personen-, familie- en erfrecht
VAKnieuws
Kinderalimentatie: werkelijke woonkosten bepalend in plaats van forfaitaire woonkostenRechtsvraagIs bij de berekening van de kinderalimentatie terecht uitgegaan van de forfaitaire woonkosten nu de werkelijke woonkosten aanmerkelijk lager zijn? OverwegingNee, nu er een aanmerkelijke discrepantie is tussen de werkelijke woonkosten en de forfaitaire woonkosten en dit ten koste gaat van de kinderen, acht het hof het hanteren van het forfaitair systeem in het onderhavige geval in strijd met de uitgangspunten van de wetgever waarin is gekozen voor behoefte en draagkracht op grond van de werkelijke gegevens (maatwerk). Zie in dit kader ECLI:NL:PHR:2014:1908: de A-G achtte het niet bij voorbaat in strijd met de wet als de alimentatierechter bij de vaststelling van kinderalimentatie forfaitaire woonlasten hanteert, ook niet voor zover die forfaitaire woonlasten de actuele werkelijke woonlasten van de onderhoudsplichtige overstijgen. Cursussen binnenkort: |
|
Partneralimentatie: levensstijl met interen op vermogen is ook behoeftescheppendRechtsvraagKan behoefte in het kader van partneralimentatie worden gecreëerd door het maken van schulden? OverwegingUit de stukken en het ter terechtzitting verhandelde is gebleken dat partijen een riante levensstijl kenden, hetgeen door de man in zijn beroepschrift wordt bevestigd. Zo woonden partijen in een groot huis, reden zij in een luxe BMW en gingen zij regelmatig naar het buitenland. Ook werd geregeld buitenshuis gegeten. Dat partijen zich deze levensstijl konden permitteren door in te teren op vermogen, doet daaraan niet af. Anders dan de man meent, is interen op vermogen ook behoeftescheppend. Zoals de vrouw terecht opmerkt, speelt de door de man gestelde voorzienbare teruggang in levensstijl in het kader van de behoefte geen rol, aangezien voor de behoefte wordt uitgegaan van de welstand van partijen tijdens het huwelijk en niet van de al dan niet voorzienbare situatie in de toekomst. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Herbeoordeling partneralimentatie met terugwerkende krachtRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het verzoek om wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht afgewezen? OverwegingNee. Naar het hof begrijpt heeft de vrouw aangevoerd dat wijziging van de onderhoudsbijdrage met terugwerkende kracht in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd, omdat de man tien jaar heeft gewacht met het indienen van zijn inleidend verzoek sinds hij in zijn brief van 21 juni 2004 stelde dat hij teveel alimentatie betaalde. Hoewel ook het hof van oordeel is dat de man geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij niet eerder een verzoek tot wijziging van de alimentatie heeft ingediend, staat daar tegenover dat ook de vrouw geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij haar inkomensgegevens eerst in het kader van de onderhavige procedure in eerste aanleg aan de man heeft doen toekomen.
