personen-, familie- en erfrecht

VAKnieuws

GGZ: wijze van ondertekenen verzoek gewijzigde zorgmachtiging

Nr: 22092 Hoge Raad der Nederlanden, 21-10-2022 ECLI:NL:HR:2022:1515 Jurisprudentie Geschilbeslechting GGZ 8:11-8:13 Wvggz

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat voldaan is aan het vereiste van een ‘door de zorgverantwoordelijke gemotiveerde aanvraag’ als bedoeld in art. 8:12 lid 3 Wvggz nu het ondertekenen van de aanvraag door een ander strijdig is met de wet?

Overweging

Art. 8:12 lid 3 Wvggz houdt in dat een zorgverantwoordelijke die van oordeel is dat de tijdelijke verplichte zorg moet worden voortgezet na de in art. 8:12 lid 1 Wvggz bedoelde maximumperiode van drie dagen, tot die voortzetting uitsluitend kan beslissen indien de geneesheer-directeur een door de zorgverantwoordelijke gemotiveerde aanvraag tot wijziging van de lopende machtiging, voorzien van zijn advies daarover, bij de officier van justitie heeft ingediend.

In de procedure bij de rechtbank is namens betrokkene in twijfel getrokken of was voldaan aan het hiervoor genoemde vereiste van ‘een door de zorgverantwoordelijke gemotiveerde aanvraag’, nu de desbetreffende aanvraag ‘per order’ was ondertekend door een ander dan de zorgverantwoordelijke. Daarop heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gecontroleerd of de zorgverantwoordelijke zelf tot de aanvraag had beslist, en geoordeeld – in cassatie niet bestreden – dat dat het geval was. Daarmee kon de rechtbank oordelen dat voldaan was aan het vereiste van een door de zorgverantwoordelijke gemotiveerde aanvraag als bedoeld in art. 8:12 lid 3 Wvggz. De klacht faalt dus.

Lees verder
 

GGZ: motivering acuut levensgevaar bij wilsbekwaam verzet

Nr: 22091 Hoge Raad der Nederlanden, 14-10-2022 ECLI:NL:HR:2022:1466 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 2:1 Wvggz

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank het beroep op wilsbekwaam verzet ten onrechte afgewezen omdat de katatonie zelf onvoldoende is om voorbij te gaan aan wilsbekwaam verzet?

Overweging

Uit art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz volgt dat wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd indien de psychische stoornis alleen voor de betrokkene zelf een aanmerkelijke kans op schade veroorzaakt, tenzij acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt. Hiermee is beoogd – overeenkomstig internationale verplichtingen – tot uitdrukking te brengen dat evenveel waarde gehecht wordt aan de eigen mening en instemming van een wilsbekwame persoon met een psychische stoornis als aan die van een wilsbekwame persoon zonder psychische stoornis.

In het licht van het voorgaande is de door de rechtbank gegeven motivering voor de verwerping van het beroep op wilsbekwaam verzet ontoereikend. Uit die motivering blijkt niet ondubbelzinnig dat de rechtbank heeft beoordeeld of zonder gedwongen medicatie acuut levensgevaar voor betrokkene dreigt. Het onderdeel slaagt.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

GGZ: bevindingen geneesheer-directeur nodig bij afgeven zorgmachtiging

Nr: 22084 Hoge Raad der Nederlanden, 07-10-2022 ECLI:NL:HR:2022:1399 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 5:15 lid 2, 6:1 Wvggz

Rechtsvraag

Kan er een zorgmachtiging worden verleend als de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken?

Overweging

De geneesheer-directeur beoordeelt of het zorgplan voldoet aan de uitgangspunten van art. 2:1 Wvggz en draagt daarna zijn bevindingen over aan de officier van justitie (art. 5:15 Wvggz).

Art. 5:17 lid 3 Wvggz bepaalt dat de officier van justitie bij het verzoekschrift in elk geval de onder a-g genoemde stukken voegt, waaronder (onder e) de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15 Wvggz.  

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het voorbereiden van een zorgmachtiging nauw overleg vraagt tussen de officier van justitie en de geneesheer-directeur, omdat de geneesheer-directeur het zorginhoudelijke deel van de zorgmachtiging voorbereidt en de officier van justitie het verzoekschrift opstelt en indient. Gezamenlijk dragen zij er zorg voor dat de rechter beschikt over een volledig dossier, waarin alle relevante informatie, waaronder de zorginhoudelijke, is gebundeld ten behoeve van de rechterlijke toets. Uitgangspunt is daarbij dat de officier van justitie zorg draagt voor een zo volledig mogelijk verzoekschrift waarmee de rechter op basis van een zo breed mogelijk beeld van de betrokkene een beslissing kan nemen.

