personen-, familie- en erfrecht

VAKnieuws

Teleurgestelde toekomstverwachting inzake werk en duur partneralimentie

Nr: 16006 Gerechtshof Den Haag, 18-11-2015 ECLI:NL:GHDHA:2015:3767 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:157, 1:401 lid 2 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank ten onrechte de partneralimentatie verlengd nu de vrouw geen werk heeft kunnen vinden?

Overweging

Ja. Een teleurgestelde toekomstverwachting in die zin dat de verwachting dat de vrouw betaalde arbeid zou kunnen vinden om in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien niet is uitgekomen, brengt niet zonder meer met zich mee dat het hof bij zijn beslissing tot limitering van een onjuist gegeven is uitgegaan. De vrouw heeft in hoger beroep in het geheel niet onderbouwd waarom zulks in de onderhavige zaak wel het geval zou zijn.

Het hof komt thans toe aan de beoordeling van de door partijen opgeworpen rechtsvraag of in de onderhavige zaak de wijzigingsgrond zoals opgenomen in artikel 1:401 lid 2 BW van toepassing is. Volgens dit artikel is wijziging van een in casu door de rechter bepaalde alimentatietermijn slechts mogelijk indien sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de verzoeker kan worden gevergd. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. Een teleurgestelde toekomstverwachting is op zichzelf niet een zodanige wijziging van omstandigheden.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Haviltexmaatstaf bij haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen

Nr: 15026 Hoge Raad der Nederlanden, 13-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3303 Jurisprudentie Rechtseenheid Huwelijksvermogensrecht 1:132 BW

Rechtsvraag

Is de Haviltexmaatstaf van toepassing als ex-echtgenoten ieder een haaks op elkaar staande bedoeling en verwachting hadden van de staande huwelijk gesloten vermogensovereenkomst?

Overweging

Anders dan het hof heeft overwogen, is de Haviltexmaatstaf ook van toepassing indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is. Het hof had dan ook mede in het licht van de door partijen aangevoerde omstandigheden moeten vaststellen welke betekenis aan de desbetreffende passage in de overeenkomst (inzake vermogenstoedeling in een huwelijk) toekomt.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 
15027

Indexeringspercentage alimentatie 2016 is 1,3%

10-11-2015, bron: Beschikking van 30 oktober 2016, Staatscourant 2015, nr. 39055
Regelgeving - Alimentatie

Samenvatting

Het percentage waarmee de alimentatiebedragen met ingang van 1 januari 2016 worden verhoogd, is vastgesteld op 1,3. De jaarlijkse indexering van alimentaties vloeit voort uit artikel 1:402a lid 1 Burgerlijk Wetboek en volgt de algemene ontwikkeling van het loonpeil.


 

Motivering 'strikte maatstaf' bij misbruik toestemming tot erkenning kind

Nr: 15018 Hoge Raad der Nederlanden, 06-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3244 Jurisprudentie Rechtseenheid Gezag en omgang 1:204 lid 3 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de strikte maatstaf van rov. 3.5.3 van de beschikking HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386, NJ 2005/248 inzake misbruik van toestemming tot erkenning van een kind door een niet biologische vader voldoende gemotiveerd?

Overweging

De motivering van het hof is ontoereikend. Het hof is niet (kenbaar) ingegaan op de door de vrouw aangevoerde stellingen, onder meer inhoudende dat de vrouw toestemming aan verzoeker 2 tot erkenning van het kind heeft gegeven om de toen al geruime tijd bestaande gezinssituatie te bevestigen en de belangen van het kind te behartigen.