Op grond van de redelijkheid en billijkheid, die ook de verhouding tussen ex-echtelieden beheerst, was de vrouw naar het oordeel van het hof gehouden de man eerder op de hoogte te stellen van haar financiële situatie. Zij wist, althans behoorde te weten, dat het feit dat zij in 2002 en 2003 hogere eigen inkomsten had, van invloed kon zijn op de hoogte van haar alimentatie. De vertraagde indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de vastgestelde alimentatie staat derhalve naar het oordeel van het hof evenmin aan een wijziging met terugwerkende kracht in de weg. Cursussen binnenkort: |
|
Grens aan beoordeling in volle omvang door alimentatierechterRechtsvraagHeeft het hof miskend dat de aard van een alimentatiegeschil een uitzondering rechtvaardigt op de in art. 424 Rv besloten liggende regel dat de verwijzingsrechter gebonden is aan de in cassatie niet of tevergeefs bestreden oordelen in de vernietigde uitspraak? OverwegingDe ratio voor de in de beschikking van de Hoge Raad van 4 december 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2801, NJ 1999/675) aanvaarde regel dat de alimentatierechter de zaak na vernietiging en verwijzing in volle omvang moet beoordelen met inachtneming van alle op dat moment bestaande omstandigheden, gaat echter niet op voor zover in cassatie niet of tevergeefs is opgekomen tegen het oordeel dat de alimentatiegerechtigde samenleeft of heeft samengeleefd met een ander als waren zij gehuwd, in de zin van art. 1:160 BW. Een beslissing over die vraag gaat immers vooraf aan de eventuele vaststelling van de alimentatie, en is zelf niet vatbaar voor wijziging op de voet van art. 1:401 BW. Cursussen binnenkort: |
|
81 RO, draagkracht partneralimentatie bij fluctuerende bedrijfswinstenRechtsvraagHeeft het hof juist besloten door bij de draagkrachtberekening van de man uit te gaan van een op basis van de jaarstukken over 2006 t/m 2014 berekende gemiddelde winst uit onderneming van ruim 50.000 euro per jaar? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: Het hof heeft, nu de man zelfstandig ondernemer is en als zodanig geen vast inkomen geniet, onderzocht welk inkomen hij zich in de naaste toekomst redelijkerwijze moet kunnen verwerven, voor de vaststelling waarvan het hof aansluiting heeft gezocht bij de gemiddelde bedrijfswinst over de afgelopen jaren. Bij de berekening van de gemiddelde winst uit onderneming heeft het hof rekening gehouden met de winsten zoals blijkend uit de in het geding gebrachte jaarstukken van de onderneming over de periode 2006 t/m 2013 en de begrote winst voor 2014 en met de door partijen naar aanleiding daarvan ingenomen stellingen. Het hof heeft in ogenschouw genomen dat over een reeks van jaren sprake is geweest van ‘grote fluctuaties’ in de winst uit onderneming, onder meer als gevolg van de volgende – door partijen aangedragen – omstandigheden: de belastingmaatregel uit 2011 waarbij het BTW-tarief tijdelijk werd verlaagd van 21% naar 6%, welke maatregel volgens de man een eenmalige impuls aan het (bedrijfs)resultaat heeft gegeven, de crisis in de bouw en de aankoop in 2010 van dakkapellen die naar de vrouw stelt in de daarop volgende jaren zijn verkocht. Op grond van het een en ander is het hof tot het oordeel gekomen dat de gemiddelde winst uit onderneming moet worden berekend over de periode 2006 tot en met 2014. Dit oordeel kan in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De in rov. 3.9.3 gebezigde motivering – waaronder tevens begrepen de overweging dat aldus eventuele correcties op de winst worden gecompenseerd en de verkoop van de dakkapellen mede in de winst is verwerkt – biedt naar mijn mening voldoende inzicht in de gedachtegang die aan de het oordeel van het hof ten grondslag ligt. Cursussen binnenkort: |
|