Gelet op het voorgaande volgt uit het wettelijk stelsel dat de rechter geen zorgmachtiging kan verlenen als de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken.

Lees verder
 

GGZ: niet tijdig genomen besluit over klacht

Nr: 22068 Hoge Raad der Nederlanden, 08-07-2022 ECLI:NL:HR:2022:1042 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 10:7 Wvggz

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank ten onrechte zowel de beslissing van 19 juli 2021 (over de klacht) als de beslissing van 13 augustus 2021 (over de schadevergoeding) vernietigd, gelet op de beroepstermijn van zes weken van art. 10:7 lid 2 Wvggz en het gegeven dat bij het instellen van het beroep de beslissing van 19 juli 2021 al in kracht van gewijsde gegaan?

Overweging

Als de klachtencommissie binnen de beslistermijn bedoeld in art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz alleen een schriftelijke en gemotiveerde beslissing heeft genomen over de klacht, en de beslissing over de toekenning van schadevergoeding heeft aangehouden, heeft de klachtencommissie niet tijdig een beslissing heeft genomen als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz. De betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene, en de zorgaanbieder kunnen in dat geval binnen zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen (...), een verzoekschrift als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz indienen bij de rechter. Het verzoekschrift kan ook worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop de klachtencommissie alsnog haar schriftelijke en gemotiveerde beslissing over de toekenning van schadevergoeding aan de verzoeker heeft meegedeeld. ln beide hiervoor bedoelde gevallen ligt zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling aan de rechter voor. 

Daaruit volgt dat de klacht faalt dat ten tijde van de indiening van het verzoekschrift van 22 september 2021 de beroepstermijn ten aanzien van de beslissing van de klachtencommissie van 19 juli 2021 al was verstreken en de rechtbank daarom geen inhoudelijke beslissing kon geven over de klachten van betrokkene. Pas met de beslissing van de klachtencommissie van 4 augustus 2021 was immers sprake van een beslissing als bedoeld in art. 10:7 Wvggz over zowel de klacht als het verzoek van betrokkene om schadevergoeding. Het verzoekschrift van 22 september 2021 is ingediend binnen zes weken nadat de beslissing van 4 augustus 2021 aan betrokkene is meegedeeld (zie hiervoor in 2.1 onder (iv)), en derhalve binnen de termijn bedoeld in art. 10:7 lid 2 Wvggz.

Lees verder
 

GGZ: beroep op wilsbekwaamheid

Nr: 22076 Rechtbank Gelderland, 24-06-2022 ECLI:NL:RBGEL:2022:5174 Jurisprudentie Geschilbeslechting GGZ 2:1 Wvggz

Rechtsvraag

Is betrokkene wilsbekwaam ten aanzien van zijn weigering van verplichte zorg?

Overweging

De rechtbank zal allereerst ingaan op het verweer van de advocaat van betrokkene met betrekking tot de wilsbekwaamheid van betrokkene. Artikel 2:1, lid 6, van de Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij:
a. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat zogeheten wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd, indien de psychische stoornis van de patiënt alleen een aanmerkelijke kans op schade voor de betrokkene zelf veroorzaakt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:123) overwogen dat het voorgaande betekent dat indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg en de situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz zich niet voordoen, de rechter dient te beoordelen of de betrokkene wilsbekwaam is.

Dit betekent dat de rechtbank pas toekomt aan een beoordeling van de wilsbekwaamheid als:

- er een voldoende toegelicht bezwaar is gemaakt tegen de voorgestelde verplichte zorg

èn

- er geen sprake is van een situatie als in bedoeld in artikel 2:1 lid 6 Wvggz.

In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een voldoende toegelicht bezwaar tegen de afzonderlijke vormen van verplichte zorg. Weliswaar is er bezwaar gemaakt tegen een aantal vormen van verplichte zorg, maar betrokkene heeft niet nader onderbouwd waarom deze vormen van zorg in haar specifieke geval niet nodig zouden zijn. Zo heeft betrokkene ten aanzien van de verplichte medicatie enkel naar voren gebracht dat zij deze zal gebruiken als de arts dat nodig vindt. De rechtbank kan dit niet kwalificeren als een voldoende toegelicht bezwaar. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de wilsbekwaamheid.

Lees verder
 

GGZ: horen bij verzoek om zorgmachtiging

Nr: 22059 Hoge Raad der Nederlanden, 17-06-2022 ECLI:NL:HR:2022:895 Jurisprudentie Geschilbeslechting GGZ 6:1 Wvggz

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank in strijd met de wettelijke hoorplicht een zorgmachtiging verleend?