Een verwekker die vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen maar dat heeft nagelaten, kan de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantasten met een beroep op misbruik van bevoegdheid, indien de door de moeder aan een andere man gegeven toestemming tot erkenning is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (de ‘strikte maatstaf’). Het hof heeft zijn oordeel in rov. 4.8 gegrond op de enkele omstandigheid dat de vrouw voldoende op de hoogte was van het feit dat de man zich als de biologische vader van het kind beschouwde en hem wilde erkennen. Dat is onvoldoende.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 
15021

Verdiepend onderzoek naar beschermingsbewind

06-11-2015, bron: Kamerstukken II 2015/16, 24515, nr. 320
Regelgeving - Curatele, bewind en mentorschap

Samenvatting

Bij brief van 6 november heeft de staatssecretaris Sociale Zaken het verdiepend onderzoek naar beschermingsbewind aan de Tweede Kamer aangeboden. Het doel van het onderzoek is in beeld te brengen wat de achtergronden van de groei van het aantal onderbewindstellingen zijn, waarom beschermingsbewind in de praktijk wordt toegepast en hoe financiële zelfredzaamheid van onderbewindgestelden bevorderd kan worden. Uit het resultaat van het onderzoek blijkt dat er een stijging bestaat onder jongeren en mannen, voornamelijk vanwege problematische schulden en een verstandelijke beperking. Beschermingsbewind blijkt echter een effectief middel te zijn, doch er is verbetering te halen in het in kaart brengen van potentieel kwetsbare mensen om preventief te kunnen handelen.


 
15019

Antwoord op vragen inzake de initiatiefnota 'Opgroeien met opa en oma'

05-11-2015, bron: Kamerstukken II 2015/16, 34168
Regelgeving - Gezag en omgang

Samenvatting

Bij brief van 5 november 2015 is een aantal vragen beantwoord naar aanleiding van de initiatiefnota 'Opgroeien met opa en oma' van de Tweedekamerleden Oskam en Keijzer. In deze nota wordt voorgesteld in de wet vast te leggen dat grootouders een omgangsrecht hebben met hun kleinkinderen.

De vragen hebben onder meer betrekking op de vraag waarom grootouders er zijn uitgelicht om een aparte regeling voor te creëren, alsmede op de reikwijdte van het informatierecht van de grootouders tevens in het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind.


 

Sanctie op niet-voldoen voorschot binnen de termijn, 196 Rv

Nr: 15016 Hoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:1718 Jurisprudentie Geschilbeslechting Echtscheiding
Procesrecht
80a lid 1 RO, 196 Rv, 1:150 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat het op grond van art. 196 lid 2 Rv gehouden was de stelling van de man dat het aan de gemeenschappelijke rekening onttrokken bedrag geheel uit zijn privévermogen afkomstig was als vaststaand aan te nemen, althans te motiveren waarom het niet van de juistheid van die stelling is uitgegaan?

Overweging

80a lid 1 RO, niet-ontvankelijkheid.

De A-G licht toe dat art. 196 lid 2 Rv bepaalt dat wanneer een partij het voorschot niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. De rechter heeft de bevoegdheid – niet de verplichting – om aan het niet voldoen van het voorschot een hem passend voorkomende sanctie te verbinden. Waar de klacht de stelling impliceert dat de sanctie op het niet betalen van het voorschot door een partij  categorisch  moet zijn het in rechte als vaststaand aanmerken van de feitelijke stellingen van de wederpartij, berust zij op een onjuiste rechtsopvatting. 

Lees verder
 

Reikwijdte voorwaardelijkheid van toestemming tot erkenning kind door ander dan verwekker

Nr: 15017 Hoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3196 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:204 lid 3 BW

Rechtsvraag

Is een advocatenbrief van de verwekker aan de moeder voldoende om een toestemming erkenning door een ander dan de verwekker voorwaardelijk te laten zijn?

Overweging

Ja, een voorwaardelijke toestemming tot erkenning wordt ook aanvaard voor het geval de verwekker door middel van een brief van een advocaat aan de moeder (of aan haar advocaat) om toestemming tot erkenning heeft verzocht. Door die brief is voor de moeder immers kenbaar dat de verwekker juridische actie onderneemt om tot erkenning van het kind te komen. Het zou onaanvaardbaar zijn dat, voordat de verwekker bij uitblijven van een (positief) antwoord van de moeder zijn juridische weg kan vervolgen met het indienen van een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank, de moeder een voor de verwekker positieve uitkomst daarvan kan blokkeren door, nadat zij die brief heeft ontvangen, toestemming tot erkenning aan een andere man te geven. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Motiveringsgebrek aan aanwijzing van jeugdbescherming gepasseerd

Nr: 15013 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-10-2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:4202 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:264 lid 1 BW, 1:3 Awb, 3:46 Awb

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank het verzoek van moeder om vervallenverklaring van een onvoldoende gemotiveerde aanwijzing van jeugdbescherming terecht afgewezen?

