personen-, familie- en erfrecht
VAKnieuws
Onafhankelijke bewindvoerder in plaats van gevolmachtigde uit levenstestamentRechtsvraagKan de kantonrechter een onafhankelijke bewindvoerder benoemen als de rechthebbende in een levenstestament een algemeen gevolmachtigde heeft aangewezen? OverwegingHet hof oordeelt dat dit kan. De rechthebbende heeft in een levenstestament een van zijn drie kinderen als algemeen gevolmachtigde benoemd. De kantonrechter heeft een onafhankelijek derde als bewindvoerder benoemd, onder andere omdat de rechthebbende dementerend was. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht een bewindvoerder heeft benoemd. De verstandhouding tussen de kinderen van de rechthebbende is slecht, de andere twee kinderen trekken in twijfel of de rechthebbende ten tijde van het opstellen van het levenstestament wel zijn wil kon bepalen en de algemeen gevolmachtigde heeft de andere kinderen van de rechthebbende onvoldoende geïnformeerd. Doordat de verstandhouding zo slecht is, worden de belangen van de rechthebbende onvoldoende beschermd door het levenstestament. Het hof oordeelt ook dat de kantonrechter terecht een onafhankelijke derde heeft benoemd als bewindvoerder, en daarbij voorbij is gegaan aan de in het levenstestament geuitte wil van de rechthebbende. De eerder genoemde onderlinge strijd en de ernstig verstoorde communicatie tussen de kinderen, die er zelfs in heeft geresulteerd dat zij elkaar in juridische procedures tegemoet treden, hebben ongetwijfeld hun weerslag gehad op hun vader, die zich in een kwetsbare positie bevond. De benoeming van één van hen zou de onderlinge verhoudingen niet verbeteren en waarschijnlijk een negatieve invloed hebben. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter derhalve terecht een onafhankelijke bewindvoerder heeft benoemd. Cursussen binnenkort: |
|
Vergoedingsrechten bij finaal 'alsof' verrekenbedingRechtsvraagKan een van de ex-echtgenoten zich beroepen op een vergoedingsrecht als partijen in hun huwelijkse voorwaarden een finaal 'alsof' verrekenbeding zijn overeengekomen? OverwegingPartijen zijn met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hebben iedere gemeenschap van goederen uitgesloten, en zijn overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Zij hebben een aantal goederen van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag o f partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat/kan worden geëffectueerd wanneer de investeringen die de man heeft gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Dat heeft de man niet aangetoond. De verzochte vergoedingen worden afgewezen. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Geen geldige zorgmachtiging zonder medische verklaringRechtsvraagKan de rechter een zorgmachtiging verlenen als er geen recente medische verklaring voor handen is? OverwegingHet onderdeel klaagt dat de rechtbank, gelet op haar vaststelling dat een medische verklaring over de actuele medische toestand van betrokkene ontbreekt en zij een nieuwe medische verklaring noodzakelijk achtte, die machtiging niet had mogen verlenen. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht terecht is. Uit het systeem van de Wvggz, in het bijzonder uit art. 5:8 lid 1 Wvggz in verbinding met art. 5:17 lid 3 Wvggz en art. 6:4 Wvggz, volgt, mede gelet op art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM, dat geen zorgmachtiging mag worden verleend indien de medische verklaring die ten grondslag ligt aan het daartoe strekkende verzoek niet voldoet aan de uit de wet voortvloeiende eisen, ook niet voor een deel van de door de officier van justitie verzochte periode met aanhouding voor het overige. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat een actuele medische verklaring ontbreekt en een nieuwe medische verklaring over de actuele toestand van betrokkene noodzakelijk is, mocht de rechtbank geen zorgmachtiging verlenen. |
|