Overweging

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden en heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen:

“1.2. (…)

Hoewel behoorlijk opgeroepen is betrokkene niet verschenen. De advocaat van betrokkene laat weten dat betrokkene op de hoogte is van de zitting en hem wel verwachtte. Tijdens de zitting heeft de rechtbank geprobeerd betrokkene telefonisch te bereiken, maar kreeg geen gehoor. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat betrokkene er bewust voor heeft gekozen om niet te verschijnen en gaat over tot de inhoudelijke behandeling.”

(...)

De rechtbank heeft (in rov. 1.2) uit de vaststaande omstandigheden dat betrokkene niet bij de mondelinge behandeling is verschenen – hoewel hij daarvoor behoorlijk was opgeroepen, hij volgens zijn advocaat op de hoogte was van die mondelinge behandeling en zijn advocaat hem daar verwachtte – en dat het de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling niet is gelukt betrokkene telefonisch te bereiken, afgeleid dat betrokkene bewust ervoor heeft gekozen om niet te verschijnen. Daaraan heeft de rechtbank kennelijk de gevolgtrekking verbonden dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen als bedoeld in art. 6:1 lid 1 Wvggz. Een en ander is onvoldoende gemotiveerd in het licht van de opmerking van de advocaat van betrokkene bij de mondelinge behandeling (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)) dat betrokkene en zijn advocaat hadden afgesproken – kort gezegd – dat betrokkene aanwezig zou zijn bij de mondelinge behandeling, dat hij normaal gesproken op tijd aanwezig is, en de advocaat daarna niet meer van betrokkene had gehoord.

Lees verder
 

GGZ: hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding Wvggz

Nr: 22058 Hoge Raad der Nederlanden, 17-06-2022 ECLI:NL:HR:2022:891 Jurisprudentie Geschilbeslechting GGZ 10:12 Wvggz

Rechtsvraag

Is de afwijzing van de verzochte schadevergoeding wegens overschrijding van de beslistermijn onjuist, althans onbegrijpelijk gemotiveerd, in het licht van art. 5 leden 4 en 5 EVRM en art. 10:12 lid 3 Wvggz?

Overweging

Op het verzoek van betrokkene tot schadevergoeding op de grond dat de rechtbank na terugwijzing niet ‘speedily’ als bedoeld in art. 5 lid 4 EVRM heeft beslist, is art. 10:12 lid 3 Wvggz van toepassing. Hoger beroep tegen een beslissing op de voet van deze bepaling wordt in de Wvggz niet uitgesloten. Nu de regels inzake de verzoekschriftprocedure uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op een procedure ingevolge de Wvggz aanvullend van toepassing zijn, stond op grond van art. 358 lid 1 Rv hoger beroep open tegen de beslissing van de rechtbank op het verzoek tot schadevergoeding. Ingevolge art. 78 lid 6 RO is betrokkene dan ook niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van dit verzoek tot schadevergoeding.

Lees verder
 

GGZ: onafgebroken zorgperiode en zorgmachtiging voor langer dan een jaar

Nr: 22053 Hoge Raad der Nederlanden, 03-06-2022 ECLI:NL:HR:2022:835 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 6:5 Wvggz

Rechtsvraag

Kan er een zorgmachtiging voor de duur van twee jaar worden verleend als voorafgaand daaraan tweemaal een korte onderbreking zit in de vijfjaarstermijn van onafgebroken zorg?

Overweging

De omstandigheid dat de Wvggz voorziet in zorg die tegen de wil van een persoon kan worden verleend, brengt mee dat art. 6:5, onder c, Wvggz strikt moet worden toegepast. Dit betekent dat een onderbreking in de voorafgaande periode van vijf jaar gedwongen zorg, hoe gering ook, ertoe leidt dat niet is voldaan aan de vijfjaarseis die art. 6:5, onder c, Wvggz stelt voor het verlenen van een zorgmachtiging voor twee jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in de periode van vijf jaar die voorafging aan haar beschikking, tweemaal gedurende enige tijd een geldige titel voor het verlenen van gedwongen zorg heeft ontbroken. Daaruit volgt dat betrokkene niet gedurende de afgelopen vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg heeft ontvangen en dat dus niet is voldaan aan de vijfjaarseis die art. 6:5, onder c, Wvggz stelt voor het verlenen van een zorgmachtiging voor twee jaar.

Lees verder
 

GGZ: beslissing geneesheer-directeur bij overplaatsing

Nr: 22049 Hoge Raad der Nederlanden, 13-05-2022 ECLI:NL:HR:2022:689 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 10:7 Wvggz, 8:16 Wvggz

Rechtsvraag

Vereist een wisseling van de zorgverantwoordelijke een uitdrukkelijke beslissing van de geneesheer-directeur op grond van art. 8:16 Wvggz?