81 RO, bewijskracht schuldbekentenisRechtsvraagHeeft het hof miskend dat met het geven en nemen van een schuldbekentenis processuele abstractie optreedt, zodat voor de toewijsbaarheid van de vordering in beginsel niet ter zake doet welke verbintenis aan de vordering ten grondslag ligt? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO. A-G: Nee. De onderhandse akte doet dus vaststaan dat de inhoud van de verklaring jegens de ondertekenaar voor waar heeft te gelden. Indien, zoals hier, in de schuldbekentenis wordt verklaard dat de ene partij de andere partij een bepaalde geldsom is verschuldigd, is die verschuldigdheid voor dat bedrag datgene wat dwingend bewijs oplevert. Tegen het dwingend bewijs ingevolge het tweede lid van art. 157 Rv staat op grond van art. 151 lid 2 Rv tegenbewijs open. Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat het door de andere partij geleverde bewijs erdoor wordt ontzenuwd. De man heeft in feitelijke instanties geen beroep gedaan op de processuele abstractie, noch zijn vordering op de schuldbekentenis zelf gebaseerd. Ook dan zouden rechtbank en hof echter de juiste bewijslastverdeling hebben toegepast door de vrouw te belasten met het tegenbewijs en ook dan is het oordeel van het hof dat tegenbewijs is geleverd indien door het tegenbewijs het bewijs wordt ontzenuwd, juist. Cursussen binnenkort: |
|
Bewijslast bij verzoek om nihilstelling partneralimentatieRechtsvraagHeeft het hof terecht geoordeeld dat er gronden waren voor beëindiging van de onderhoudsplicht wegens samenwonen als gehuwd? OverwegingNee. Het hof heeft niet gewezen op onderbouwde stellingen van de man of specifieke observaties uit het onderzoeksrapport die meebrachten dat van de vrouw een nadere onderbouwing kon worden gevergd van haar betwisting dat zij en haar nieuwe partner elkaar wederzijds verzorgden. Indien het hof zijn oordeel heeft gebaseerd op het onderzoeksrapport als geheel, heeft het miskend dat ieder vereiste voor de toepassing van art. 1:160 BW door de man moest worden gesteld en zo nodig bewezen. Voor zover het hof zijn oordeel heeft gebaseerd op enkele observaties van het onderzoeksbureau dat de vrouw en haar nieuwe partner samen boodschappen deden, is dat ontoereikend als motivering, aangezien deze waarnemingen nog niet in tegenspraak zijn met de verklaring van de vrouw dat zij haar eigen boodschappen betaalde. Zou het hof hebben geoordeeld dat de man voorshands heeft voldaan aan zijn (stelplicht en) bewijslast ter zake van de eis van wederzijdse verzorging, dan had het de vrouw tot tegenbewijs moeten toelaten. Cursussen binnenkort: |
|
81 RO, mate van bewust afwijken wettelijke maatstaven partneralimentatieRechtsvraagZijn partijen in hun convenant bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven inzake partneralimentatie? OverwegingHR: verwerping beroep op grond van art. 81 RO. A-G: Nee. Het hof heeft onderkend dat de vrouw had aangevoerd dat de in het convenant overeengekomen partneralimentatie (om een fiscale reden) gedeeltelijk bestemd was ter delging van de kosten van de kinderen. Indien partijen gaan ‘schuiven’ met de verhouding tussen het bedrag voor de kinderalimentatie en het bedrag voor de partneralimentatie om − via de aftrekbaarheid van partneralimentatie bij de aangiften inkomstenbelasting van de man − de draagkracht van de man te vergroten, bestaat de mogelijkheid dat uit het bedrag dat door de man aan de vrouw wordt uitbetaald ter zake van partneralimentatie uitgaven voor de kinderen moeten worden voldaan, die ten koste gaan van de eigen behoefte van de vrouw aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Het argument van de vrouw dat sprake was van een ‘ package deal’ is door het hof onderkend en behandeld. Daarbij kwam het hof tot de conclusie dat de gestelde package deal niet zonder meer een aanwijzing oplevert dat partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven.