Benadeling van de huwelijksgemeenschapRechtsvraagIs er sprake van benadeling van de gemeenschap door verspilling? OverwegingDe woning is verkocht voor de indiening van het echtscheidingsverzoek. De overwaarde is op de gezamenlijke bankrekening van partijen gestort. De man heeft dit bedrag overgemaakt naar zijn privérekeningen. Hij heeft verklaard dat het geld op de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend al op was. Hiervan heeft hij geen bewijs overgelegd maar hij heeft wel verklaard dat hij het heeft uitgegeven aan feesten, dames van plezier en drank en dat hij een deel van het geld in brand heeft gestoken en een paar duizend euro aan de dochter van partijen heeft gegeven. De vrouw beroept zich op artikel 1:164 BW waaruit volgt dat i ndien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen der gemeenschap heeft verspild, of rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming of beslissing van de rechtbank heeft verricht, hij gehouden is na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden. Het hof oordeelt dat hier sprake van is, en dat de man alsnog de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te betalen. De man beroept zich er nog op dat hij psychische klachten had, en dat het niet redelijk en billijk is dat hij het geld aan de vrouw moet betalen. Het hof gaat daar aan voorbij. Cursussen binnenkort: |
|
PartijdebatRechtsvraagIs het hof buiten het partijdebat getreden door te oordelen dat het uitgekeerde dividend geen onderdeel vormt van de verkoopbrengst? OverwegingDe man heeft de aandelen en de goodwill in zijn BV verkocht. In overleg met de koper is het dividend uitgekeerd vóór de verkoop, zodat de koper dit bedrag niet hoefde te financieren. In de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zijn partijen beiden van mening dat het uitgekeerde dividend onderdeel is van de verkoopopbrengst. Het debat tussen partijen gaat om de vraag of de verkoopopbrengst - bestaande uit de koopsom en het uitgekeerde dividend - behoort tot het vermogen van de man dat op grond van de huwelijkse voorwaarden buiten de finale afrekening blijft. Het hof heeft geoordeeld dat het dividend geen onderdeel uit maakt van de verkoopopbrengst en moet worden aangemerkt als op grond van de huwelijkse voorwaarden te verrekenen vermogen van de man. De Hoge Raad oordeelt dat het hof hiermee buiten het partijdebat is getreden. In de conclusie schrijft de A-G hierover: Voor zover het hof van oordeel is geweest dat het hem vrij stond, om naar analogie van de vrijheid die de verdelingsrechter op grond van art. 3:185 BW toekomt, buiten het partijdebat te beslissen over de omvang van de verkoopopbrengst van de BV heeft het hof de man ten onrechte niet, althans onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. De enkele vraag tijdens de mondelinge behandeling of het dividend tot de verkoopprijs van de BV behoorde, zonder duidelijk te maken dat voor het hof een beslispunt zou zijn wat tot de verkoopopbrengst van de BV behoort, volstaat daarvoor niet. Het hof heeft daarmee een ontoelaatbare verrassingsbeslissing gegeven. Cursussen binnenkort: |
|
De aanvulling en wijziging van het verzoek in hoger beroep zijn in strijd met de goede procesorde en tweeconclusieregelRechtsvraagKan de vrouw na indiening van haar beroepschrift haar verzoeken in hoger beroep nog baseren op een ander toepasselijk recht en inhoudelijk wijzigen? OverwegingDe rechtbank heeft in een tussenbeschikking geoordeeld dat op het huwelijksvermogen van partijen het Nederlands recht van toepassing is, en in de eindbeschikking heeft de rechtbank alle verzoeken over de verdeling afgewezen. De vrouw is tegen zowel de tussenbeschikking als de eindbeschikking in hoger beroep gegaan. In haar beroepschrift tegen de eindbeschikking baseert zij haar grieven en verzoeken geheel op het uitgangspunt dat het Engelse recht van toepassing is op het huwelijksvermogen van partijen. Nadat de man in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel appel zich baseert op het Nederlandse recht, doet de vrouw in haar verweerschrift op het incidenteel een aanvullend subsidiair verzoek waarin zij uit gaat van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Vervolgens, nadat het hof in het hoger beroep tegen de tussenbeschikking van de rechtbank de beslissing dat het Nederlandse recht van toepassing is heeft bekrachtigd, wijzigt zij haar primaire verzoeken over de verdeling waarbij zij haar verzoeken baseert op de toepasselijkheid van het Nederlande recht. Het hof oordeelt dat de aanvulling en wijziging van de verzoeken van de vrouw in strijd is met de goede procesorde en de tweeconclusieregel. De vrouw heeft geen rechtens relevante omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat, bij wijze van uitzondering op de tweeconclusieregel, de aanvulling en wijziging van de verzoeken van de vrouw wel toelaatbaar zouden zijn. Cursussen binnenkort: |