Overweging

Ja. Een aanwijzing van jeugdbescherming moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat algemene bepalingen over besluiten en de bijzondere bepalingen over beschikkingen van die wet van toepassing zijn, zoals algemene voorschriften over zorgvuldigheid en belangenafweging, over de bekendmaking van besluiten en over het vooraf horen van de belanghebbenden. Weliswaar berust de aanwijzing niet op een deugdelijke motivering, maar moeders zienswijze is opgenomen in de aanwijzing. Tevens is uit de door de jeugdbescherming ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep gegeven toelichting genoegzaam is gebleken dat de jeugdbescherming zich rekenschap heeft gegeven van de belangen van de moeder, maar de zwaarwegende belangen van de kinderen heeft laten prevaleren. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Andere curator benoemd dan de voorkeur van de 18-jarige curandus

Nr: 15012 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7964 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:383 lid 2 BW, 1:378 BW

Rechtsvraag

Onder welke omstandigheden kan worden afgeweken van de voorkeurscurator van betrokkene?

Overweging

De vader kan de intensieve zorg en de veilige omgeving niet waarborgen die de 18-jarige nodig heeft omdat hij onvoldoende inziet dat de 18-jarige vanwege zijn geestelijke beperkingen een goed gestructureerde omgeving nodig heeft met intensieve beleiding en hulpverlening. Contact met zijn moeder, een constante factor, wordt mogelijk verstoord door een voorgenomen verhuizing naar België. Tevens is er kans op conflicten tussen de ouders, te meer nu de ouders van mening verschillen over wat de 18-jarige nodig heeft. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank waarin een BV als onpartijdige derde tot curator is benoemd.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Terugkomen op instemming met verzoek onderbewindstelling

Nr: 16001 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7853 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:435 lid 3 BW

Rechtsvraag

Kan een onderbewindgestelde die heeft ingestemd met het verzoek om bewind in hoger beroep terugkomen op dit verzoek?

Overweging

Nee. De rechthebbende is in hoger beroep gekomen van een beslissing van de kantonrechter waarmee hij heeft gekregen waarom hij heeft verzocht, namelijk onderbewindstelling. Uit het geheel aan feiten volgt dat de rechthebbende deze beslissing destijds, bij het indienen van het verzoek, ook heeft gewild. Het rechtsmiddel van hoger beroep is niet gegeven om aan een partij wier verzoek door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven de beschikking waarin dit verzoek is toegewezen ongedaan te maken omdat die partij bij nader inzien de voorkeur eraan geeft van het verzoek af te zien wegens de aan de inwilliging van het verzoek verbonden consequenties. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de rechthebbende de toewijzing van zijn verzoek tot onderbewindstelling met benoeming van een bewindvoerder niet ongedaan kan maken door in hoger beroep alsnog van dit verzoek af te zien.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Eisen aan de ondertekening van een verzoekschrift bij de Hoge Raad

Nr: 15007 Hoge Raad der Nederlanden, 09-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:940 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 81 RO, 426a lid 1 Rv

Rechtsvraag

Is het verzuim in cassatie ten aanzien van de ondertekening van het verzoekschrift tijdig hersteld?

Overweging

81 RO. Nee, het verzuim dat het verzoekschrift niet voldoet aan het vereiste van art. 426a lid 1 Rv dat het is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, is niet op tijd hersteld. Dit verzuim kan in cassatie worden hersteld doordat binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad van het oorspronkelijke verzoekschrift, een advocaat bij de Hoge Raad een door hem getekend exemplaar van datzelfde verzoekschrift ter griffie indient. Deze termijn is een uiterste termijn en als advocaten zijn afgegaan op een mededeling van de griffie is dat niet verschoonbaar.

Lees verder