Het probleem is in wezen dat partijen, om voor hen moverende redenen, ‘er een klap op hebben gegeven’ om de onderhandelingen over een convenant tot een goed einde te brengen, zonder verdergaand uit te rekenen welk gedeelte van het door de man ter zake van partneralimentatie uit te betalen bedrag uiteindelijk aan de kinderen ten goede zou komen of aan het levensonderhoud van de vrouw zelf zou kunnen worden besteed. Het hof beschouwt dit niet als een bewust afwijken door partijen van de wettelijke maatstaven. De omstandigheid dat een andere beslissing van de feitenrechter wellicht mogelijk zou zijn geweest maakt nog niet dat de genomen beslissing logisch onbegrijpelijk is. De samenhang met de in dit middelonderdeel genoemde andere onderdelen van het convenant is onvoldoende om de beslissing te kwalificeren als onbegrijpelijk. Cursussen binnenkort: |
|
Partneralimentatie en verwijtbaar inkomensverlies door verkoop ondernemingRechtsvraagIs er sprake van een verwijtbaar inkomensverlies nu de man zijn aandeel in de onderneming heeft verkocht? OverwegingAnders dan bij een directeur-grootaandeelhouder, had de man niet de volledige zeggenschap over het beleid van de BV’s. Door hem moest rekening worden houden met de belangen van de andere aandeelhouder (artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek) alsmede met het vennootschappelijk belang waaronder het hof verstaat dat de continuïteit van de vennootschappen – en daarmee de werkgelegenheid – niet in gevaar zou komen. Voorts acht het hof aangetoond dat de man financieel niet in staat was om de aandelen van de andere aandeelhouder over te nemen. Ook heeft de man voldoende onderbouwd dat er geen andere partijen waren die met de man een samenwerking wilden aangaan (althans met de BV’s), zodat de man al dan niet gezamenlijk met hen de aandelen van de andere aandeelhouder kon overnemen. Cursussen binnenkort: |
|
Partneralimentatie, grievend gedrag en lotsverbondendheidRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht geoordeeld dat er geen sprake meer is van lotsverbondendheid wegens grievend gedrag van de vrouw? OverwegingJa. De ingrijpende en ongefundeerde beschuldigingen van de vrouw, het permanent diskwalificerende karakter van die beschuldigingen, de lange periode dat de vrouw deze beschuldigingen uit van inmiddels vier jaren, het continueren van haar gedrag, en het beschikbaar houden van diskwalificerende informatie op social media (facebook), brengt het hof tot het oordeel dat de vrouw de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid en betamelijkheid ver heeft overschreden, en wel in die mate dat die gedragingen in onderling samenhang bezien een einde hebben gemaakt aan de lotsverbondenheid van de man jegens de vrouw, die nu juist één van de voornaamste gronden is voor de alimentatieplicht. Op grond hiervan is het hof - evenals en met de rechtbank - van oordeel dat van de man in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij nog langer een bijdrage levert in de kosten van levensonderhoud van de vrouw omdat door het kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is. Cursussen binnenkort: |
|
Behoedzaamheid bij wijziging alimentatie met terugwerkende krachtRechtsvraagHeeft het hof heeft miskend dat het gehouden was te onderzoeken of een terugbetalingsverplichting inzake alimentatie ten laste van de vrouw in redelijkheid van haar kan worden gevergd? OverwegingJa. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad – zie onder meer HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001, NJ 2014/225 en HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232, NJ 2015/92 – gelden met betrekking tot de door de rechter te bepalen ingangsdatum van een (gewijzigde) onderhoudsverplichting een aantal regels. In de bestreden beschikking heeft het hof niet kenbaar deze regels toegepast. Evenmin heeft het hof kenbaar onderzocht of een terugbetalingsverplichting ten laste van de vrouw in redelijkheid kan worden aanvaard. Cursussen binnenkort: |
|
Invloed eigen inkomen kinderen op behoefte aan kinderalimentatieRechtsvraagHeeft het hof terecht geoordeeld dat het inkomen van de kinderen hun behoefte niet heeft verminderd? OverwegingJa. Het hof heeft vooropgesteld dat de man bij de behandeling ter zitting in hoger beroep, nadat de kinderen nader omtrent hun eventuele bijverdiensten hebben verklaard, heeft meegedeeld dat hij begrijpt dat zij daarmee thans niet in eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat het door de kinderen gestelde en niet betwiste inkomen hun behoefte niet noemenswaardig heeft verminderd in die zin dat het aandeel van de man daarin lager dan € 140,-- per maand per kind zou zijn. In het oordeel van het hof ligt besloten dat het, naast de door de kinderen ontvangen zorgtoeslag, ook de premie ter dekking waarvan ze die toeslag ontvangen, in aanmerking heeft genomen. Dit oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk. Cursussen binnenkort: |