten tijde van hun huwelijk in 1987 bij huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en evenmin een periodiek of finaal verrekenbeding opgenomen. Partijen hebben zich gedurende het huwelijk rekenschap gegeven van het tussen hen geldende huwelijksvermogensregime en de beoogde scheiding van vermogens gehandhaafd. De in 1992 geleverde woning is immers alleen eigendom van de vrouw. De man heeft bij de aanschaf van de woning door de vrouw bij overeenkomst van 10 februari 1992 een vergoedingsrecht bedongen voor door hem betaalde hypotheekaflossingen en de man is enig aandeelhouder van de tijdens het huwelijk opgerichte BV. De rekening-courantschuld aan deze BV waarmee de man (een deel van) de kosten van het gezin heeft betaald, is een schuld van de man en niet van partijen gezamenlijk. Ook in dit opzicht is derhalve sprake van een scheiding van vermogens. (...) Gelet op deze stand van zaken met betrekking tot ieders welstand en behoefte in de periode rond 2004 dient te worden geconcludeerd dat de man met zijn investering in de woning van de vrouw heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis. De omstandigheid dat de vrouw mogelijk in de toekomst vermogen zal ontvangen door middel van schenkingen en/of erfenis van haar ouders doet daar niet af. Bepalend is immers de situatie op het moment van het verrichten van de prestatie en niet hoe de vrouw er later mogelijk financieel voor zal staan. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Dag van de uitspraak is de dag waarop de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaaktRechtsvraagWat dient te worden verstaan onder 'dag van de uitspraak': de dag waarop de kantonrechter zich mondeling heeft uitgelaten over de aard van de beslissing of de dag van datering van de schriftelijke beschikking? OverwegingUit het proces-verbaal van de behandeling ter zitting bij de kantonrechter op 6 januari 2016 blijkt dat de kantonrechter, voor zover hier relevant, ter zitting heeft medegedeeld: ”Ik ga een beslissing nemen. Ik heb met iedereen gesproken. Op basis van het gesprek en op basis van de stukken vind ik het in het belang van betrokkene dat er iemand wordt aangesteld die alles formeel regelt. Voor de keuze van de bewindvoerder en mentor ga ik de wens van betrokkene volgen […..]”. Het hof overweegt dat onder de dag van de uitspraak wordt verstaan de dag waarop de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaakt. Aan deze eis voldoen de mededelingen van de kantonrechter op 6 januari 2016 naar het oordeel van het hof niet.
De kantonrechter heeft immers gezegd dat zij een beslissing gaat nemen en de wens van betrokkene gaat volgen, hetgeen impliceert dat deze beslissingen niet op dat moment openbaar zijn gemaakt en dat de kantonrechter slechts heeft willen meedelen hoe de uitspraak zal komen te luiden. Bovendien is blijkens het proces-verbaal de aard van de te nemen beschermingsmaatregelen niet als zodanig ter zitting bepaald, noch zijn de gegevens vermeld van degene die de maatregelen zal uitvoeren. Eerst met de beschikking van 14 januari 2016 zijn de maatregelen van bewind- en mentorschap ingesteld en zijn de personalia van de bewindvoerder en mentor genoemd. Deze beschikking is aan belanghebbenden toegezonden, zodat dit de uitspraak betreft die aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Dit oordeel brengt met zich dat de dochter tijdig, te weten binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, in appel is gekomen, zodat zij zal worden ontvangen in haar verzoek. Cursussen binnenkort: |
|
'Erfenis' niet via erfrecht maar via gesloten vaststellingsovereenkomst ontvangenRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht overwogen dat de man het geldbedrag onder uitsluitingsclausule via erfrecht heeft verkregen? OverwegingNee; de vaststellingsovereenkomst tussen de man en zijn zus bevat de verklaring van de man dat hij onvoorwaardelijk berust in de onterving door zijn moeder en dat hij geen aanspraak maakt op zijn legitieme portie. Er is geen voorziening ten aanzien van enige uitsluiting in deze onderhandse akte opgenomen. Nu de man heeft berust in de onterving bij uiterste wilsbeschikking van zijn moeder en de man heeft afgezien van zijn legitieme portie, valt niet in te zien dat de man krachtens erfrecht heeft verkregen. Dat de fiscus akkoord is gegaan met een successieaangifte waarbij de man krachtens erfrecht heeft verkregen maakt het voorgaande in de onderlinge relatie tussen de vrouw en de man niet anders. De slotsom van het voorgaande moet dan zijn dat de man niet in zijn stelling kan worden gevolgd dat hij het deel van de nalatenschap dat hem op grond van genoemde vaststellingsovereenkomst is toegevallen onder enige uitsluitingsclausule heeft verkregen. Cursussen binnenkort: |
|
Herbeoordeling partneralimentatie met terugwerkende krachtRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het verzoek om wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht afgewezen? OverwegingNee. Naar het hof begrijpt heeft de vrouw aangevoerd dat wijziging van de onderhoudsbijdrage met terugwerkende kracht in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd, omdat de man tien jaar heeft gewacht met het indienen van zijn inleidend verzoek sinds hij in zijn brief van 21 juni 2004 stelde dat hij teveel alimentatie betaalde. Hoewel ook het hof van oordeel is dat de man geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij niet eerder een verzoek tot wijziging van de alimentatie heeft ingediend, staat daar tegenover dat ook de vrouw geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij haar inkomensgegevens eerst in het kader van de onderhavige procedure in eerste aanleg aan de man heeft doen toekomen.
Op grond van de redelijkheid en billijkheid, die ook de verhouding tussen ex-echtelieden beheerst, was de vrouw naar het oordeel van het hof gehouden de man eerder op de hoogte te stellen van haar financiële situatie. Zij wist, althans behoorde te weten, dat het feit dat zij in 2002 en 2003 hogere eigen inkomsten had, van invloed kon zijn op de hoogte van haar alimentatie. De vertraagde indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de vastgestelde alimentatie staat derhalve naar het oordeel van het hof evenmin aan een wijziging met terugwerkende kracht in de weg. Cursussen binnenkort: |
|
Omgang bij openbaring '(intended) family life' door man ruim vier jaar na geboorte kindRechtsvraagKan geopenbaarde wens van man tot omgang met het kind, vier jaar na geboorte en zonder eerdere interesse in kind, leiden tot omgang? OverwegingJa. Het hof is van oordeel dat in dit geval de familierechtelijke verwantschapsband tussen de man en de minderjarige en de juridische formalisering daarvan een zodanig wezenlijk onderdeel vormt van zijn identiteit en daarmee van zijn privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM, dat de afwijzing van zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling op de enkele grond dat ‘(intended) family life’ ontbreekt, een schending van zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven oplevert (vgl. EHRM 21 december 2010, nr. 20578/07, NJ 2011, 508, Anayo tegen Duitsland).
Cursussen binnenkort: |