|
Onderhoudsplicht jegens kind jonger dan 21 jaar gaat voor op onderhoudsplicht jegens meerderjarig kindRechtsvraagIs een ouder onderhoudsplichtig jegens een studerend kind van 21 jaar of ouder? En zo ja, hoe verhoudt die onderhoudsplicht zich tot de onderhoudsplicht jegens kinderen onder de 21 jaar? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat een ouder niet per definitie onderhoudsplichtig is jegens een studerend kind van 21 jaar of ouder. Wel kan een ouder op grond van een morele of contractuele verplichting gehouden zijn om het kind in staat te stellen zijn studie af te ronden. Wanneer een ouder onderhoudsplichtig is voor zowel een kind onder de 21 jaar en een kind boven de 21 jaar, gaat de onderhoudsplicht jegens het kind onder de 21 jaar voor. Dat betekent dat bij de berekening van de kinderalimentatie de bijdrage die de ouder aan het meerderjarige kind betaalt, niet in mindering mag worden gebracht op de draagkracht voor de kinderalimentatie. Daarbij is niet van belang of de ouders van het minderjarige kind samen in staat zijn alle kosten van het kind te betalen. Eerst moet worden onderzocht in welke verhouding de ouders ieder voor het minderjarige kind moeten bijdragen, en pas daarna kan worden onderzocht in welke mate de ouder nog kan bijdragen in de kosten van het meerderjarige kind. Cursussen binnenkort: |
|
Koopovereenkomst tussen erflaatster en erfgenaam mogelijk een giftRechtsvraagKan een gift in de zin van artikel 4:67 BW ook besloten liggen in een samenstel van rechtshandelingen? OverwegingIn deze zaak heeft erflaatster haar woning aan de zoon verkocht en de koopprijs aan de zoon uitgeleend, zonder de verplichting daarop af te lossen en rente te betalen. Later heeft erflaatster documenten ondertekend waarin staat dat de zoon bepaalde bedragen kon verrekenen met de schuld. De Hoge Raad oordeelt dat een gift in de zin van artikel 4:67 BW besloten kan liggen in een samenstel van rechtshandelingen. Het hof heeft bij zijn beoordeling of de verkoop van de woning een gift oplevert, wel de koopprijs van de woning en de rente- en aflossingsvrije lening in onderlinge samenhang in aanmerking genomen, maar daarbij niet betrokken het betoog van de dochter over het beroep op verrekening van de zoon. Daarmee heeft het hof miskend dat bedoeld betoog, alsook zijn oordeel daarover in het kader van de beoordeling of op de lening ter zake van de koopsom is afgelost – welk oordeel onder meer inhoudt dat sprake is geweest van een schijnhandeling en ten onrechte voor rekening van erflaatster opgevoerde posten – van belang kan zijn voor de vraag of bij de verkoop van de woning in 1995 sprake is geweest van een gift. Cursussen binnenkort: |
|
Gezamenlijk gezag met stiefouderRechtsvraagGeldt de eis dat de moeder drie jaar met het eenhoofdig gezag belast moet zijn voordat zij kan verzoeken naast haar ook haar nieuwe partner met het ouderlijk gezag te belasten, onverminderd als de vader van het kind is overleden? OverwegingDe moeder en de stiefvader zijn al samen sinds de zwangerschap van het kind, en de stiefvader heeft al vanaf de geboorte voor het kind gezorgd. De moeder verzoekt de stiefvader naast haar met het ouderlijk gezag over het kind te belasten. Artikel 1:253t BW eist (onder meer) dat de moeder ten minste gedurende drie jaar met het eenhoofdig gezag belast moet zijn geweest. Aan die eis is niet voldaan. De rechtbank gaat aan deze eis voorbij omdat de vader is overleden. Cursussen binnenkort: |
|
Bruidsgave naar Iraans rechtRechtsvraagKan de vrouw in Nederland betaling van de bruidsgave naar Iraans recht vorderen? OverwegingHet hof oordeelt dat de vrouw in Nederland betaling van de bruidsgave kan vorderen. De vraag of – en zo ja, in hoeverre en op welke wijze – een vorderingsrecht naar Iraans recht bij de Nederlandse rechter geldend kan worden gemaakt, moet naar Nederlands internationaal privaatrecht worden gekwalificeerd als een vraag van procesrecht, waarop Nederlands recht van toepassing is. Dit betekent dat de formeelrechtelijke aspecten op grond van artikel 10:3 BW onderworpen zijn aan Nederlands recht als het recht van de aangezochte rechter (lex fori). Er staat geen rechtsregel van Nederlands procesrecht in de weg aan het vorderen van de bruidsgave in een dagvaardingsprocedure. Ook de stelling van de man dat de vrouw haar vordering voorafgaande aan of tegelijk met haar verzoek tot echtscheiding aan de Nederlandse rechter had moeten voorleggen, volgt het hof niet. Uit de huwelijksakte blijkt dat de bruidsgave aan de vrouw moet worden betaald op haar verzoek “(…) payable to the wife upon her demand (…) ”. Dat betekent dus dat de vrouw op ieder moment haar vordering mag/kan instellen. De vrouw is dus ontvankelijk in haar vordering en dat zij haar vordering eerst bij dagvaarding instelt, levert geen misbruik van procesrecht op. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, dat de man de bruidsgave aan de vrouw moet betalen. Uit de huwelijksakte blijken geen voorwaarden voor de opeisbaarheid daarvan, en voor zover de vrouw naar Iraans gewoonterecht afstand moet doen van haar aanspraak op de bruidsgave om te kunnen scheiden, is dat in strijd met de Nederlandse openbare orde. De Nederlandse rechter moet er dus van uit gaan dat de vrouw hier geen afstand van heeft gedaan of moet doen. De bruidsgave an sich is volgens het hof niet in strijd met de Nederlandse openbare orde. Cursussen binnenkort: |
|
Artikel 1:262b BW naar analogie toepassen bij toetsing voogdijmaatregelRechtsvraagMoet artikel 1:262b BW in onderhavig geval analoog worden toegepast op een geschil betreffende de uitvoering van de voogdijmaatregel? OverwegingDe moeder was 15 jaar toen de minderjarige werd geboren. De voogdij over de minderjarige is bij de GI belegd. De moeder en de minderjarige hebben samen in een pleeggezin en een gezinshuis gezeten, en vervolgens heeft de GI de minderjarige apart in een pleeggezin ondergebracht. De moeder woont nu bij de grootmoeder. De moeder en de grootmoeder hebben op grond van artikel 1:262b BW een geschil aanhangig gemaakt over de uitvoering van de voogdijmaatregel. Zij komen op tegen de plaatsing van de minderjarige (zonder de moeder) in een pleeggezin. De moeder wil samen met de minderjarige in een gezinshuis of pleeggezin verblijven, of bij grootmoeder. De kinderrechter heeft de moeder en de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard omdat artikel 1:262b BW enkel voorziet in de mogelijkheid om een geschil betreffende de uitvoering van een ondertoezichtstelling aan de kinderrechter voor te leggen. In dit geval gaat het om een voogdijmaatregel. De wet kent geen grond om een geschil over de uitvoering van de voogdijmaatregel aan de kinderrechter voor te leggen. In beginsel staat tegen een beslissing op een verzoek op grond van artikel 1:262b BW geen hoger beroep open. Het hof oordeelt dat in dit geval sprake is van een doorbrekingsgrond. Het hof oordeelt dat de kinderrechter de moeder ontvankelijk had moeten verklaren. Doordat de moeder minderjarig was toen de minderjarige werd geboren, heeft zij nooit het ouderlijk gezag gehad. In die zin wijkt haar situatie af van de meeste gevallen van voogdijmaatregelen, waarbij het gezag van een ouder is ontnomen. Er heeft daardoor nooit een toetsingsmoment plaatsgevonden over het woonperspectief van de minderjarige. Het hof is daarom van oordeel dat artikel 1:262b BW in dit geval analoog moet worden toegepast. Het hof toetst de verzoeken van de moeder en de grootmoeder inhoudelijk en wijst deze af.
Cursussen binnenkort: |
|
OndertoezichtstellingRechtsvraagMag bij de beoordeling van een verzoek tot het ondertoezichtstellen van een kind, mee wegen dat de gemeente terughoudend is in het verlenen van hulp? OverwegingDe Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de minderjarige voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er is al zeven jaar hulpverlening in het vrijwillige kader betrokken bij de minderjarige en zijn ouders, en dit baat niet. De GI vindt dat een ondertoezichtstelling weinig zal toevoegen. De ouders staan achter de hulpverlening en uithuisplaatsing, zodat hulpverlening en een uithuisplaatsing in het vrijwillige kader volstaat. Daarbij brengt de GI naar voren dat de gemeente terughoudend is in het aanbieden van hulp, waardoor de GI ook weinig (meer) denkt te kunnen betekenen dan de hulpverlening in het vrijwillig kader. De kinderrechter volgt de GI hierin niet. Z ij toetst aan het criterium van de wet en is van oordeel dat sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De GI voert de regie over de in te zetten hulpverlening en de gemeente is op grond van de Jeugdwet verplicht deze hulp te bieden. Cursussen binnenkort: |