Overweging

Ook indien de betrokkene uitsluitend klaagt over een overplaatsing naar een andere accommodatie van dezelfde zorgaanbieder, en op zichzelf geen bezwaar heeft tegen wisseling van de zorgverantwoordelijke, moet aan de vereisten van art. 8:16 Wvggz worden voldaan. Uit de omstandigheid dat een overplaatsing naar een andere accommodatie van dezelfde zorgaanbieder wisseling van de zorgverantwoordelijke zal meebrengen, volgt dat de geneesheer-directeur daartoe een beslissing als bedoeld in art. 8:16 Wvggz moet nemen en dat ook aan de overige in die bepaling gestelde voorwaarden moet zijn voldaan.

Lees verder
 

GGZ: klagen over verplichte zorg zonder machtiging is mogelijk

Nr: 22029 Hoge Raad der Nederlanden, 18-03-2022 ECLI:NL:HR:2022:394 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling GGZ 8:7 Wvggz, 10:3 Wvggz

Rechtsvraag

Kan op grond van de Wvggz geklaagd worden over toegepaste verplichte zorg als die zorg is toepast zonder dat er een machtiging geldig was?

Overweging

Uit het stelsel van de Wvggz volgt dat ook sprake is van handelen in strijd met art. 8:7 lid 2 Wvggz (verplichte zorg alleen op grond van een machtiging, red .) in het geval dat zonder titel verplichte zorg wordt verleend. In dat geval kan op de voet van art. 10:3 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie en kan op de voet van art. 10:11 lid 1 Wvggz tevens worden verzocht om schadevergoeding door de zorgaanbieder.  

Dat art. 8:7 Wvggz is opgenomen in hoofdstuk 8, dat de tenuitvoerlegging en uitvoering van de titel voor verplichte zorg regelt, doet er niet aan af dat de wetgever in deze bepaling tot uitdrukking heeft gebracht dat de zorgaanbieder ook tot taak heeft om ervoor te zorgen dat geen verplichte zorg wordt verleend waaraan geen titel ten grondslag ligt.

Lees verder
 

GGZ: wijziging zorgmachtiging en daarmee verbonden stukken

Nr: 22030 Hoge Raad der Nederlanden, 18-03-2022 ECLI:NL:HR:2022:390 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 5:7 Wvggz, 8:12 Wvggz

Rechtsvraag

Dient uit de beschikking tot wijziging van de zorgmachtiging te blijken welke wettelijke vereiste stukken (zoals bijvoorbeeld de verklaring van de onafhankelijke psychiater) daaraan ten grondslag hebben gelegen?

Overweging

Nu de stukken die ten grondslag lagen aan de bestaande zorgmachtiging niet bij het verzoek tot wijziging zijn gevoegd en de rechtbank ook geen melding maakt van die stukken, moet ervan worden uitgegaan dat deze niet zijn overgelegd. Ook ontbreekt een aanvullende medische verklaring van een psychiater die voldoet aan de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden. Als zodanig kan niet gelden de verklaring van de ter zitting aanwezige psychiater, omdat deze psychiater blijkens het proces-verbaal van behandeling is betrokken bij de verlening van zorg aan betrokkene en derhalve niet voldoet aan de voorwaarde van art. 5:7 onder d Wvggz. De onderdelen slagen dan ook.

Lees verder
 

GGZ: beperking zorgvorm tot enkel medicatie is mogelijk

Nr: 22018 Hoge Raad der Nederlanden, 18-02-2022 ECLI:NL:HR:2022:284 Jurisprudentie Rechtseenheid GGZ 3:2 Wvggz

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de vorm van verplichte zorg ‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie’ als geheel in de wet als een verplichte vorm van zorg is opgenomen en dat om die reden het toedienen van vocht en voeding niet kan worden geschrapt?

Overweging

Indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een machtiging op grond van de Wvggz een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen een vorm van verplichte zorg, genoemd in art. 3:2 lid 2 Wvggz, kan dit ertoe leiden dat de rechter de noodzakelijk geoordeelde zorg binnen een categorie van zorg zoals genoemd in deze bepaling, nader specificeert of beperkt, in het bijzonder indien het gaat om de ruim geformuleerde categorie genoemd onder a van deze bepaling.   Het oordeel van de rechtbank dat ‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie’ alleen als geheel kan worden toegewezen en dat het toedienen van vocht en voeding niet kan worden geschrapt, getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting. De klacht slaagt.  

Lees verder